In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) betreffende de inhouding van de Zorgverzekeringswet (Zvw) premie op het AOW-pensioen van eiser. Eiser, die een adres in Nederland en een postadres in Duitsland heeft, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb dat de inhouding van de Zvw-premie per april 2020 zou stoppen omdat hij in Duitsland zou wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn woonplaats naar Duitsland heeft verplaatst, op basis van verschillende feiten en omstandigheden, waaronder het feit dat eiser een woning in Duitsland bezit en daar geregistreerd staat.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn claim dat hij voornamelijk in Nederland verblijft en dat zijn sociale leven daar plaatsvindt, niet overtuigend geacht. De rechtbank oordeelde dat de Svb op basis van de beschikbare informatie, waaronder de verklaring van eiser tijdens een hoorzitting, kon concluderen dat het middelpunt van zijn maatschappelijke leven in Duitsland ligt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de wijziging van omstandigheden na april 2020, zoals de inschrijving van eiser in de BRP in Nederland, niet relevant is voor deze procedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de Svb om de Zvw-premie niet langer in te houden op het AOW-pensioen van eiser, standhoudt. Eiser heeft geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.