ECLI:NL:RBAMS:2023:1195

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
13/263188-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor diefstallen met geweld en afpersing, met toepassing van het jeugdstrafrecht

Op 13 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2022 een ring heeft gestolen van [aangeefster] door haar met een mes te bedreigen. Op 4 oktober 2022 heeft hij op vergelijkbare wijze een ring van [aangeefster 2] gestolen. Daarnaast heeft hij op 17 september 2022 [aangever 3] onder bedreiging van geweld gedwongen om zijn tas af te geven, en op 15 september 2022 heeft hij [aangever 4] beroofd van zijn jas en horloge. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle ten laste gelegde feiten en heeft toepassing gegeven aan het jeugdstrafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling, en een drugsverbod. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [aangeefster] en [aangeefster 2]. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, nu de duur gelijk is aan het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/263188-22
Datum uitspraak: 13 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres:
[adres 1] ,
nu gedetineerd te [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. de Bont en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Schouten naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – beschuldigd van:
Feit 1: diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van een ring van [aangeefster] op 11 oktober 2022 te Amsterdam;
Feit 2: diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van een ring van [aangeefster 2] op 4 oktober 2022 te Amsterdam;
Feit 3: afpersing van [aangever 3] tot afgifte van een tas met inhoud op 17 september 2022 te Heemskerk;
Feit 4: diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of (cumulatief/alternatief) afpersing van [aangever 4] op 15 september 2022 te Heemskerk.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Zij komt daartoe op basis van de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte. Voor feit 3 kan ook het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming voor het bewijs worden gebruikt. Feit 4 dient te worden gekwalificeerd als een diefstal met geweld en niet als afpersing, waarbij verdachte (deels) moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde: ‘(ten gevolge waarvan die [aangever 4] ten val kwam) en/of (toen die [aangever 4] op de grond lag)’.
3.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft alle feiten op de terechtzitting bekend. Hij heeft verklaard dat hij de feiten heeft gepleegd om een gokschuld bij zijn moeder af te kunnen betalen. De ringen die hij van [aangeefster] en [aangeefster 2] heeft gestolen, heeft hij voor € 550,00 respectievelijk € 600,00 verkocht in Antwerpen. De jas van [aangever 4] heeft hij voor € 200,00 verkocht en het horloge voor € 100,00.
De raadsvrouw heeft bepleit dat van de feiten 1 en 2 slechts bewezen kan worden dat de feiten zijn gepleegd onder bedreiging met geweld omdat verdachte niet daadwerkelijk geweld heeft gebruikt. Voor wat betreft feit 4 heeft zij aangevoerd dat aangever zelf zijn goederen heeft afgegeven en er geen bewijs is dat aangever ten val is gekomen en door verdachte is geslagen toen hij op de grond lag. Voor het overige heeft zij geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Mevrouw [aangeefster] had op Marktplaats een 14 karaats geelgouden ring met diamanten aangeboden. Verdachte reageerde op deze advertentie met de gebruikersnaam ‘ [naam] ’. Op 11 oktober 2022 had verdachte bij [aangeefster] afgesproken. Nadat zij hem haar woning had binnengelaten en hem de ring had laten zien, zei verdachte tegen haar: ‘En ik heb deze’, waarop hij [aangeefster] een mes liet zien. Ook zei hij: ‘Dit is een overval’. Aangeefster is in een reflex naar de deur gelopen, heeft de deur open gedaan en zei tegen verdachte: ‘Alsjeblieft ga en neem het mee’. Verdachte heeft vervolgens de ring gepakt en is naar buiten gelopen. Op dat moment had hij het mes nog in zijn hand. Vervolgens zei verdachte tegen aangeefster: ‘Niet de politie bellen, ik weet waar je woont’. Verdachte verliet daarop de woning.
De rechtbank vindt, gelet op de aangifte van [aangeefster] en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal vergezeld van bedreiging met geweld van een ring van [aangeefster] .
Feit 2
Aangeefster [aangeefster 2] had op Marktplaats een diamanten ring te koop aangeboden. Hierop kreeg zij een reactie van verdachte vanaf zijn account genaamd ‘ [naam] ’. Op 4 oktober 2022 had verdachte bij de woning van [aangeefster 2] afgesproken. Eenmaal in de woning liet aangeefster verdachte de ring zien. Verdachte inspecteerde de ring, stopte deze in het doosje en hield deze vast. Vervolgens haalde verdachte een zakmes uit zijn jaszak. Verdachte klapte het mes uit en hield het mes naar aangeefster toe gericht. Verdachte zei: ‘Ik neem het mee’ en: ‘Je mag niet schreeuwen of de politie bellen, anders doe ik je kinderen wat aan’. Vervolgens draaide verdachte zich om en rende de woning uit met de ring.
De rechtbank vindt, gelet op de aangifte van [aangeefster 2] en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal vergezeld van bedreiging met geweld van een ring van [aangeefster 2] .
Feit 3
Op 17 september 2022 om 00:35 uur kwam de heer [aangever 3] met de trein aan op station Heemskerk. Hij was op weg naar huis toen hij ter hoogte van de Henegouwenlaan/Euratomsingel uit het niets een harde klap tegen zijn linkerwang/slaap kreeg van verdachte. Verdachte zei tegen [aangever 3] dat hij zijn geld moest afgeven. Toen [aangever 3] zei dat hij geen geld bij zich had, vroeg verdachte wat hij wel bij zich had en bleef doorvragen. Uiteindelijk zei verdachte dat [aangever 3] zijn tas moest afgeven. [aangever 3] was zo bang dat hem iets zou worden aangedaan, dat hij zijn tas aan verdachte heeft gegeven. In de tas zaten onder meer een parfum van Sauvage Dior, een powerbank, een schoolpas, een ING pinpas, een studenten OV-chipkaart en een kentekenbewijs van een scooter. Deze goederen zijn op 18 oktober 2022 bij doorzoeking van de slaapkamer van verdachte aangetroffen, met uitzondering van de powerbank.
De rechtbank vindt, gelet op de aangifte van [aangever 3] , het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich aan afpersing van [aangever 3] heeft schuldig gemaakt.
Feit 4
Op 15 september 2022 om 01:05 uur kwam de heer [aangever 4] aan op Station Heemskerk. Nadat hij uit de trein was gestapt, heeft hij zijn fiets gepakt en is richting de Henegouwenlaan gefietst. Op enig moment werd er door iemand die achter hem aan reed op een scooter tegen de achterkant van zijn fiets geschopt. Dit was verdachte. Verdachte heeft [aangever 4] vervolgens tegen het hoofd geslagen en daarbij gezegd: ‘Geef me die jas’, ‘Je horloge ook’ en ook vroeg verdachte om zijn pincode. Verdachte is met de jas (merk Moncler) en het horloge van [aangever 4] (merk Tissot) weggereden op de scooter. In de jas zaten nog een airpodcase met een airpod, een sleutelbos, witte pasjes en een bankpas van ABN Amro.
De rechtbank vindt, gelet op de aangifte van [aangever 4] en de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich aan diefstal voorafgegaan door geweld van goederen van [aangever 4] heeft schuldig gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank volstaat voor de feiten 1, 2, 3 en 4 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig dat wat is bepaald in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat de verdachte dat wat de rechtbank bewezen verklaart duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsvrouw daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 11 oktober 2022 te Amsterdam een ring die aan [aangeefster] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door zich naar de woning van die [aangeefster] te begeven en in de woning tegen die [aangeefster] te zeggen: “en ik heb deze” en vervolgens die [aangeefster] een mes te tonen en daarbij te zeggen: “Dit is een overval” en “niet de politie bellen, ik weet waar je woont”.
Feit 2:
op 4 oktober 2022 te Amsterdam een ring die aan [aangeefster 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door zich naar de woning van die [aangeefster 2] te begeven en in de woning die [aangeefster 2] een mes te tonen en daarbij te zeggen: “Ik neem het mee” en “Je mag niet schreeuwen of de politie bellen anders doe ik je kinderen wat aan”.
Feit 3:
op 17 september 2022 te Heemskerk op de openbare weg Henegouwenlaan/Euratomsingel, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [aangever 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas inhoudende onder meer een powerbank en een schoolpas en een ING pinpas en een studenten OV en een kentekenbewijs van een scooter en parfum van Sauvage Dior toebehorende aan [aangever 3] welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [aangever 3] tegen de linkerwang heeft geslagen en tegen die [aangever 3] heeft gezegd dat hij, die [aangever 3] , zijn geld en tas moest afgeven.
Feit 4:
op 15 september 2022 te Heemskerk een jas (merk Moncler) en een airpodcase met een airpod (merk Apple) en een sleutelbos en twee (witte) pasjes en een bankpas van de ABN Amro en een horloge (merk Tissot) die aan [aangever 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [aangever 4] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door tegen de achterkant van de fiets van die [aangever 4] te schoppen en die [aangever 4] tegen het hoofd te slaan en daarbij te zeggen: “Geef me die jas” en vervolgens: “je horloge ook” en die [aangever 4] te vragen naar de pincode van zijn bankpas.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat toepassing wordt geven aan het adolescentenstrafrecht en dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 231 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, het volgen van onderwijs, een drugsverbod, een contactverbod met de aangevers, een locatieverbod en een locatiegebod. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht dat toepassing wordt gegeven aan het adolescentenstrafrecht. Verdachte heeft impulsief gehandeld, is vatbaar voor pedagogische beïnvloeding, heeft een blanco strafblad en er lijkt geen sprake te zijn van een criminele levensstijl of psychiatrische trekken.
In het voordeel van verdachte moet bij de strafoplegging rekening worden gehouden met zijn eerlijke opstelling. Volstaan kan worden met een gevangenisstraf van zodanige duur dat verdachte vanaf 16 januari 2023 in vrijheid wordt gesteld met daarnaast een voorwaardelijk strafdeel en eventueel een werkstraf. Vanaf voornoemde datum kan de elektronische monitoring worden aangesloten. De straal van het locatieverbod van 500 meter rondom de Javakade dient te worden beperkt tot 250 meter omdat verdachte anders niet met de trein naar school kan reizen. De route die hij met de trein moet afleggen, loopt door het gebied waarvoor het verbod zou moeten gaan gelden.
Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis vanaf 16 januari 2023.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woningovervallen en twee berovingen op straat. Bij het plegen van deze feiten heeft verdachte in geen enkel opzicht rekening gehouden met de belangen van zijn slachtoffers en heeft hij uitsluitend zijn eigen belangen voor ogen gehad. Dit zijn zeer ernstige feiten en het is uitermate zorgelijk dat verdachte onder bepaalde omstandigheden kennelijk kan overgaan tot het veelvuldig plegen van ernstige geweldsmisdrijven, gericht tegen willekeurige slachtoffers op straat of in hun woning. De rechtbank is er onvoldoende van overtuigd dat verdachte werkelijk beseft welk leed hij anderen hiermee heeft aangedaan. Verdachte heeft de rechtbank voorts niet geheel overtuigd dat hij in de toekomst niet opnieuw tot dergelijk handelen kan overgaan. Verdachte heeft door zijn misdragingen een ernstige inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers en op hun persoonlijke en lichamelijke integriteit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor de rechtspraak en de straffen die in gelijksoortige zaken worden opgelegd.
Verdachte heeft de feiten bekend en heeft verklaard dat hij spijt heeft van zijn daden. Hierdoor heeft verdachte verantwoordelijkheid proberen te nemen voor zijn gedrag. Dit weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 28 november 2022. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de reclasseringsrapportages van 16 november 2022 en 21 december 2022 die over verdachte zijn opgemaakt. De reclassering adviseert dat toepassing wordt geven aan het adolescentenstrafrecht. Pedagogische beïnvloeding of ondersteuning van verdachte vanuit het gezin heeft de voorkeur en is ook mogelijk omdat verdachte nog thuis woont en een opleiding volgt. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert verder om verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, het volgen van onderwijs, een drugsverbod, een contactverbod met de aangevers, een locatieverbod en een locatiegebod, beide met elektronische monitoring. Verdachte zal in het kader van het locatiegebod bij zijn opa moeten verblijven.
Verdachte heeft verklaard dat hij mee wil werken met de reclassering.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank ziet, gelet op het advies van de reclassering, aanleiding om op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 12
maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk,
met een proeftijd van 2 (twee) jaren recht doet aan de ernst van de feiten en passend is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de volgende voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met de aangevers, het volgen van onderwijs, een drugsverbod en een locatiegebod met elektronische monitoring. De rechtbank legt verdachte geen locatieverbod op omdat er geen reden is om te veronderstellen dat verdachte slachtoffers zal opzoeken. Naast voornoemde jeugddetentie, legt de rechtbank verdachte ook een werkstaf op voor de duur van 180 uren. Als verdachte deze taakstraf niet of niet volledig uitvoert, dan zal vervangende jeugddetentie worden toegepast van 90 dagen.
De rechtbank benadrukt dat zij het van groot belang acht dat verdachte een adequate behandeling ondergaat om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw de fout ingaat.
Deze strafoplegging impliceert dat de rechtbank de voorlopige hechtenis niet schorst, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Omdat er gelet op de aard en ernst van de gepleegde misdrijven en de persoon van verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij opnieuw een zelfde soort misdrijf zal begaan, beveelt de rechtbank dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen zoals genoemd op de beslaglijst die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Verbeurdverklaring
Het geldbedrag van € 500,00 (nr. 2) wordt verbeurd verklaard. Dit geldbedrag is van verdachte en hij heeft dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
Het mes (nr. 3) wordt onttrokken aan het verkeer, omdat verdachte de diefstallen zoals bewezen verklaard onder feit 1 en feit 2 heeft begaan met behulp van het mes en dit een voorwerp is dat van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank gelast dat de telefoon (nr. 1) terug wordt gegeven aan verdachte, omdat hij de rechthebbende is.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen

9.1
Vordering van [aangeefster]
De benadeelde partij [aangeefster] vordert € 850,00 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Oordeel rechtbank
De rechtbank zal beoordelen of aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde immateriële schade is toegebracht. Verdachte is, nadat hij zich voordeed als geïnteresseerde in een door de benadeelde partij op Marktplaats aangeboden ring, de woning van de benadeelde partij binnengelaten. Daar heeft hij een mes tevoorschijn gehaald en benadeelde partij daarmee bedreigd, waarna hij de ring heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstige inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De woning is een plek waar je je veilig moet kunnen voelen. Het is een misdrijf dat grote gevolgen kan hebben voor het slachtoffer. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat de onderhavige diefstal onder bedreiging van geweld een grote impact op haar heeft gehad. Hieruit volgt dat er sprake is van een aantasting in de persoon. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 oktober 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 850,00.
9.2
Vordering van [aangeefster 2]
De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert € 985,00 aan vergoeding van materiële schade en € 850,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering als het gaat om de materiële schade dient te worden beperkt tot maximaal de helft van het gevorderde bedrag. De benadeelde partij heeft de nieuwwaarde van de ring verzocht, maar er moet uitgaan worden van de dagwaarde, die vele malen lager is dan de nieuwwaarde. Voor wat betreft de immateriële schadevergoeding dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Oordeel rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde materiële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd. Bij de stukken is de aankoopbon van de ring gevoegd, waaruit blijkt dat de ring op 27 maart 2022 is aangeschaft voor een bedrag van € 900,00 en de benadeelde partij € 85,00 heeft betaald aan verzendkosten. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsvrouw dat de edelmetalen ring binnen een tijdsbestek van ongeveer een half jaar aan waarde heeft verloren en is van oordeel dat de aanschafwaarde volledig voor vergoeding in aanmerking komt. De gevorderde kosten voor verzending van de ring van € 85,00 zal de rechtbank niet toewijzen, nu dit geen schade betreft ten gevolge van het strafbare feit. De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 900,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022.
Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde ook immateriële schade is toegebracht. Verdachte is, nadat hij zich voordeed als geïnteresseerde in een door de benadeelde partij op Marktplaats aangeboden ring, de woning van de benadeelde binnengelaten. Daar heeft hij een mes tevoorschijn gehaald en benadeelde daarmee bedreigd, waarna hij de ring heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit een ernstig misdrijf is waarbij een ernstige inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De woning is een plek waar je je veilig moet kunnen voelen. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat de onderhavige diefstal onder bedreiging van geweld een grote impact op haar heeft gehad. Hieruit volgt dat er sprake is van een aantasting in de persoon. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij daarom recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank wijst de vordering tot immateriële schade geheel toe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 oktober 2022.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan het resterende deel van haar vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster 2] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit 2 is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van in totaal € 1.750,00.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 3:
afpersing;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal, voorafgegaan van geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
12(twaalf)
maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 8(acht)
maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2(twee)
jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de [instelling 1] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met hen, zo vaak en zolang [instelling 1] dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde werkt mee aan een intake en behandeling bij [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de [instelling 1] . De behandeling start na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als [instelling 1] nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de aangevers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
4.
Volgen van onderwijs
Veroordeelde volgt MBO richting ICT voor de duur van een jaar/maanden of zoveel korter als de [instelling 1] nodig vindt.
5.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. [instelling 1] bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde is gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en [instelling 1] , mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 2] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen
mogelijk als de reclassering/ [instelling 1] daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering en [instelling 1] de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Verdachte zal zich gedurende de proeftijd onder
elektronisch toezichtstellen ter nakoming van hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden.
Beveeltdat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de gecertificeerde instelling De Jeugd en Gezinsbeschermers
dadelijk uitvoerbaarzijn
.
Geeft aan de gecertificeerde instelling [instelling 1] de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn ook dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering/de [instelling 1] zo vaak en zolang als de reclassering/de [instelling 1] dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een
werkstrafvan
180(honderdtachtig)
uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
90(negentig)
dagen.
Verklaart verbeurd:
500 EUR / IBG 18-10-2022 500 (Omschrijving: PL1300-2022215724-G6249031) (nr. 2).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2022215724-G6249089, Handgereeschap (mes) (nr. 3).
Gelastde
teruggaveaan verdachte van:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2022215724-G6249039, apple) (nr. 1).
Wijstde vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
toetot een bedrag van
€ 850,00(achthonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat
€ 850,00(achthonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijstde vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2]
toetot een bedrag van
€ 900,00(negenhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en
€ 850,00(achthonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaaltdat de benadeelde partij
voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legtverdachte de verplichting
opten behoeve van [aangeefster 2] aan de Staat
€ 1.750,00(zeventienhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 oktober 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en F.W. Pieters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 januari 2023.