ECLI:NL:RBAMS:2023:106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
C/13/714808 / HA ZA 22-206
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de constructie en werking van een drijvende golfbreker in het project Waterwonen Amsterdam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee Verenigingen van Eigenaren (VVE's) en verschillende gedaagden, waaronder Benecke Waterwonen B.V. en Monteflore Projects B.V., over de constructie en werking van een drijvende golfbreker in het project Waterwonen Amsterdam. De VVE's, die de belangen van de eigenaren van woonschepen vertegenwoordigen, hebben schade geleden door gebreken aan de golfbreker en de steigerconstructie. De procedure begon met een dagvaarding op 1 maart 2022, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en een tussenvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de golfbreker niet voldoet aan de verwachtingen die de VVE's mochten hebben op basis van de koopovereenkomsten en de bijbehorende documentatie. De VVE's vorderen herstel of vervanging van de gebrekkige constructie, alsook schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten deskundigen te benoemen om de technische aspecten van de zaak te onderzoeken, waaronder de effectiviteit van de golfbreker en de constructieve veiligheid van de steiger. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft de gedaagden opgedragen om relevante stukken in het geding te brengen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/714808 / HA ZA 22-206
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
1. de vereniging
VVE [eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de vereniging
VVE [eiser 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. C. Hofmans te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BENECKE WATERWONEN B.V.,
gevestigd te Zaanstad,
gedaagde,
advocaat mr. H. Oomen te Haarlem,
2. de vennootschap onder firma
BUILDING ON WATER V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.P.M. de Laat te Utrecht,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MONTEFLORE PROJECTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R.P.M. de Laat te Utrecht,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MVO2 B.V.,
gevestigd te De Ronde Venen,
gedaagde,
advocaat mr. R.P.M. de Laat te Utrecht.
Eiseressen zullen hierna VVE fase 1 en VVE fase 2 worden genoemd, en gezamenlijk worden aangeduid als de VVE’s. Gedaagde sub 1 zal Benecke (of aannemer) worden genoemd. Gedaagde sub 2 wordt de Ontwikkelingscombinatie (of verkoper) genoemd, gedaagde sub 3 Monteflore en gedaagde sub 4 MVO2. Gedaagden sub 2 tot en met 4 zullen gezamenlijk Monteflore c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 maart 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord van Benecke, met producties,
  • de conclusie van antwoord van Monteflore c.s.,
  • het tussenvonnis van 15 juni 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 september 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Aan de [locatie] is in 2015 - 2017 het project ‘Waterwonen Amsterdam’ gerealiseerd. Het project voorzag in ligplaatsen voor varende woonschepen, buitendijks gelegen aan het Markermeer. Het project is ontwikkeld door de Ontwikkelingscombinatie die als verkoper optrad en destijds handelde onder de naam Ontwikkelingscombinatie [locatie] V.O.F. Monteflore en MVO2 waren vennoten van deze vennootschap onder firma, die blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de kamer van koophandel is opgeheven per 17 mei 2021.
2.2.
Het project voorzag in erfpachtrechten op waterkavels (ligplaatsen) bestemd voor varende woonschepen, die bereikbaar waren via drijvende steigers van betonnen elementen. Er is een hoofdsteiger gerealiseerd parallel aan de [locatie] , waaraan vingerpieren zijn gelegen. Daarnaast is er een eveneens drijvende golfbreker gerealiseerd aan de kant van het Markermeer.
2.3.
Het project bestond uit twee fasen. Fase 1 zag op de realisatie van 16 waterkavels (nummers 1 t/m 16) en fase 2 zag op de realisatie van 18 waterkavels (nummers 17 tot en met 34). Het in onderstaand plaatje blauw gemarkeerde deel valt binnen VVE fase 1, het geel gemarkeerde deel valt binnen VVE fase 2. Op het plaatje is aan de rechterzijde de dwarssteiger/golfbreker te zien.
2.4.
Voor beide fasen is een brochure met verkoopinformatie opgemaakt. Daarin is het volgende opgenomen, voor zover van belang:
“(…) De ten behoeve van de marketing van het plan uitgegeven flyer en/of (teksten op de) website zullen geen onderdeel uitmaken van de koop- en/of aannemingsovereenkomst. Deze flyer en de website zijn puur informatief, aan de inhoud hiervan kunnen geen rechten worden ontleend.
(…)
Golfbreker
Aan de Noordoostzijde van de locatie, de “open zijde”, beschermt een drijvende golfbreker de locatie. Deze zorgt voor een relatief rustige ligging van de schepen. (…).”
2.5.
Met de kopers van de waterkavels zijn door de Ontwikkelingscombinatie als verkoper, koopovereenkomsten gesloten voor kort gezegd erfpachtrechten op waterkavels bestemd voor de aanleg van een zelfstandig varend woonschip en gemeenschappelijke voorzieningen, zoals de steigers. In de koopovereenkomsten met de kopers is in de overwegingen vermeld dat er een samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen de verkoper en de ondernemer (aannemer) en dat er afzonderlijke verkoop- en aannemingsovereenkomsten worden gesloten. Verder is in de koopovereenkomsten de volgende bepaling opgenomen:
Onverbrekelijkheid overeenkomsten
Artikel 9
1. Deze koopovereenkomst vormt een onverbrekelijk geheel met de aannemingsovereenkomst. Koper heeft het recht om bij ontbinding van de aannemingsovereenkomst tevens de ontbinding van de onderhavige overeenkomst in te roepen.
2. Deze overeenkomst vormt geen onverbrekelijk geheel met de aannemingsovereenkomst vanaf het moment waarop verkoper aan koper het verkochte heeft geleverd.”
2.6.
Daarnaast hebben kopers een aannemingsovereenkomst gesloten met Benecke, een aannemer, ter realisatie van het project Waterwonen Amsterdam, waaronder het aanleggen van steigers, vingerpieren en een toegangsbouwwerk (entreegebouw). De aannemingsovereenkomst (waarin Benecke de Ondernemer is en de kopers als Verkrijger zijn aangeduid) luidt, voor zover van belang:
“in overweging nemende:
(…)
-
dat de Verkoper en de Ondernemer een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot de realisatie van het onderhavige project, genaamdWaterwonen Amsterdam(…):
de verkoop van de waterpercelen, bestemd voor de aanleg van een zelfstandig varend woonschip geschiedt door de Verkoper, middels afzonderlijke koopovereenkomsten; en het ontwerp/de aanneming/bouw van ondermeer de aanlegsteigers, een entreegebouw met fietsenstalling, golfbreker en vingerpieren in het projectWaterwonen Amsterdam(…) geschiedt door de Ondernemer middels afzonderlijke aannemingsovereenkomsten.(de verwijzing naar de golfbreker ontbreekt in de aannemingsovereenkomst die ziet op fase 2, rechtbank)
(…)
Koppeling met koopovereenkomst
Artikel 11
De aannemingsovereenkomst vormt tezamen met de tussen de Verkrijger en de Verkoper gesloten koopovereenkomst een onverbrekelijk geheel. (…)
Dit artikel leidt niet tot enige aansprakelijkheid van de Verkoper jegens de Verkrijger op grond van de onderhavige overeenkomst en de daarin opgenomen, door de Ondernemer jegens de Verkrijger te verrichten prestatie(s).
(…)”
2.7.
Op de aannemingsovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor appartementsrechten (…) van 1 april 2014 (algemene voorwaarden) van toepassing, alsmede de Algemene toelichting daarop en de Garantiebepalingen Benecke Waterwonen B.V. versie 25 september 2014 (garantiebepalingen). Artikel 14 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de aannemer eventuele tekortkomingen binnen drie maanden na oplevering moet herstellen en artikel 15 bevat een garantieregeling. Artikel 2.2 van de garantiebepalingen bepaalt dat er een garantietermijn van tien jaar is voor ‘ernstige gebreken’. Volgens het artikel is een ernstig gebrek slechts als ernstig aan te merken ‘indien het de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, het zij het bouwwerk geen gebouw zijnde en de bijbehorende werken.’ Artikel 3.1 sub h bepaalt dat van garantie uitgesloten zijn gebreken of schade ontstaan doordat gemeenschappelijke gedeelten niet overeenkomstig de bestemming zijn gebruikt.
2.8.
Op 2 december 2014 en op 12 mei 2015 heeft een splitsing in appartementsrechten plaatsgevonden, waarbij de VVE’s zijn opgericht. De omschrijving van de appartementsrechten van de VVE fase 1 luidt, voor zover van belang:
“(…) het appartementsrecht (….), uitmakende het éénzestiende (1/16e) onverdeeld aandeel in de gemeenschap (…), omvattende (…) waterkavels (ligplaatsen), elk bestemd voor een zelfstandig varend woonschip, steigers, aanmeerpalen, entreegebouw met fietsenstalling en golfbreker (…)”
De omschrijving van de appartementsrechten van de VVE fase 2 is gelijkluidend, met dien verstande dat in de laatste regel de golfbreker niet wordt genoemd en dat het gaat om een onverdeeld aandeel van één/achttiende in de gemeenschap. In het in de splitsingsakte opgenomen splitsingsreglement van de VVE’s is in artikel 1 onder f en in artikel 17 als “gebouw” gedefinieerd, de bouwwerken die in de splitsing zijn betrokken. In beide definities vallen onder de bouwwerken de (vinger)steigers, fietsenstalling en aanmeerpalen. De golfbreker valt niet onder de omschrijving van “gebouw|” van VVE fase 2. In artikel 9 aanhef en onder m van het splitsingsreglement van VVE fase 2 is een bijdrageverplichting opgenomen voor de gemeenschappelijke voorzieningen van VVE fase 1 die mede dienen voor VVE fase 2, waaronder de golfbreker.
Verder bepaalt artikel 53 lid 5 van het splitsingsreglement van beide VVE’s dat het bestuur de machtiging van de vergadering behoeft voor het instellen van rechtsvorderingen.
2.9.
Na de bouw van de drijvende steigers en golfbreker is daaraan schade ontstaan.
2.10.
Op 27 mei 2016 heeft de projectleider van Benecke aan het bestuur van VVE fase 2 geschreven voor zover van belang:
“(…)
Herstel golfbreker:
In week 22 (volgende week) wordt de golfbreker hersteld. Er worden twee stalen buizen bij geplaatst en de afmeerbeugels worden zwaarder uitgevoerd.
Herstel hoofdsteiger:
(…) Door het afwijkende gedrag in de golfslag blijkt dat de verbinding bezwijkt, dit betreft overigens alleen (nog) in het gebied van Fase 1. (…)
Voor de gehele steiger zal de constructeur een nieuwe beschouwing maken rekening houdend met de afwijkende golfslag. Er zullen dan ook tussen alle hoofdsteigerelementen nieuwe verbindingen gemaakt worden. Zodra de nieuwe verbindingen goedgekeurd zijn door de constructeur zal tot fabricage en montage worden overgegaan.(…)”
2.11.
In een brief van Benecke aan de Bewoners van de waterkavels [locatie] van 18 oktober 2016 is opgenomen, voor zover van belang:
“(…) Uiteraard gaan er op zo’n project ook zaken minder goed. Zo is o.a. de golfbreker losgebroken en zijn ook de verbinding van de hoofdsteigers te licht gebleken.
De golfbreker is inmiddels hersteld en voor de hoofdsteigers is de oplossing nu definitief gemaakt en ingepland.
(…)
De belangrijkste zaken zijn inmiddels hersteld en de rapportage incl. constructieberekeningen van de gewijzigde verbindingen van de hoofdsteiger zijn inmiddels in het bezit van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en Bouwinspectie van Stadsdeel Oost. (…)”
2.12.
Op 26 februari 2018 is namens de VVE’s een e-mail en aangetekende brief gestuurd aan Benecke naar aanleiding van schade ontstaan aan de golfbreker. Deze e-mail, die ook is doorgestuurd naar Monteflore c.s. luidde voor zover van belang:
“(…) Zoals vannacht aan jullie gemeld is erschade ontstaan aan de golfbreker(…). Van de golfbreker is een deel dat het meest van de kade afligt, losgeraakt van een van de palen. Dat wil zeggen, de paalbeugel is door midden gebroken als gevolg van vermoedelijk voortdurende golfslag.
Eerdere reparaties aan de golfbreker, het plaatsten van zwaardere beugels en extra palen in de garantieperiode hebben geen effect gehad. De golfbreker doet niet wat hij moet doen en gaat kapot. (…)
Wij willen u als VVE houden aan de garantie dat de golfbreker voldoende doet waarvoor deze is aangelegd en dat er anders een andere oplossing komt. Stenen of een damwand lijken ons de enige altijd werkende optie, al is het maar tot aan de hoogte van de golfbreker. Via deze e-mail willen wij u aansprakelijk stellen voor deze schade en in gebreke stellen.
(..)
Dan zijn er nog een aantal andere zaken die niet functioneren en kapot gaan.
Warmtelint stuk en niet vervangen
(…)
Kabelgoten opnieuw stuk, weg, en weggeschoven, kabels beschadigd
(…)
Rvs loopplaten stuk en los
Ook als gevolg van de golfslag ontstaat ereen probleem met de rvs platen die de overgang vormen naar de vingerpieren(…)
(…)”
2.13.
In reactie op een bericht van 26 juni 2019 van het bestuur van de VVE’s, heeft Benecke op 4 juli 2019 aan de VVE’s geschreven dat de meerpalen waaraan de drijvende steigers en de golfbreker bevestigd zijn, uitdrukkelijk en alleen zijn bedoeld voor het bevestigen en op zijn plaats houden van de drijvende stijger en niet mogen worden gebruikt voor het afmeren van woonschepen, en dat de garantie vervalt als dit wel gebeurt.
2.14.
In reactie op dit bericht heeft de raadsman van de VVE’s van DAS Rechtsbijstand Benecke op 14 oktober 2019 geschreven het oneens te zijn met de inhoud van de brief van Benecke van 4 juli 2019, Benecke in gebreke gesteld en gesommeerd tot herstel, en tevens aansprakelijk gesteld voor de schade. De brief luidt, voor zover van belang:
“(…)De kern van het huidige geschil, waardoor schade ontstaat, ligt in de ondeugdelijke gerealiseerde en niet goed functionerende golfbreker. De golfbreker voldoet niet aan het doel waarvoor deze bestemd is, nl dat de golven breken. Door het niet of onvoldoende functioneren van de golfbreker kan schade ontstaan aan de schepen. U heeft weliswaar een rij palen geslagen voor extra demping, maar cliënten betwijfelen of dit voldoende zal zijn, zeker voor wat betreft het schip de [naam schip] , schade te voorkomen. Zulks geldt des te meer als dit schip niet mede aan de buitenste palen zou mogen worden afgemeerd. (…)
De [naam schip] loopt gevaar door het continue beuken op haar twee afmeerpalen als gevolg van de golfslag bij krachtige wind. (..)”
2.15.
Van de golfbreker en steigerconstructie, de problemen, (nood)maatregelen en schade’s zijn door de jaren heen foto’s gemaakt. Op deze foto’s is te zien dat het schip de [naam schip] op 21 maart 2018 schade had, die volgens de omschrijving bij de foto is veroorzaakt door het losbreken van ‘1e ponton golfbreker in februari’. Verder is op de foto’s te zien dat de [naam schip] (in ieder geval) op 9 februari 2020 was aangemeerd aan een afmeerpaal van de golfbreker. Op een foto van 22 april 2020 is een landlijn te zien die is aangemeerd aan een afmeerpaal van de golfbreker.
2.16.
Op 28 april 2020 heeft DEKRA Experts (DEKRA) opdracht gekregen om onderzoek te doen naar de door de VVE’s ervaren problemen. DEKRA heeft daarbij op onderdelen advies gevraagd aan ingenieursbureau Boorsma (Boorsma). Op 6 mei 2021 heeft DEKRA onderstaand rapport uitgebracht. In het rapport zijn de VVE’s aangeduid als partij 1, Benecke als partij 2 en de Ontwikkelingsscombinatie/VOF als partij 3.
“(…)
Informatie voor beantwoording vragen
(…)
In het bestemmingsplan en het aanvullende raadsbesluit over het bestemmingsplan wordt goedkeuring gegeven aan een woonschepenhaven voor 40 zelfvarende woonschepen, die afgeschermd worden met een golfbreker. De navolgende in ons bezit zijnde documenten van partij 3 geven een nadere invulling aan het voornoemde goedkeuring:
- de Technische omschrijving Waterkavels [locatie] fase 2, d.d. 10 maart 2015;
- het document ‘Buitendijkswonen IJburg [locatie] ” (boekje met studie naar drijvende steiger en aanvulling op de omgevingsvergunning), d.d. 6 november 2014;
- de aanvraag omgevingsvergunning “Waterkavels [locatie] ”, d.d. 6 november 2014 van Hund Falk Architecten.
De documenten maken onderdeel uit van de beschikking van het algemeen bestuur van de
bestuurscommissie Oost van de gemeente Amsterdam.
In voornoemde stukken met bijbehorende tekeningen van partij 3 wordt beschreven dat in het vigerende bestemmings- en uitwerkingsplan voor de waterkavels en ligplaatsen voor varende woonschepen onder andere de volgende bepalingen zijn opgenomen:
- De gronden zijn onder meer aangewezen voor varende woonschepen;
- Ten behoeve van de woonschepenlocatie mag één golfbreker worden gerealiseerd;
- Voor woonschepen gelden een minimum- en maximumlengte van 15 meter, respectievelijk 45 meter en een maximum hoogte boven de waterlijn van 4 meter exclusief de stuurhut en 5,5 meter inclusief de stuurhut.
Voorts wordt in de documenten onder meer de volgende informatie vermeld:
- De locatie is “buitendijks gelegen” en ‘de invloed van het open water is voelbaar”;
- “Het plan concept is een lange, drijvende steiger evenwijdig aan en op 15 meter van de [locatie] met haaks daarop de kavels voor de zelfstandig varende woonschepen”;
- “ Er moet rekening worden gehouden met een maximale peilfluctuatie van + 1 meter en -1 meter”;
- “De golfbreker, die er voor moet zorgen dat de golven van het Markermeer gedempt worden, wordt los gehouden van de kade en maakt onderdeel uit van het steigerplan” en moet zorgen “voor een relatief rustig woonwater”.
Uit de schetsen/tekeningen in de documenten blijkt eveneens, dat de drijvende steiger bestaat uit 17
secties met haaks daarop 34 kavels voor varende woonschepen. De 17 secties zijn om en om verankerd aan steigerpalen. Voorts blijkt uit de documenten, dat aan de Markermeer- c.q. noordzijde en haaks op de steiger de uit drie secties bestaande golfbreker is gelegen, waarvan de buitenste secties zijn verankerd aan elke twee steigerpalen.
(…)
Tijdens onze bezoeken op 25 mei 2020 en 29 januari 2021 deelde voornoemde contactpersonen van
partij 1 ons het volgende kort samengevat mee:
- Het bouwbestek, de ontwerptekeningen, werktekeningen en berekeningen van partij 2 en/of de architect van de drijvende steiger en golfbreker zijn, ondanks herhaaldelijk verzoek van partij 1 aan partij 2, niet door partij 2 verstrekt;
(…)
- Vanaf de oplevering tot februari 2020 heeft partij 2 herstel- en provisorische werkzaamheden en aanpassingen aan de steiger en de dwarssteiger/’golfbreker’ uitgevoerd;
- De provisorische/aanpassingswerkzaamheden bij de dwarssteiger/’golfbreker’ hebben bestaan uit
a) het plaatsen van twee extra verankeringspalen bij de ‘golfbreker’,
b) het vastlassen van de steeds loskomende en soms afbrekende bouten van verankeringsramen (het verankeringsraam verbindt een sectie van de steiger/golfbreker met de verankeringspaal),
c) het aanpassen van de overgang tussen de secties van de steiger,
d) het star verbinden van de traanplaat overgang tussen de vingersteigers met de hoofdsteiger,
e) het medio 2017 op waterniveau plaatsen van een houten palenrij vlak voor de golfbreker, f) geluidshinder veroorzakende aanpassingen ter plaatse van de overgang tussen de secties van de steiger en
g) het tot driemaal doen van aanpassingen (aluminium bakken, kunststofbakken en met tyraps vastgemaakte rubberen flappen) aan de overgangen tussen de steigerelementen van de hoofdsteiger ter bescherming van de kabels en leidingen (stroom, riool, cai ed.). Voornoemde aanpassingen met als laatste de rubberen flappen voldeden/voldoen volgens partij 1 geen van alle, waardoor de kabels en leidingen thans onvoldoende beschermd zijn;
- Na februari 2020 heeft partij 2 geen reparatie- of aanpassingswerkzaamheden meer uitgevoerd.
(…)
Inspectie 25 mei 2020
Tijdens de op 25 mei 2020 gehouden inspectie hebben wij de door partij 1 hiervoor genoemde gebreken en provisorische/aanpassingswerkzaamheden geconstateerd. In aanvulling daarop noemen wij:
- loszittende of gebroken boutverbindingen van verankeringsramen;
- losliggende metalen overgangsplaten tussen de steigerconstructie en de vingersteigers. Deze zijn op aanvraag van partij 1 door partij 2 losgedraaid omdat de oorspronkelijke vaste verbinding als gevolg van torsie beschadigd raakte. Overigens leiden de losliggende platen ook tot struikelgevaar en is het losdraaien geen deugdelijke oplossing;
- defecte/vastzittende inspectieluiken voor de walaansluiting van het woonschip. Zo zijn de
luikslotjes met zand verstopt, breken de sleutels af en worden enkele luiken met behulp van een trottoirtegels op de plaats gehouden;
- betonbeschadigingen aan drijvende secties;
- verbogen hoekprofielen waartussen de vingerpieren zijn bevestigd;
- het ontstaan van speling op de geleidenblokken van de vingersteigers langs de meerpalen;
- De door partij 2 gerealiseerde aanpassing in het ontwerp van de scharnierverbinding tussen de steigersecties leidt tot schade aan de internet- en stroomkabels en geeft een risico op schade aan de waterleiding en de riolering. De aanpassing is door partij 2 gedaan omdat de oorspronkelijke scharnierverbinding onvoldoende functioneerde c.q. torsiebestendig was. Echter, de thans gerealiseerde oplossing van dwarsverbindingen met kabels leidt dus tot schade aan de kabels;
- De door partij 1 gerealiseerde noodvoorzieningen bestonden uit het koppelen van de secties van de ‘golfbreker’ met de verankeringspalen met behulp van banden, noodzakelijk in verband met het bezwijken van de verankeringsramen/boutverbindingen.
Inspectie 29 januari 2021
Tijdens het op 29 januari 2021 gehouden overleg hebben wij tevens wederom een inspectie uitgevoerd, waarbij wij diverse verslechteringen van eerder geconstateerde gebreken hebben waargenomen.
Stormschade weekend 6 en 7 februari 2021
Deze geïmproviseerde noodvoorzieningen is echter tijdens de stormachtige noordoosten wind in het
weekend van 6 en 7 februari 2021 bezweken, waarbij een van de drie pontons van de ‘golfbreker’ is
losgekomen en weggedreven. Hierdoor ontstond een gevaarlijke situatie op voor de aanwezige
woonschepen en overig vaarwegverkeer. Partij 1 heeft de losgeslagen ponton met een vaartuig veilig
gesteld. Met een brief van 18 februari 2021 heeft de gemeente Amsterdam de VVE’s aangeschreven om op straffe van een dwangsom de losgeslagen ponton terug te plaatsen op de oorspronkelijke plaats en de drie pontons van de golfbreker zodanig te verankeren dat deze ook bij een zware storm niet kunnen losraken.
(…)
Beantwoording vragen
Vraag 1
Welke uitgangspunten dienen gehanteerd te worden bij het ontwerp van een golfbreker/ steigerconstructie op de locatie woonbotenhaven van cliënte?
Antwoord:
Ten eerste merken wij op dat geen sprake is van een woonbotenhaven, maar van een haven voor
woonschepen. Het verschil is dat woonboten of woonarken gelegen zijn in binnenwater en het
bestemmingsplan spreekt nadrukkelijk over woonschepen, die buitendijks zijn gelegen in openwater. Ten tweede merken wij op dat de ligging van de golfbreker/steigerconstructie van woonbotenhaven aan het openwater van het Markermeer een zeer verraderlijke plek is, waar absoluut geen sprake is van standaard omstandigheden.
De uitgangspunten die bij het ontwerp van een steigerconstructie met een golfbreker op de locatie van de woonschepenhaven gehanteerd dienen te worden zijn:
- Het realiseren van een drijvende steiger met een golfbreker voor “varende woonschepen” in een woonhaven grenzend aan het openwater van het Markermeer. De golfbreker moet er voor zorgen “dat de golven van het Markermeer gedempt worden” en een “relatief rustig woonwater”.
Voornoemde wordt beschreven in het eerder genoemde ontwerpplan van partij 3. Echter, wordt niet
duidelijk gemaakt wat onder “relatief rustig woonwater” en “varende woonschepen” moet worden
verstaan. Er bestaan geen specifieke normen, richtlijnen aangaande eisen met betrekking tot “varende woonschepen” en definities over wat “relatief rustig woonwater” inhoudt.
Op basis van de in het ontwerpplan opgenomen voorwaarden en de geconstateerde woonschepen
concluderen wij dat de woonhaven bij “relatief rustig water” wooncomfort moet bieden voor tot woning omgebouwde binnenvaartschepen met een maximum lengte van 45 meter. Ofwel een niet-zeewaardig vaartuig dat in de oorspronkelijke bestemming goederen en/of personen vervoert over de binnenwateren. Wooncomfort bij “relatief rustig water” is weliswaar benoemd in de omgevingsvergunning, maar is niet in normen of richtlijnen gedefinieerd, maar houdt in een dynamisch (licht wiebelend) effect bij langsvarende schepen. Nu is “relatief rustig vaarwater” ook afhankelijk van de windkracht, maar als deze omschrijving wordt vermeld in een omgevingsvergunning in Nederland, dan zou “relatief rustig vaarwater” tot in ieder
geval een windkracht van 4-6 Beaufort realiteit moeten zijn.
- Een steigerconstructie met golfbreker’ in een buitendijks en noordoost gesitueerd en aan het openwater van het Markermeer gesitueerde woonschepenhaven, moet dus constructief bestand zijn tegen:
o De klimatologische en nautische omstandigheden en de krachten die door de
bewegingen van de woonschepen door golfslag en wind op de steiger/ golfbrekerconstructie worden uitgeoefend;
o De maximale golfslag van het Markermeer. Door de geringe diepte van circa 4 meter van het Marker- en IJsselmeer zijn de golven niet hoog, maar wel kort. Die korte golf kan bovendien worden versterkt door de tegenstroom, die door de wind kan ontstaan. De golfslag in het Markermeer ontwikkelt zich snel en groeit bij een krachtige wind van 40 cm tot gemiddeld 60 cm hoogte en bij storm tot circa 150 cm. Al na een uur kunnen de golven volgroeid zijn en bij onweer kan dat sneller geschieden. Ofwel, door storm veranderen de omstandigheden snel: de golven worden hoger en de waterstand (oppervlakte water) stijgt en daalt voortdurend. Rijkswaterstaat beoordeelt het Marker- en IJsselmeer vanaf windkracht 5 dan ook als een verraderlijk vaargebied;
o De klimatologische omstandigheden in relatie tot de noordoost positie van de
woonhaven. Zoals eerder vermeld is de haven gelegen aan openwater en zal bij storm of zware storm uit het westen/zuidwesten het water door zuiging uit de haven richting het Markermeer worden gestuwd, waardoor de waterstand in de haven en dus ook ter plaatse van de woonschepen sterk daalt. Volgens partij 1 zou een dergelijke daling meer dan een meter bedragen. Een dergelijke waterdaling leidt tot het ontstaan van forse krachten op de verankeringspalen door de woonschepen.
Vraag 2
Komen deze uitgangspunten overeen met hetgeen bepaald is in de omgevingsvergunning voor de
golfbreker/steigerconstructie?
Antwoord:
Het uitgangspunt in het bestemmingsplan IJburg is het realiseren van een woonschepenhaven voor 40 zelfvarende woonschepen die zijn afgeschermd met een golfbreker. Over de constructie en dat sprake moet zijn van een drijvende constructie wordt in het bestemmingsplan niets vermeld; dat is een keuze van partij 3. In de aanvraag omgevingsvergunning van 6 november 2014 van partij 3 worden uitgangspunten beschreven met betrekking tot de realisatie van een drijvende constructie, maar deze zijn zeer globaal gesteld en voldoen niet aan de door ons onder vraag 1 beschreven uitgangspunten. Voorts merken wij op dat partij 2 ook heeft nagelaten om de door ons onder vraag 1 beschreven uitgangspunten in de realisatie te betrekken.
Vraag 3
Zijn bij het ontwerp en de bouw van de golfbreker/steigerconstructie deze uitgangspunten toegepast?
Antwoord;
Zoals wij onder vraag 1 hebben beschreven zou “relatief rustig vaarwater” tot in ieder geval een
windkracht van 4-6 Beaufort realiteit moeten zijn. De praktijk in de afgelopen 4,5-5 jaar heeft geleerd dat vanaf een matige tot Vrij krachtige wind (vanaf windkracht 4 op de schaal van Beaufort) de woonschepen nabij de golfbreker’ in hevige mate bewegen en dat geen sprake is van “relatief rustig vaarwater”, doordat de golven vanuit het Markermeer in onvoldoende mate door de ‘golfbreker’ worden gebroken.
Voor wat betreft het uitgangspunt of de “golfbreker”/steigerconstructie in de woonbotenhaven constructief bestand is tegen de krachten, die gezien de ligging (buitendijks en noordoost gesitueerd aan het openwater van het Markermeer) bij de klimatologische en nautische omstandigheden op de
steiger/golfbreker worden uitgeoefend, concluderen wij dat dit uitgangspunt onvoldoende bij de bouw van de steiger is toegepast. Immers, eveneens is de afgelopen 4,5—5 jaar uit de praktijk gebleken dat de constructie van zowel de steiger als de ‘golfbreker’ niet bestand is tegen de klimatologische en nautische omstandigheden. Dat is gebleken uit het breken en losraken van boutverbindingen, verankeringsramen, verbindingen van vingersteigers, onderlinge verbindingen van pontons tot zelfs het losraken van een ponton van de golfbreker’ bij krachtige tot harde wind (windkracht 6 tot 7 op schaal van Beaufort). Door het losraken van een ponton van de ‘golfbreker’ is sprake van het bezwijken van de ‘golfbreker’, waarna de golven ongehinderd op de woonschepen beukten. Ook eerdere door partij 2 gerealiseerde aanpassingen hebben niet tot verbetering geleid.
Of de uitgangspunten ook in het ontwerp onvoldoende zijn toegepast kunnen wij door het ontbreken van de een technische omschrijving, het bouwbestek, e.d. niet goed beoordelen. In haar rapport van 22 oktober 2020 heeft Boorsma onder de samenvatting vermeld, dat de drijvende dwarssteiger (golfbreker) niet voldoet aan de eisen ten aanzien van de constructieve veiligheid.
Dat in de omgevingsvergunning is gekozen voor een drijvende steiger met “golfbreker” is principieel niet fout, omdat het realiseren van een drijvende steiger en golfbreker zelfs in zeehavens wordt toegepast. Wel hebben wij ernstige bedenkingen bij de gerealiseerde uitvoering van de ‘golfbreker’, waarbij drie afzonderlijk beweegbare pontons c.q. secties oorspronkelijk met twee verankeringspalen op de plaats werden gehouden. Bovendien is de lengte van de ‘golfbreker’ 6,9 meter korter dan de maximaal toelaatbare lengte van 45 meter van een woonschip (zie figuur 1). Dit betekent dat bij een woonschip van langer dan 57,1 meter de golven de ‘golfbreker’ passeren en door het schip worden gebroken.
Door die gekozen uitvoering ontstaan door golfslag forse torsiekrachten op de verankeringsramen en de onderlinge verbindingen van de pontons en de praktijk heeft bewezen dat de constructie niet tegen die optredende krachten bestand is. Ook het bijplaatsen van twee extra ankerpalen en het plaatsen van de houten palenwand in de bodem van de haven heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.
Los van het feit dat de golfbreker’ constructief niet bestand is tegen de optredende krachten, blijkt deze onvoldoende de golven te breken. Wij zijn dan ook van mening dat geen sprake is van een ‘golfbreker’, maar van een dwarssteiger die meebeweegt met de golven en nauwelijks golven breekt. De golven rollen meer onder de ‘golfbreker’ door en worden vervolgens gebroken door de eerste woonschepen, waardoor geen sprake is van “relatief rustig vaarwater” en zelfs schade ontstaat.
Een door partij 2 in oktober 2018 vlak voor de ‘golfbreker’ geplaatste houtenpalenwand in de bodem van het Markermeer heeft nauwelijks tot verbetering geleid en heeft bij een oostenwind, waarbij de het water sterk kan stijgen, helemaal geen effect. Bovendien lijkt de houtenpalenwand in strijd met een uitgangspunt in de omgevingsvergunning, dat er geen “voorzieningen verankerd mogen worden aan de ondergrond (kavelbodem)”.
Vraag 4
Zijn de golfbreker en steigerconstructie aangelegd conform de eisen van goed en deugdelijk werk?
Antwoord:
In de periode vanaf de oplevering tot heden is gebleken dat bij normale klimatologische en nautische
omstandigheden schade aan de steiger en de ‘golfbreker’ ontstaat en dat de ‘golfbreker’ bij windkracht 6-7 van Beaufort zelfs is bezweken. Ook aanpassingen aan de constructie en het plaatsen van een palenrij voor de golfbreker door partij 2, heeft tot heden niet geleid tot een stabiele en schadevrije situatie en het in voldoende mate breken van golven. Ofwel, de gerealiseerde constructie van de steiger en de “golfbreker” is onvoldoende sterk uitgevoerd en voldoet zeker niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk en voldoet dus ook niet aan de eisen van constructieve veiligheid. Voorts functioneert de ‘golfbreker’ onvoldoende, omdat de golven onvoldoende worden gebroken en geen “relatief rustig vaarwater” wordt gerealiseerd.
De gerealiseerde constructie lijkt erg op een constructie die normaliter wordt gerealiseerd bij woonarken in binnenwater, waarbij de woonark door de ankerpaal met verankeringsraam op de plaats wordt gehouden en waarbij sprake is van een geringe verplaatsing/beweging. Er is dus onvoldoende rekening gehouden met de klimatologische en nautische omstandigheden van het Markermeer.
Op basis van de thans bekende informatie concluderen wij dat in het ontwerp, als bij de technische
uitwerking van het ontwerp als bij de uitvoering fouten zijn gemaakt.
Vraag 5
Wat is de reden dat de golfbreker/steigerconstructie bij herhaling schade oploopt?
Antwoord:
Zoals gemotiveerd bij het antwoord op vraag 4 concluderen wij dat de “golfbreker” en de
steigerconstructie te licht” is uitgevoerd en dat in het ontwerp onvoldoende rekening is gehouden met de klimatologische en nautische omstandigheden van het Markermeer. Daardoor ontstaat bij herhaling schade, ook na realisatie van door partij 2 gerealiseerde aanpassingen.
Vraag 6
Wat is de reden dat de golfbreker de golven onvoldoende breekt om veilig en comfortabel te kunnen
wonen?
Antwoord:
Zoals gemotiveerd bij het antwoord op vraag 4 is uit de praktijk sinds de oplevering in 20215/2016
gebleken dat de “golfbreker” de golven onvoldoende breekt en dat bij een normale veel voorkomende
windkracht 4 (KNMI definitie: matig wind) geen “relatief rustig vaarwater” wordt gerealiseerd. De reden is dus kort samengevat gelegen in het gekozen ontwerp.
Vraag 7
Welke tijdelijke maatregelen moeten genomen worden om ergere schade te voorkomen?
Antwoord:
(…)
In opdracht van ons heeft Boorsma de huidige constructie beoordeeld en twee oplossingen ontworpen en berekend, waardoor de golfbrekersteiger voldoet aan de eisen ten aanzien van de constructieve
veiligheid en waarmee de steiger dus voldoende veilig zou zijn om de klimatologische omstandigheden in Nederland te doorstaan. De twee oplossingen zijn:
a. Constructief versterken van de “golfbreker” annex dwarssteiger (rapport Boorsma van 28 oktober 2020, bijlage 1):
o Het aanbrengen van twee nieuwe stalen buispalen (steiger- c.q. verankeringspalen) per steigerelement. De golfbreker bestaat uit drie elementen dus in totaal moeten zes nieuwe buispalen worden aangebracht;
o Het aanbrengen van twaalf wrijfgordingen naast de zes bestaande en de zes nieuwe buispalen van de drie steigerelementen van de golfbreker;
o Het aanbrengen van twaalf stootblokken op de steigerelementen van de golfbreker om de drukkrachten van de buispalen op de steigerelementen op te vangen.
Ter verduidelijking verwijzen wij u kortheidshalve naar figuur 4 op bladzijde 5 van het rapport van Boorsma.
Probleem van deze oplossing is dat de “golfbreker” nog steeds onvoldoende de golven breekt en dat bij windkracht 4 dus nog steeds geen “relatief rustig vaarwater” wordt gerealiseerd en onvoldoende
bescherming wordt geboden tegen de golfbelasting op de hoofdsteiger en de vingerpieren. Overigens
kan deze oplossing in constructief opzicht wel worden beschouwd als een definitieve oplossing, waarmee de ‘golfbreker’ constructief veilig is.
b. Het constructief versterken van de “golfbreker” en het plaatsen van een damwand voor de “golfbreker” (rapport Boorsma van 28 oktober 2020 en rapport Boorsma van 19 februari 2021, bijlage 1 en 2):
o De onder a. beschreven maatregelen;
o Het plaatsen van een damwandscherm met een lengte van circa 56 meter.
Daarbij heeft elke negende plank een lengte van 2,05 meter zodat daar water onderdoor kan stromen. Daardoor wordt zoveel mogelijk voorkomen dat er grote waterstandverschillen optreden door opstuwing van water over de lengte van het damwandscherm.
Het plaatsen van het damwandscherm zou eveneens als een definitieve oplossing kunnen worden
beschouwd. Echter, op dit moment is onduidelijk of de gemeente Amsterdam en eventuele andere
instanties met een dergelijke definitieve oplossing akkoord gaan c.q. daar vergunning voor verlenen.
Oplossing a voorziet dus in het constructief veilig maken van de ‘golfbreker’, maar niet in het voldoende breken van de golven. Met oplossing a is dus eigenlijk een constructief veilige dwarssteiger gerealiseerd, maar geen golfbreker. Oplossing b voorziet wel in het voldoende mate breken van de golven, maar niet in het constructief veilig maken van de dwarssteiger. De uit drie pontons bestaande dwarssteiger zijn namelijk constructief onvoldoende om bestand te zijn tegen de klimatologische omstandigheden. Weliswaar heeft partij 2 de middelste ponton, die oorspronkelijk niet verankerd was aan buispalen, na het ontstaan van schade met het aanbrengen van twee extra buispalen ook verankerd, maar de praktijk heeft uitgewezen dat die maatregel onvoldoende was. Een afdoende noodoplossing, die tevens als definitieve oplossing kan dienen, is derhalve het realiseren van zowel optie a en optie b.
Vraag 8
Welke duurzame oplossing dient gerealiseerd te worden om de huidige steiger constructief deugdelijk te maken (inclusief ontwerp ten behoeve van de vergunningsaanvraag)?
Antwoord:
Zoals onder vraag 7 is beschreven zal het realiseren van de onder a beschreven oplossingen leiden tot een constructief deugdelijke dwarssteiger (voorheen ‘golfbreker’ genoemd). Eenzelfde oplossing is naar onze mening ook noodzakelijk om de steigerconstructie, die parallel aan de kade is gelegen (verder te noemen langs-steiger) constructief deugdelijk en veilig te maken.
Dat houdt in dat de dwarssteiger wordt voorzien van zes extra buispalen en het aanbrengen van
zijgeleiders in de uitvoering van een wrijfgording met aanslagblok ten behoeve van de zes nieuwe en de zes bestaande buispalen. Voor de verdere detailuitwerking verwijzen wij naarbijlage 1. Voor de langs-steiger houdt dit in dat elke ponton aan de kadezijde moet worden verankerd aan mimimaal twee buispalen met zijgeleiders, die bestaan uit een stalen paalraam. Thans zijn acht pontons niet verankerd aan buispalen, waardoor teveel torsie/beweging tussen de pontons ontstaat en schade of het risico daarop ontstaat aan de pontons, de verbindingen van de vingersteigers en de in mantelbuizen gelegen door de pontons gevoerde infrastructuur (stroom, water, riool en CAI). Voor de langs-steiger betekent dit het aanbrengen van 16 extra buispalen met zijgeleiders in de uitvoering van paalramen en het vervangen van twee beschadigde paalramen van het eerste ponton vanaf de ‘golfbreker’. In totaal moeten dus 18 nieuwe paalramen gerealiseerd worden. Naast het aanbrengen van de 16 extra buispalen zullen bij de ‘oude’ buispalen de wrijfblokken van de zijgeleiders/paalramen opnieuw moeten worden afgesteld op voldoende speling, om het ‘hangen’ van een ponton aan een buispaal te voorkomen.
Voorts zullen de bevestigingen/schuifbeugels van de 17 vingerpieren aan de langs-steiger versterkt
moeten worden om verbuigen en afscheuren te voorkomen en zullen de op dit moment beschadigde
verbindingen van de vingerpieren moeten worden vervangen. De 16 gebrekkige en deels kapotte
kunststof kabelbakken, die ten behoeve van de infrastructuur tussen de pontons zijn aangebracht, zullen moeten worden vervangen door metalen kabelbakken. Daarbij merken wij op dat de CAI/Internet kabels voldoende speling moeten hebben om de bewegingen tussen de pontons op te vangen. Wij hebben niet kunnen beoordelen of dit thans wel of niet het geval is. Tenslotte zullen vaste en deels kapotte verbindingen van de traanplaatovergangen tussen de langs-steiger en de vingerpieren moeten worden vervangen door “beweging volgende” verbindingen. Het is inherent aan het ontwerp dat een vaste verbinding de bewegingen van de pontons en vingerpieren niet kunnen volgen en kapot gaan.
Vraag 9
Welke duurzame oplossing dient gerealiseerd te worden om een situatie te realiseren van “relatief rustig woonwater” (citaat uit aanvraag omgevingsvergunning) en waardoor de waterkavels aan de noordzijde worden beschermd?
Antwoord:
Zoals onder vraag 7 is beschreven leidt het ontwerp van een dwars op de langs-steiger gelegen drijvende ‘golfbreker’ niet tot “relatief rustig woonwater” en bij een windkracht vanaf 4 op schaal van Beaufort, ook geen bescherming voor de eerste woonschepen achter de ‘golfbreker’. Wij zijn van mening dat met het realiseren van een damwandscherm de golven afdoende worden gebroken en een voor woonschepen acceptabel wooncomfort zal worden bereikt.
Zoals onder 7b reeds beschreven worden met het plaatsen van een damwandscherm de uitgangspunten van het ontwerp van een drijvende steiger losgelaten en zal voor deze oplossing een
vergunningsaanvraag noodzakelijk zijn.
(…)
Om dat te voorkomen zal de dwarssteiger circa een meter in de richting van het Markermeer moeten
worden verplaatst en dat houdt in het trekken en opnieuw plaatsen van de al aanwezige buispalen.
Voorts moet in het kader van het verplaatsen ook de houten palenwand worden verwijderd, maar dat
moet naar onze mening sowieso moeten worden gedaan. Overigens vallen de extra te plaatsen zes
buispalen wel binnen de 1,5 meter van perceel 1, dat volgens voornoemde tekening is gereserveerd voor ankerpalen.
(…)
Vraag 10
Wat zijn de geraamde kosten om de duurzame oplossingen als vermeld onder vraag 8 en vraag 9 te
realiseren?
Antwoord:
Wij hebben de kosten voor het realiseren van de onder de vragen 8 en 9 beschreven oplossingen als
volgt globaal geraamd:
- Versterken/herstellen dwarssteiger EUR 63.000,00;
- Versterken/herstellen langs-steiger inclusief vingerpieren, kabelbakken e.d.EUR 180.000,00;
- Realiseren damwandscherm, circa EUR 142.000,00;
- Eventuele kosten voor het verplaatsen van de golfbreker EUR pm;
- Trekken en afvoeren houten palenwand, circa EUR 7.500,00;
- Totaal exclusief btw en pm EUR 392.500,00;
- Btw2l% EUR 82.425,00;
- Totaal inclusief btw en pm EUR 474.925.00.
Een globale specificatie van voornoemde bedragen hebben wij alsbijlage 4bijgevoegd.
Naast de kosten voor het realiseren van een duurzame oplossing heeft partij 1 sinds de oplevering ook kosten gemaakt aan het realiseren van noodvoorzieningen e.d. Partij 1 heeft ons een overzicht verstrekt van de tot heden door haar gemaakte kosten, totaal een bedrag vanEUR 9.319,53 inclusief btw. Wij hebben dit overzicht als bijlage 5 bijgevoegd.
Wij hebben de kostenopgave globaal gecontroleerd en beoordelen deze als redelijk. Partij 1 heeft de
kosten beperkt weten te houden door de werkzaamheden zelf uit te voeren en de materialen zo voordelig mogelijk in te kopen. Met betrekking tot de eventueel nog te maken kosten c.q. aanvullende schade kan een aanvullend rapport worden gemaakt.
(…)”
2.17.
Als bijlagen bij het rapport van DEKRA zijn twee rapporten van Boorsma gevoegd van 28 oktober 2020 met herstelmaatregelen voor de golfbreker en een rapport van 19 februari 2021, waarin een damwand als oplossingsmaatregel wordt gepresenteerd. Verder heeft Boorsma ook een inspectierapport van 5 oktober 2020 opgesteld, inhoudende voor zover van belang:

3.1. Kopsteiger / golfbreker
Geconstateerde schades/afwijkingen:
- de bevestigingen van de drijvende steiger aan de stalen buispalen zijn bezweken, de
ankers zijn bezweken op staalbreuk of uit het beton getrokken;
- als noodoplossing zijn de steigerdelen met banden vastgelegd aan de palen;
- paalbevestigingen klemmen, glijblokken ontbreken en conservering palen is er af;
- voor de steiger is een houten palenrij geplaatst als golfbreker;
- er is een grote ruimte tussen de steigerdelen, overgangsconstructie is uitgevoerd in
rubber.
(…)
3.2.
Vingersteigers
Geconstateerde schades/afwijkingen:
- Enkele vingersteigers liggen niet waterpas;
- Bevestiging hoeklijn aan hoofdsteiger t.b.v. traanplaat is verbogen;
- Traanplaten (overgang hoofdsteiger naar vingersteiger) zijn verbogen;
- Moeren van bevestiging zijn verwijderd om rotatie van de plaat mogelijk te maken.
(…)
3.3.
Koppeling steigerdelen
Geconstateerde schades/afwijkingen
- De koppeling tussen de steigerdelen is uitgevoerd met kabels (afwijking);
- Door drijver tussen de elementen is er minimale bewegingsvrijheid in langsrichting.
(…)
3.4.
Kabelgoten
Geconstateerde schades/afwijkingen:
- De omhulling van de kabels en leidingen t.p.v. de overgang van de steigerdelen is
uitgevoerd in rubber.
(…)”
2.18.
Op 11 februari 2021 heeft de raadsman van de VVE’s Benecke en de verkoper aansprakelijk gesteld. De brief aan de verkoper luidt voor zover van belang:
“(…) Hoe zeer ook cliënte al die tijd tracht eigenhandig de schade te beperken door provisorisch de steigeronderdelen op zijn plaats te houden, is dat haar niet gelukt vanwege de storm van afgelopen weekend. De buitenste ponton van de dwarssteiger (golfbreker) is weggedreven. De andere twee pontons liggen helemaal los. De eerste vingerpier (schepen 65 en 67) is geheel losgebroken. Het eerste steigerponton blijkt nu ook los te liggen. (…)”
2.19.
In de notulen van beide VVE’s, gehouden op 2 juni 2020, is het volgende opgenomen, voor zover van belang:

2.Ingekomen stukken en mededelingen

(…)
Verder wordt in vervolg op de opmerking die reeds is gemaakt in de agenda gemeld dat deze vergadering wordt gehouden omdat het bestuur het noodzakelijk acht dat een juridische procedure wordt gestart ten aanzien van de ontstane problemen. Een dergelijke procedure mag pas gestart worden als de eigenaars daarmee hebben ingestemd. (…)

3. Besluit over het verlenen van een mandaat aan het bestuur om een juridische procedure te starten.

In vervolg op de toelichting op de agenda wordt door de heer Simons herhaald dat de reden dat deze vergadering is georganiseerd het afbreken van de paalverbindingen van de golfbreker, evenals de schade aan de hoofsteiger en de vingerpieren is. Over de ontstane situatie is onderzoek gedaan door Dekra expertise. Aan de eigenaars wordt gevraagd of er onduidelijkheden zijn ten aanzien van het voorstel dat is gedaan. Deze zijn er niet waarna tot stemming wordt overgegaan.

Uit de stemming blijkt dat de eigenaars instemmen met het voorstel dat is gedaan wat betekent dat het bestuur het mandaat heeft om een kort geding te starten inzake de problemen met de golfbreker en de gehele steigerconstructie. Per vereniging is dit besluit als volgt tot stand gekomen:
VvE [eiser 1]
Voor: 12
Tegen: 0
Blanco: 0
VvE [eiser 2]
Voor: 12
Tegen: 3
Blanco: 0
(…)
Besluitenlijst
(…)
3.Besluit over het verlenen van een mandaat aan het bestuur om een juridische procedure te starten.
3.1
Er is goedkeuring gegeven aan het bestuur omtrent het mandaat.
Van VVE fase 1 waren 12 van de 16 stemmen vertegenwoordigd (75 procent). Van VVE fase 2 waren 15 van de 18 stemmen vertegenwoordigd (83,33 procent).

3.Het geschil

3.1.
De VVE's vorderen – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair:
Benecke en/of Monteflore c.s. hoofdelijk te veroordelen tot:
i) nakoming van de gesloten koopovereenkomsten en/of aannemingsovereenkomsten,
ii) in elk geval tot het herstel dan wel vervanging van de zaak/zaken zoals genoemd in het lichaam van de dagvaarding, op de wijze zoals in deskundigenrapporten van DEKRA en Boorsma is bepaald, of op een door de rechtbank te bepalen wijze, op de kortst mogelijke termijn maar uiterlijk binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag.
Subsidiair:
Benecke en/of Monteflore c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan de VVE’s te voldoen een bedrag van € 503.097,45, op de gronden zoals vermeld vanaf nummer 36 van de dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2019, of vanaf een andere datum, en met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 4.290,49,
II.
Benecke en/of Monteflore c.s. te veroordelen in de kosten van deze procedure en in de nakosten.
3.2.
De VVE’s leggen daaraan het volgende ten grondslag. Sinds 2015 hebben zich verschillende problemen voorgedaan. Daarbij is geprobeerd de problemen op te lossen, maar deze pogingen zijn niet afdoende gebleken. Het tijdsverloop kan als volgt worden samengevat:
-In 2015 zijn koppelingen tussen delen van de steigers zijn afgebroken, wat tot schade aan het beton van de steigers heeft geleid;
- In 2016 braken nieuw geplaatste koppelingen ook af. De palen waren in eerste instantie van enkel staal en zijn vervolgens vervangen door dubbel staal. Ook kwamen er twee extra palen bij. Verder moest de overgang tussen de hoofdsteiger en de golfbreker worden gerepareerd;
- In 2017 braken de traanplaten van de vingerpieren af door beweging van de steigerpontons, de drijvende delen van de steiger;
- In 2018 raakten de kunststof kabelbakken stuk, waardoor de infrastructuur (onder andere een internetkabel) onbeschermd kwam te liggen en opnieuw traanplaten afbraken. Daar kwam bij dat de bevestigingsconstructie van de buispaal aan het ponton kapot is gegaan, waardoor het betreffende ponton is losgeraakt, wat schade voor de VVE’s heeft veroorzaakt. Om de schade te beperken hebben de VVE’s een spanband gespannen. Omdat de golfbreker de golven niet bleek te breken, is er een rij houten palen geplaatst om de golven te breken. Er waren ondertussen nog diverse ongerepareerde schades;
- In 2019 bleek dat ook de rij houten palen niet hielp, aangezien opnieuw een ponton losraakte doordat de constructie het begaf. Er zijn toen opnieuw noodmaatregelen getroffen;
- In 2020 bleek de internetkabel te zijn ‘geknipt’ door een steigerdeel. Ook bleef de golfbreker op de rij houten palen hangen en was er opnieuw iets mis met de koppeling tussen de steigerdelen. Weer begaf de constructie het, die de palen verbond met de steigerdelen. De VVE’s leden opnieuw schade en hebben weer een noodreparatie uitgevoerd;
- In 2021 sloten de pontons niet goed meer op elkaar aan, wat gevaarlijk was aangezien de pontons beloopbaar dienen te zijn. Het eerste ponton van de golfbreker is weer losgeraakt en weggedreven als gevolg van het bezwijken van de constructie door stormachtige noordoostenwind. Hierdoor ontstond een gevaarlijke situatie voor de woonschepen en het overig vaarwegverkeer. De gemeente Amsterdam heeft de VVE’s aangeschreven om op straffe van een dwangsom het losgeslagen ponton terug te plaatsen op de oorspronkelijke plaats en de drie pontons van de ‘golfbreker’ zodanig te verankeren dat deze ook bij een zware storm niet kunnen losraken.
3.3.
De gebreken zoals benoemd in 3.2 en de situatie ter plaatste volgt uit overgelegde foto’s en filmpjes. Uit de rapporten van DEKRA en Boorsma volgt dat het verkochte niet aan de overeenkomst beantwoordt en dat het werk niet goed en deugdelijk is verricht.
Jegens Monteflore c.s.
3.4.
Jegens Monteflore c.s. beroepen de VVE’s zich primair op non conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW. Mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen van de Ontwikkelingscombinatie mochten de VVE’s verwachten dat de waterkavels zouden beschikken over een deugdelijke hoofdsteiger waarin alle nutsvoorzieningen zouden zijn opgenomen, namelijk toegang tot de woonschepen en ruimte voor gemeenschappelijke activiteiten, een deugdelijke golfbreker die zou zorgen voor een relatief rustige liggen van de schepen en deugdelijke vingerpieren, afmeerpalen en toegangsgebouwen. De VVE’s mochten ook verwachten dat het verkochte bestemd is voor de aanleg van een zelfstandig varend woonschip, steigers en entreegebouw met fietsenstalling. Dit is niet het geval. De zaak heeft niet de eigenschappen die verwacht mochten worden, zodat er sprake is van non-conformiteit ex artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek (BW). De VVE’s vorderen herstel, althans vervanging c.q. nakoming van de afgeleverde zaak.
3.5.
Subsidiair wordt nakoming van de koopovereenkomst als bedoeld in artikel 3:296 BW gevorderd. De Ontwikkelingscombinatie is verplicht om een recht van erfpacht te leveren dat bestemd is voor de aanleg van een zelfstandig varend woonschip, steigers en entreegebouw met fietsenstalling. Daarnaast heeft verkoper zich, gelet op de inhoud van de verkoopbrochure, ook verplicht om een golfbreker te leveren die zorgt voor relatief rustige ligging van de schepen. Van die verplichtingen wordt nakoming gevorderd. Meer subsidiair wordt schade gevorderd, omdat niet aan die verplichtingen is voldaan en verkoper dus toerekenbaar is tekortschoten. De schade bedraagt € 503,097,45 inclusief btw +PM, bestaande uit de volgende posten:
- vervangen gebrekkige constructie € 392.822,50 excl. btw + PM= € 475.315,23 incl. btw + PM;
- bergen van de losgebroken pontons van de golfbreker, het werkend houden van internet en het opduiken van traanplaten € 6052,53 inc. btw + PM;
- kosten van advies over het ontwerp van de damwand € 3.267.00 incl. btw;
- factuur deskundigenrapport DEKRA deel 1 van 17 december 2020 € 12.188,21 incl. btw;
- factuur deskundigenrapport DEKRA deel 2 van 12 mei 2020 € 6.274,48 incl. btw.
Nog meer subsidiair moet de overeenkomst gedeeltelijk worden ontbonden, omdat er sprake is van een ernstig gebrek, dat de tekortkoming rechtvaardigt. De koopsom moet daarom worden verminderd met het hiervoor genoemde schadebedrag. Dit laatste wordt meest subsidiair ook gevorderd op grond van dwaling waarbij de overeenkomst wordt gewijzigd ter opheffing van het nadeel.
Jegens aannemer Benecke
3.6.
Jegens aannemer Benecke beroepen de VVE’s zich op dezelfde gronden als jegens de verkoper met uitzondering van non-conformiteit. Primair vorderen zij nakoming van de aannemingsovereenkomst, de algemene voorwaarden en de garantiebepalingen ex artikel 3:296 BW. Er is sprake van een ernstig gebrek dat de hechtheid van de constructie aantast of in gevaar brengt. Er schieten immers pontons los van de steiger en uit de deskundigenrapporten blijkt dat het werk in constructief opzicht niet voldoet. De garantietermijn is 10 jaar, zodat een beroep op de garantie wordt gedaan. Verder kunnen de gemeenschappelijke gedeelten en zaken niet veilig en blijvend benut worden en moet op grond van artikel 14 van de algemene voorwaarden binnen drie maanden na oplevering worden hersteld, wat niet is gebeurd. Daarom wordt nakoming van deze verplichting gevorderd. Benecke is voorts aansprakelijk voor het genoemde ernstige gebrek op grond van artikel 15 van de Algemene voorwaarden. De VVE’s vorderen van Benecke dat zij de gebreken binnen redelijke termijn wegneemt (artikel 7:759 BW in samenhang met artikel 7:760 BW). Subsidiair is er toerekenbaar tekortgeschoten en vorderen de VVE’s de daardoor geleden schade. Meer en meest subsidiair moet de aanneemsom worden verminderd met de schade van de VVE’s zoals genoemd onder 3.5, via gedeeltelijke ontbinding respectievelijk dwaling en nadeelsopheffing.
Hoofdelijkheid
3.7.
De schade is volgens de VVE’s het gevolg van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een ander aansprakelijk is. De schade is door ten minste van één van deze gebeurtenissen ontstaan. Daarom zijn Benecke en Monteflore c.s. hoofdelijk verplicht de schade van de VVE’s te vergoeden zoals bepaald in artikel 6:99 BW in samenhang met artikel 6:102 BW.
Het verweer van Monteflore c.s.
3.8.
Benecke en Monteflore c.s. voeren verweer. Monteflore c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans tot afwijzing, met veroordeling van de VVE’s in de (na)kosten. Volgens Monteflore c.s. moet de dagvaarding nietig worden verklaard, omdat de eis en de gronden onduidelijk zijn. Verder heeft VVE Fase 2 geen belang, omdat er geen schade is geleden aan haar gemeenschappelijke delen. Vanwege het ontbreken van een procesvolmacht die nodig is op grond van artikel 53 lid 5 van de splitsingsreglementen zijn de VVE’s niet-ontvankelijk. Daarnaast zijn de VVE’s niet procesbevoegd en dus niet-ontvankelijk, omdat de koopovereenkomsten zijn gesloten met individuele kopers en de vordering tot nakoming van die koopovereenkomsten niet onder het beheer van de gemeenschap ex 5:126 BW valt. Verder waren de gebreken al voor oplevering bekend, is er niet binnen bekwame tijd geklaagd in de zin van artikel 7:23 lid 1 en zijn de vorderingen verjaard ex artikel 7:23 lid 2. Omdat er niet tijdig is geklaagd, is er geen vordering uit hoofde van non-conformiteit en kan ook niet meer ontbinding, schadevergoeding en nadeelsopheffing op grond van dwaling worden gevorderd.
3.9.
Inhoudelijk geldt verder dat de VVE’s miskennen dat de Ontwikkelingscombinatie alleen het waterkavel heeft verkocht bestemd om een schip neer te leggen, en niet de haven die door de aannemer zou worden gerealiseerd. Er is geen garantie gegeven voor de uitwerking van het waterperceel en aan het geleverde recht van erfpacht kleeft geen gebrek. Er wordt betwist dat er overigens sprake is van gebreken. Het is ook onduidelijk wat de gebreken zijn, wie daardoor schade heeft geleden en hoe Monteflore c.s. aan de vorderingen kan voldoen. Het gevorderde herstel zoals beschreven door Boorsma levert meerwerk op, en kan niet door Monteflore c.s. worden uitgevoerd omdat zij geen eigenaar is. Het gevorderde herstel is ten slotte ook niet proportioneel.
Het verweer van Benecke
3.10.
Benecke concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans tot afwijzing, met - hoofdelijke - veroordeling van de VVE’s in de (na)kosten. Ook Volgens Benecke zijn de VVE’s niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een procesvolmacht, die nodig is op grond van artikel 53 lid 5 van de splitsingsreglementen. Bij gebreke daarvan ontbreekt op grond van artikel 5:126 lid 2 BW de bevoegdheid de gezamenlijke eigenaren te vertegenwoordigen. Voor zover er toch een machtiging zou zijn, zijn de VVE’s alleen voor de gemeenschappelijke delen bevoegd. Vorderingen tot nakoming of schadevergoeding die betrekking hebben op privégedeelten, waartoe de vingerpieren behoren, vallen dus buiten de bevoegdheid van de VVE’s. Verder ziet de aannemingsovereenkomst van fase 2 niet op de golfbreker en maakt deze ook geen deel uit van de gemeenschappelijke delen waarover VVE fase 2 het beheer voert, zodat VVE fase 2 geen vorderingen kan instellen die zien op de golfbreker. De termijn voor het instellen van vorderingen op grond van verborgen gebreken is verstreken. Verder kan Benecke op grond van de algemene voorwaarden alleen worden aangesproken op ernstige gebreken, terwijl niet is aangetoond dat er sprake is van een ernstig gebrek. Uit de rapporten van DEKRA en Boorsma volgt namelijk niet dat de constructie niet deugt. De schade is ontstaan door het afmeren van de [naam schip] aan de meerpalen van de golfbreker. De palen zijn daarop niet berekend, maar dat maakt de constructie niet ondeugdelijk. Ten slotte is het plaatsen van een damwand niet overeengekomen en zou dit meerwerk opleveren.

4.De beoordeling

4.1.
Dit geschil gaat over het project Waterwonen in Amsterdam. Dit project voorzag in een haven bestaande uit drijvende steigers met vingerpieren, een drijvende golfbreker en een entreegebouw. Vanwege problemen met de drijvende onderdelen hebben de VVE’s diverse vorderingen ingesteld. De rechtbank zal eerst ingaan op de vorderingen jegens Monteflore c.s. en de verweren daartegen.
Ten aanzien van Monteflore c.s.
4.2.
Primair vorderen de VVE’s herstel, althans vervanging c.q. nakoming van de afgeleverde zaak, omdat het geleverde volgens de VVE’s niet conform is in de zin van artikel 7:17 BW. Monteflore c.s. hebben zowel formele als materiële verweren gevoerd. De rechtbank ziet aanleiding om eerst in te gaan op de materiële verweren. Monteflore c.s. heeft als belangrijkste materiele verweer aangevoerd dat de Ontwikkelingscombinatie aan de kopers heeft geleverd wat zij moest leveren, namelijk een erfpachtrecht rechtgevende op kort gezegd een waterperceel met een bepaalde bestemming. Daarin is de Ontwikkelingscombinatie volgens Monteflore c.s. op geen enkele wijze tekortgeschoten, zodat alle vorderingen jegens Monteflore c.s. moeten worden afgewezen. Er is in de contractstukken onderscheid gemaakt tussen de rol van de verkoper en de rol van de aannemer. Monteflore c.s. betwist dat er gebreken aan de drijvende onderdelen zouden kleven, maar als dat al zo zou zijn is Monteflore c.s. daarvoor niet aansprakelijk, omdat voor de bouwwerken in de koopovereenkomst geen garanties zijn gegeven. En weliswaar vormden de koop- en de aannemingsovereenkomsten eerst een onverbrekelijk geheel, dat verband werd door de levering van de percelen verbroken. Ook daarin kan dus geen grond voor aansprakelijkheid worden gevonden.
4.3.
Deze verweren van Monteflore c.s. slagen. De Ontwikkelingscombinatie en Benecke hebben het project samen gerealiseerd, maar daarbij een duidelijke rolverdeling voor ogen gehad en die ook neergelegd in de koop- en aannemingsovereenkomsten met de individuele kopers. In die overeenkomsten is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de verplichtingen van de Ontwikkelingscombinatie als verkoper, en de verplichtingen van Benecke als aannemer. De Ontwikkelingscombinatie verkocht en leverde de waterpercelen bestemd voor de aanleg van een zelfstandig varend woonschip cum annexis. Het ontwerp/de aanneming en de bouw van de aanlegsteigers, een entreegebouw met fietsenstalling, een golfbreker en vingerpieren zou Benecke verzorgen. In aanvang vormden de koopovereenkomsten en de aannemingsovereenkomst wel een onverbrekelijk geheel. Echter, uit artikel 9 lid 2 van de verkoopovereenkomst volgt dat dit na levering van de waterpercelen niet langer het geval is. Het standpunt van de VVE’s dat er ook nadien nog sprake is van samenhangende overeenkomsten gaat dus niet op. Het feit dat gedaagden samen met elkaar bleven optrekken zoals de VVE’s hebben gesteld, doet daar niet aan af. Daar kunnen andere redenen aan ten grondslag liggen. De VVE’s hebben nog aangevoerd dat artikel 9 lid 2 onredelijk bezwarend zou zijn, zodat dit artikel moet worden vernietigd of in het voordeel van de consument-contractanten zou moeten worden uitgelegd. Dit valt echter niet in te zien, temeer daar Monteflore c.s. ter zitting heeft gesteld dat die bepaling juist voorkomt dat ontbinding van de aannemingsovereenkomst ertoe leidt dat de appartementsrechten niet zijn geleverd. Verder staat in artikel 11 van de aannemingsovereenkomst uitdrukkelijk dat de koppeling van die overeenkomst met de koopovereenkomst niet leidt tot enige aansprakelijkheid van de Ontwikkelingscombinatie als verkoper jegens de kopers voor de door Benecke op grond van de aannemingsovereenkomst te verrichten prestaties. Het is Benecke die de drijvende onderdelen heeft ontworpen en gerealiseerd. Daarom kan alleen Benecke daar eventueel voor worden aangesproken.
4.4.
In het voorgaande ligt tevens besloten dat het standpunt van de VVE dat er niet is geleverd conform de overeengekomen bestemming niet juist is. De Ontwikkelingscombinatie heeft geleverd wat zij moest leveren, namelijk een waterperceel dat – bestuursrechtelijk – bestemd was om een zelfstandig varend schip neer te leggen en de gemeenschappelijke havendelen. Zij is dan ook niet tekortgeschoten in de nakoming van de verkoopovereenkomst. In de koopovereenkomsten is geen garantie neergelegd voor de werken die de aannemer zou realiseren. Integendeel, die aansprakelijkheid is juist bewust uitsluitend bij Benecke neergelegd, zoals hiervoor is overwogen. Het feit dat in de brochure met verkoopinformatie wordt gesproken over een golfbreker en ‘relatief rustig water’, maakt dit niet anders omdat deze brochure niet tot de contractstukken van de koopovereenkomst behoort en uitdrukkelijk is vermeld dat aan de flyer geen rechten kunnen worden ontleend. Overigens wordt ook in de brochure uiteengezet dat de koopovereenkomst alleen ziet op de aankoop van een in erfpacht uit te geven waterkavel en dat de aannemingsovereenkomst ziet op de realisatie van gemeenschappelijke bouwwerken, zoals de drijvende steiger, een toegangsbouwwerk en een golfbreker.
4.5.
Op het voorgaande stuiten ook de overige vorderingen van de VVE’s af, zodat de conclusie is dat de vorderingen jegens Monteflore c.s. zullen worden afgewezen. Zoals hierna zal worden overwogen, wordt een tussenvonnis gewezen. Bij eindvonnis zullen de VVE’s in de kosten van Monteflore c.s. worden veroordeeld.
Ten aanzien van Benecke
4.6.
Jegens Benecke vorderen de VVE’s primair nakoming van de aannemingsovereenkomsten, althans tot herstel van de zaak c.q. zaken zoals genoemd in het lichaam van de dagvaarding dan wel vervanging daarvan op de wijze zoals in de deskundigenrapporten van DEKRA en Boorsma is bepaald. De eerste vraag die beantwoord moet worden, is wat hiermee precies wordt bedoeld. De rechtbank begrijpt uit de dagvaarding en de rapporten van DEKRA en Boorsma, waaronder de begroting van de kosten van herstel, dat het allereerst gaat om het herstellen of vervangen van de golfbreker, maar daarnaast ook om het herstellen of vervangen van andere onderdelen van de steigerconstructie. Naast de kosten van het versterken en herstellen van de dwarssteiger, worden immers ook kosten begroot voor het versterken/herstellen van de langs-steiger inclusief vingerpieren, kabelbakken e.d. De rechtbank volgt daarmee niet de beperkte lezing van de vorderingen door Benecke, inhoudende dat de klachten van de VVE’s uitsluitend zien op de golfbreker. Voor het nader uitlaten over de overige klachten zoals Benecke voor dat geval heeft verzocht, ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding. Wel zal hierna worden overwogen dat de rechtbank voornemens is een deskundige te benoemen. Indien een deskundige wordt benoemd, zal Benecke ook kunnen ingaan op de eventuele bevindingen van de deskundige ten aanzien van andere onderdelen.
4.7.
De rechtbank zal nu ingaan op de formele verweren die Benecke heeft opgeworpen. Volgens Benecke zijn de VVE’s niet-ontvankelijk, omdat zij geen (geldige) procesvolmacht hebben. Dit verweer wordt verworpen. Ter zitting hebben de VVE’s notulen van een VVE-vergadering van beide VVE’s van 2 juni 2020 overgelegd, waarin het bestuur een mandaat is verleend om een juridische procedure te starten. Het verweer in reactie daarop dat de machtiging niet geldig is, omdat in de notulen wordt gesproken over een ‘kort geding’, wordt verworpen. De – eenmalig – in de procesmachtiging voorkomende woorden ‘kort geding’ moeten namelijk worden begrepen als een aanduiding van de procedure zoals die aanvankelijk in de bedoeling lag, maar niet als een beperking tot uitsluitend die vorm van procedure. Uit de notulen volgt immers duidelijk dat het bestuur van de VVE door middel van ‘een juridische procedure’ tot een oplossing wilde komen voor de ervaren problemen. De vergadering werd gehouden om de benodigde goedkeuring daarvoor te verkrijgen en het is niet aannemelijk dat de VVE alleen een kort geding zou willen voeren en geen bodemprocedure. Het betoog van Benecke dat de notulen objectief moeten worden gelezen, leidt daarom niet tot een ander oordeel.
4.8.
Benecke heeft verder aangevoerd dat de VVE’s onbevoegd zijn om een vordering tot nakoming of schadevergoeding in te stellen voor de privégedeelten van haar leden, waartoe de vingerpieren behoren. Dit verweer gaat niet op, omdat uit artikel 1 onder f en uit artikel 17 van de splitsingsreglementen van de VVE’s volgt dat de vingerpieren tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren.
4.9.
Benecke heeft voorts aangevoerd dat de aannemingsovereenkomst met VVE fase 2 niet de realisatie van de golfbreker omvat, en geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijk delen van die VVE. Volgens Benecke kan VVE fase 2 dus geen vorderingen jegens haar instellen die zien op de golfbreker. Dit verweer gaat slaagt wel. De aannemingsovereenkomst van VVE fase 2 ziet inderdaad niet op de golfbreker en uit de splitsingsakte en uit het splitsingsreglement volgt dat de golfbreker geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke delen van de VVE fase 2, maar alleen van de gemeenschappelijk delen van VVE fase 1. Het is dus aan VVE fase 1 om Benecke aan te spreken. Het feit dat VVE fase 2 op grond van artikel 9 onder m van het splitsingsreglement wel een bijdrageverplichting heeft zoals VVE fase 2 ter zitting heeft aangevoerd, maakt dat niet anders. Alleen VVE fase 1 heeft dus eventueel een vordering op Benecke ten aanzien van de golfbreker. Voor zover er gebreken zijn aan de hoofdsteiger en vingerpieren behorende tot VVE fase 2, geldt dat VVE fase 2 wel een vordering zou kunnen hebben.
4.10.
Benecke heeft voorts aangevoerd dat op grond van de toepasselijke voorwaarden geen vordering (meer) kan worden ingesteld. Alvorens daar op in te gaan, zal de rechtbank eerst ingaan op de vraag of er sprake is van een (ernstig) gebrek.
4.11.
Benecke heeft niet betwist dat er schade is ontstaan aan de golfbreker en aan de steigerconstructie. Het geschil spitst zich vooral toe op de golfbreker. Daarop zal eerst worden ingegaan. Er moet daarbij onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de deugdelijkheid van de constructie van de golfbreker zoals deze is gemaakt, en anderzijds de werking van de golfbreker, dus de invloed van de golfbreker op de golven.
4.12.
Voor wat betreft de
constructievan de golfbreker wordt als volgt overwogen. Vanwege het feit dat de verbindingen tussen de pontons en de beugels waarmee de pontons aan de palen vastzitten meermalen zijn afgebroken, en dat het zelfs is voorgekomen dat een ponton wegdreef, is het uitgangspunt dat de constructie ondeugdelijk is (en ook een ernstig gebrek oplevert in de zin van de algemene en garantievoorwaarden). Dat kan anders zijn als de genoemde gebreken het gevolg zouden zijn van onjuist gebruik, zoals Benecke stelt, te weten het aanmeren van de [naam schip] aan de palen waaraan de golfbreker is bevestigd.
Dat het gestelde onjuiste gebruik tot de schade heeft geleid is een bevrijdend verweer, omdat Benecke het gestelde losraken van de genoemde verbindingen niet heeft betwist. Dat betekent dat Benecke zal moeten bewijzen dat de schade is ontstaan door het gestelde onjuiste gebruik en die schade bij een juist gebruik niet zou zijn opgetreden. Daarvoor zal onderzoek door een deskundige nodig zijn. De rechtbank zal een of meer deskundigen benoemen.
4.13.
De rechtbank merkt hierbij op dat dit onder 4.12 genoemde verweer alleen de golfbreker betreft. Voor de hiervoor besproken gebreken aan de langs-steiger en de vingerpieren is niet gesteld dat het aanmeren van de [naam schip] aan de palen waaraan de golfbreker is bevestigd van enige invloed zou kunnen zijn.
4.14.
Voor wat betreft de
werkingvan de golfbreker heeft het volgende te gelden. Een golfbreker wordt gebouwd met een doel, namelijk het breken van golven. Uit het rapport van DEKRA volgt dat in de aanvraag van de omgevingsvergunning hierover is vermeld dat de golfbreker moet zorgen voor “relatief rustig vaarwater”. Benecke heeft aangevoerd dat dit niet is opgenomen in de aannemingsovereenkomst, zodat Benecke niet aan deze norm gebonden is. Van een golfbreker mag echter wel worden verwacht dat deze een zodanig dempend effect heeft dat de golfslag wordt gereduceerd tot een aanvaardbare golfslag voor woonschepen. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting op dit punt en is daarom voornemens de hierna te noemen vragen aan een of meer deskundigen voor te leggen.
4.15.
Partijen twisten ook over de vraag of is uitgegaan van het juiste windgebied en bijbehorende normen en over de te hanteren terreincategorie. De deskundige(n) kan/kunnen dat betrekken bij hun beoordeling. De rechtbank merkt daarbij op dat voor zover bij het ontwerp is uitgegaan van gepubliceerde normen die in de praktijk niet blijken te kloppen in de specifieke omstandigheden zoals deze zich voordoen aan de Cas Oosthuiskade dat voor rekening van Benecke komt. Er zal moeten worden uitgegaan van de feitelijke situatie ter plaatse en de eisen die op die plaats aan een golfbreker moeten worden gesteld.
4.16.
Zoals hiervoor onder 4.6 overwogen, is er ook schade geconstateerd en herstel begroot van andere onderdelen dan de golfbreker. De rechtbank zal de deskundigen daarover ook vragen stellen.
4.17.
Uit het rapport van DEKRA (pagina 5) begrijpt de rechtbank dat DEKRA niet heeft kunnen beschikken over het bouwbestek, de ontwerptekeningen, werktekeningen en berekeningen van Benecke en/of de architect van de drijvende steiger en golfbreker. In deze procedure zijn deze stukken ook niet overgelegd. Er zijn alleen nieuwe berekeningen overgelegd van Adonin B.V. van de aanpassingen die Benecke heeft gedaan en waarvan de VVE’s stellen dat deze onvoldoende helpen. De rechtbank acht het wenselijk dat de te benoemen deskundige(n) ook beschikt over het oorspronkelijke ontwerp met bijbehorende tekeningen en berekeningen en zal daarom bevelen dat ook die stukken in het geding worden gebracht op grond van artikel 22 Rechtsvordering (Rv.).
4.18.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat één of twee deskundigen moeten worden benoemd, een op het gebied van civiele techniek (waterbouwkunde) en indien deze de benoeming van een tweede deskundige nodig acht een deskundige die specifieke kennis bezit van het gedrag van golven en golfbrekers en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Constructie en effectiviteit van de golfbreker
1. Is de golfbreker voor de plaats waar deze dienst moet doen juist ontworpen, gezien hetgeen is overwogen onder 4.15?
Constructie van de golfbreker
2. Heeft het afmeren van de [naam schip] aan de palen van de golfbreker invloed op de golfbreker? Kunnen de verbindingen tussen de onderdelen van de golfbreker hierdoor zijn losgeraakt?
3. Is het noodzakelijk dat de [naam schip] aan beide zijden wordt afgemeerd?
4. Als de effectiviteit van de golfbreker buiten beschouwing blijft, welke maatregelen zijn dan nodig voor het constructieve herstel van de bestaande golfbreker.
Effectiviteit van de golfbreker
5. Zijn er normen voor een aanvaardbare golfslag voor woonschepen zoals deze?
6. Zo ja, is de golfbreker voldoende effectief om te zorgen dat de golfslag in de haven aan die normen voldoet?
7. Als die normen niet bestaan, welk effect mag volgens u in de gegeven omstandigheden van een golfbreker worden verwacht en voldoet deze golfbreker daar aan?
8. Indien de golfbreker onvoldoende effectief is: welke maatregelen kunnen worden genomen om tot voldoende breken van de golven te komen?
Langs-steiger en de vingerpieren
9. Welke maatregelen zijn nodig voor het constructieve herstel van de langs-steiger en de vingerpieren?
Slotvraag
10. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
Het staat de deskundige(n) vrij te verwijzen naar de reeds in deze zaak uitgebrachte rapporten voor zover zij daarmee instemmen.
4.19.
De VVE’s en Benecke mogen zich uitlaten over het onder 4.18 vermelde voornemen. Ook mogen partijen (bij voorkeur in onderling overleg) een of meer deskundigen voordragen.
4.20.
Zoals hiervoor is overwogen staat een aantal constructieve gebreken vast. Bovendien draagt Benecke de bewijslast met betrekking tot het bevrijdende verweer dat de oorzaak van de gebreken aan de golfbreker zou zijn veroorzaakt door het gebruik van de palen van de golfbreker door de [naam schip] . Daarom zal de rechtbank bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) volledig door Benecke moet worden betaald. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
4.21.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten.
4.22.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 1 februari 2023
voor het nemen van een akte door de VVE’s en door Benecke, waarin zij zich uitlaten over het onder 4.18 vermelde voornemen,
5.2.
beveelt Benecke om op de rol van
1 februari 2023de onder 4.17 genoemde stukken in het geding te brengen,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, bijgestaan door mr. K.E. Beerlage, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: