ECLI:NL:RBAMS:2023:1324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/4553
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en de draagkrachtberekening van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiseres had een bedrag van € 4.454,80 aangevraagd voor inrichtingskosten, nadat zij op 22 april 2022 met urgentie een woning had toegewezen gekregen vanwege dakloosheid. Het college had eerder op 26 april 2022 bijzondere bijstand voor deze kosten toegekend, maar bij het bestreden besluit van 18 augustus 2022 bleef het college bij de toekenning en de motivering hiervan. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de toekenning en voerde aan dat haar studiefinanciering ten onrechte was meegerekend in de draagkrachtberekening.

De rechtbank heeft op 30 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de draagkrachtberekening van verweerder correct is uitgevoerd. Volgens artikel 33, tweede lid van de Participatiewet moet het inkomen uit studiefinanciering worden meegenomen in de berekening van de draagkracht. De rechtbank oordeelt dat verweerder verplicht was om het normbedrag van de studiefinanciering van eiseres mee te nemen in de berekening. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Als gevolg van deze uitspraak krijgt eiseres het griffierecht niet terug en ontvangt zij geen vergoeding voor haar proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
Zaaknummer: AMS 22/4553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. C.J. Telting).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit waarbij verweerder € 4.454,80 aan eiseres heeft toegekend voor inrichtingskosten.
1.2
Verweerder heeft de inrichtingskosten met het besluit van 26 april 2022 toegekend. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de toekenning en de motivering hiervan gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt de toewijzing van het bedrag aan inrichtingskosten en dan met name de motivering van de draagkrachtberekening. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De rechtbank is uitgegaan van het volgende feiten. Op 22 april 2022 heeft eiseres met urgentie een woning toegekend gekregen omdat zij dakloos was. Om de woning te kunnen inrichten heeft zij op 20 april 2022 bijzondere bijstand aangevraagd. Daarnaast heeft eiseres bijzondere bijstand aangevraagd voor de eerste huur en waarborgsom.
3.2
Verweerder heeft de bijzondere bijstand voor de eerste huur en de waarborgsom toegekend met een bedrag van € 1.097,78. Daarnaast heeft verweerder ook de bijzondere bijstand ten aanzien van de inrichtingskosten toegekend met een bedrag van € 4.454,80. Ten aanzien van de inrichtingskosten krijgt eiseres minder dan waar zij om had gevraagd. Verweerder stelt dat eiseres € 2.641,20 per jaar zelf kan betalen uit haar eigen inkomen na het maken van een draagkrachtberekening.
Heeft verweerder de draagkracht van eiseres juist berekend?
4.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar studiefinanciering heeft meegeteld als inkomen bij de draagkrachtberekening.
4.2
Verweerder heeft een draagkrachtberekening gemaakt. Daarbij heeft verweerder de periode van 1 april 2022 tot en met 31 maart 2023 aangemerkt als draagkrachtperiode, zijnde de periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld. Bij de vaststelling van de draagkracht van eiseres over de draagkrachtperiode, heeft verweerder de draagkracht van eiseres over de (aan de draagkrachtperiode voorafgaande) periode van 31 januari 2022 tot en met 27 maart 2022 als uitgangspunt genomen.
4.3
Verweerder heeft berekend dat eiseres in de periode van 31 januari 2022 tot en met 27 maart 2022 een gemiddeld maandloon had van € 545,73. Daarnaast ontvangt eiseres studiefinanciering. De Wet studiefinanciering 2000 hanteerde in 2022 een normbedrag voor de kosten van levensonderhoud van € 766,08.
4.4
In artikel 35 eerste lid, van de Participatiewet (Pw) is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2 van die wet, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, van de Pw niet van toepassing zijn.
4.5
Op grond van artikel 33, tweede lid van de Pw wordt het inkomen uit studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 in aanmerking genomen naar het van toepassing zijnde normbedrag voor de kosten van levensonderhoud.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat de vaststelling van de draagkracht van eiseres juist is. Artikel 33, tweede lid, van de Pw is dwingend geformuleerd en laat verweerder geen ruimte om daarvan af te wijken. Verweerder was dus verplicht om het normbedrag van de studiefinanciering van eiseres mee te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Soldt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.