In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van Diemen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Diemen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanmaning en een beschikking waarin de kosten van de aanmaning werden vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat volgens artikel 8:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen een aanmaning geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Eiser had eerder een last onder dwangsom opgelegd gekregen en was in gebreke gesteld voor het betalen van een verbeurde dwangsom van € 20.000,-. De rechtbank stelde vast dat verweerder de vorderingen had ingetrokken en dat partijen het erover eens waren dat bezwaar en beroep tegen de aanmaning uitgesloten waren. De rechtbank concludeerde dat er ook geen bezwaar of beroep kon worden ingesteld tegen de beschikking waarin de aanmaningskosten werden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.