ECLI:NL:RBAMS:2023:1373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
12 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/4358
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor advieswerkzaamheden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van rechtsbijstand. Eiser, een rechtsbijstandverlener uit Heemskerk, had een vergoeding van € 1.314,65 aangevraagd voor zijn werkzaamheden in een huurgeschil. Dit huurgeschil betrof een cliënte van eiser die fysiek was aangevallen door een medehuurder. Eiser had een kort geding aangespannen tegen de verhuurder, maar deze procedure werd ingetrokken voordat er een uitspraak was gedaan.

De Raad voor de Rechtsbijstand, verweerder in deze zaak, kende eiser een vergoeding toe voor advieswerkzaamheden, maar niet voor de procedure zelf. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de datum- en tijdbepaling voor het kort geding als een beslissing moest worden beschouwd, waardoor hij recht had op een hogere vergoeding. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de datum- en tijdbepaling geen beslissing is zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr).

De rechtbank oordeelde dat de vergoeding voor advieswerkzaamheden terecht was toegekend, omdat er geen verweer was gevoerd in de kort gedingprocedure. De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat de procedure was beëindigd zonder dat er een uitspraak of tussenuitspraak was gedaan. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te Heemskerk, eiser,

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een vergoeding toegekend van € 1.314,65 [1] voor de door hem verrichte werkzaamheden in een civiele procedure. Bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Eiser is verschenen. Verweerder is bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Tevens was op de zitting aanwezig, [persoon] .

Overwegingen

Achtergrond
1.1.
Eiser heeft rechtsbijstand verleend in een huurgeschil. Eisers cliënte in de onderliggende procedure zou fysiek zijn aangevallen en mishandeld door een huurder die in hetzelfde complex woont. Eiser heeft namens zijn cliënte via een kort geding geprobeerd de verhuurder actie te laten ondernemen tegen de agressieve medehuurder.
1.2.
Het kort geding is aanhangig gemaakt bij de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling en tijdstip bepaald op [medio 1] februari 2022 om 12:00 uur. Op [medio 1] februari 2022 is de procedure ingetrokken. Op [medio 2] maart 2022 heeft eiser verzocht om een vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden in het huurrechtelijke geschil.
Besluitvorming
2. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder aan eiser een vergoeding van € 1.314,65 toegekend. Verweerder ziet geen reden om in plaats van een vergoeding van tien punten voor advieswerkzaamheden, vijftien punten toe te kennen voor een procedure. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat in de onderliggende zaak (enkel) een dagvaarding in kort geding is uitgebracht, waarna de procedure is ingetrokken. Anders dan eiser heeft betoogd, is volgens verweerder een datum- en tijdbepaling door de rechtbank niet een beslissing zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr).
Standpunt eiser
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder in plaats van een vergoeding voor advieswerkzaamheden een vergoeding voor een procedure aan hem had moeten toekennen. Eiser vindt namelijk dat de datum- en tijdbepaling voor een kort geding aan te merken is als een beslissing over een tussentijdse processuele verrichting zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Bvr. Verder voert eiser aan dat verweerder geen onderscheid mag maken tussen een kort gedingprocedure en een comparitie van partijen in een bodemprocedure. Volgens eiser zijn beide procedures in wezen hetzelfde. Er wordt zitting gehouden met twee partijen en de behandelend rechter, en in beide gevallen is er door de rechter een zittingsdatum bepaald. Eiser wijst in dit kader ook op de Nota van Toelichting bij het Besluit van 21 december 1999 tot vaststelling van het Bvr (Nota van Toelichting). [2] Daaruit is volgens eiser – kort gezegd – af te leiden dat indien de procedure wordt beëindigd nadat de rechter een comparitie heeft gelast, de procedureregeling van toepassing is, ongeacht of uitvoering aan de last is gegeven. Volgens eiser is het onbegrijpelijk waarom dit bij een kort gedingprocedure niet zou gelden. Ook vindt eiser dat de datum- en tijdbepaling voor een kort geding te kwalificeren is als uitspraak of tussenuitspraak.
Juridisch kader
4. Het juridisch kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Oordeel rechtbank
5.1.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat uit de Nota van Toelichting bij
artikel 5, tweede lid, van het Bvr op te maken is dat de opzet niet verschilt van die onder het oude besluit. [3] Onder het oude besluit was voor beantwoording van de vraag of een vergoeding voor advieswerkzaamheden of een procedurevergoeding moest worden toegekend, bepalend of er verweer was gevoerd. Het voeren van verweer leidt namelijk voor de rechtsbijstandverlener tot meer werkzaamheden. Aangezien in de praktijk niet eenduidig kan worden bepaald wanneer verweer heeft plaatsgevonden, is in de huidige regeling aansluiting gezocht bij het moment waarop een uitspraak of tussenuitspraak is gedaan dan wel een zitting is bijgewoond door de rechtsbijstandverlener. De rechtbank leidt hieruit af dat de besluitgever de vraag of verweer is gevoerd ook onder het Bvr bepalend vindt.
5.2.
Gelet op voorgaand uitgangspunt is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden aan eiser een vergoeding voor advieswerkzaamheden heeft toegekend. In de onderliggende procedure [4] is enkel een dagvaarding in kort geding uitgebracht, waarna de procedure is ingetrokken. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de datum- en tijdbepaling van het kort geding geen beslissing is als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het Bvr. Uit de Nota van Toelichting bij artikel 5, tweede lid, van het Bvr volgt dat bedoeld is dat de instantie die beslist een oordeel geeft over een tussentijdse processuele verrichting of over het geschil als zodanig. De datum- en tijdbepaling voor een kort geding is dat niet. Ook is de rechtbank het met verweerder eens dat een datum- en tijdbepaling van een kort geding niet te kwalificeren is als een uitspraak of tussenuitspraak. Eisers standpunt dat verweerder geen onderscheid mag maken tussen een datumbepaling in een kort gedingprocedure en het bepalen van een comparitie van partijen in een bodemprocedure, volgt de rechtbank evenmin. Voor dit oordeel neemt de rechtbank in aanmerking dat het voorbeeld dat in de Nota van Toelichting genoemd wordt, namelijk: ‘het beëindigen van de procedure nadat de rechter een comparitie heeft gelast’, een situatie betreft waarin de gedaagde op de dagvaarding heeft gereageerd met een conclusie van antwoord, oftewel er is verweer gevoerd. Dit is bij een kort gedingprocedure anders omdat de gedaagde partij doorgaans pas op zitting verweer voert. Van een onderscheid dat niet gemaakt zou mogen worden tussen de kort gedingprocedure en de bodemprocedure, is dan ook geen sprake.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE - JURIDISCH KADER

Besluit vergoedingen rechtsbijstand

Artikel 5, tweede lid,
Indien de procedure is beëindigd voordat de in artikel 1 bedoelde instantie uitspraak of tussenuitspraak heeft gedaan of een beslissing heeft genomen dan wel voordat de rechtsbijstandverlener een zitting als bedoeld in het eerste lid van artikel 7 heeft bijgewoond, zijn de artikelen 12 en 13, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Werkinstructie Art. 05 Bvr Procedure/ Beëindigd

Voortijdig beëindigde procedures
Voortijdig beëindigde procedures zijn procedures die zijn beëindigd voordat er een uitspraak of tussenuitspraak is gedaan, voordat er een beslissing is genomen of voordat de rechtsbijstandverlener een zitting heeft bijgewoond. Denk aan procedures die zijn beëindigd doordat de vordering of het verzoek is geroyeerd of ingetrokken (burgerlijk recht) of het bezwaar- of beroepschrift is ingetrokken (bestuursrecht).
Als een procedure voortijdig is beëindigd, dan pas je de regeling voor de advieszaken toe.
Procedure
Is er sprake van een uitspraak, tussenuitspraak of beslissing dan stel je de vergoeding vast als procedure. Dit geldt ook wanneer op een ingetrokken dagvaarding/ oproepingsbericht/ verzoekschrift een beschikking of uitspraak volgt.

Voetnoten

1.10 punten.
2.Stb. 1999, 580.
3.Besluit vergoedingen rechtsbijstand 1994.
4.Het huurgeschil.