ECLI:NL:RBAMS:2023:1409

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
C/13/722206 / HA ZA 22-685
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering en opzegging verzekering wegens verzwijging medische informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.R. van Buul, en de gedaagde partij, Credit Life, vertegenwoordigd door mr. R. van Baarlen. De eiser had een woonlastenverzekering afgesloten bij Credit Life, maar de verzekeraar weigerde een uitkering en zegde de verzekering op vanwege vermeende verzwijging van relevante medische informatie door de eiser. De eiser had op 23 januari 2017 een aanvraagformulier voor de verzekering ingevuld en een gezondheidsverklaring ingediend, waarin zij ontkennend had geantwoord op vragen over haar medische toestand en medicijngebruik. Na een periode van arbeidsongeschiktheid, die begon in augustus 2017, weigerde Credit Life op 15 december 2020 dekking te bieden, stellende dat de eiser onjuiste informatie had verstrekt.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, inclusief de medische gegevens van de eiser en de correspondentie tussen partijen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat zij geen relevante informatie had verzwegen. De rechtbank oordeelde dat Credit Life op basis van de beschikbare medische gegevens terecht had geconcludeerd dat de verzekering niet was aangegaan indien de juiste informatie was verstrekt. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte het belang van de mededelingsplicht bij het aangaan van een verzekering en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/722206 / HA ZA 22-685
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.R. van Buul te Boxmeer,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
RHEINLAND VERSICHERUNGS A.G., h.o.d.n. Credit Life International Schade,
gevestigd te Neuss (Duitsland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Credit Life,
advocaat: mr. R. van Baarlen te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 augustus 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 16 november 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 januari 2023, met daarin genoemde stukken,
- de brief van [eiser] van 2 februari 2023 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 januari 2017 heeft [eiser] een digitaal aanvraagformulier ingevuld voor een woonlastenverzekering (hierna: de verzekering) bij Credit Life. In de aanvraagbevestiging staat – voor zover van belang – het volgende:
‘Wat zijn de gevolgen als u niet (volledig) voldoet aan uw mededelingsplicht? Dat kan ertoe leiden dat u recht heeft op een deel van de uitkering, dat u helemaal geen recht meer heeft op een uitkering of dat de verzekering wordt opgezegd. Dit is vastgelegd in de artikelen 7:929-930 van het Burgerlijk Wetboek’.
2.2.
Dezelfde dag heeft [eiser] van [naam] , administrateur van Credit Life, het verzoek ontvangen om een elektronische gezondheidsverklaring in te vullen voor een medische beoordeling door ReMedicalGroup B.V. (hierna: RMG), een medisch expertisebureau.
2.3.
Op 24 januari 2017 heeft [eiser] de gezondheidsverklaring ingevuld. Daarin zijn onder meer de volgende vragen opgenomen:
‘Heeft u een ziekte, aandoening, klachten of letsel?
(…)
Gebruikt u medicijnen die slechts op recept verkrijgbaar zijn?(m. u. v. anti-conceptie)’
[eiser] heeft deze vragen ontkennend beantwoord.
2.4.
Eveneens op 24 januari 2017 heeft Credit Life de verzekering geaccepteerd. De verzekering biedt dekking tegen werkloosheid en 35% of meer arbeidsongeschiktheid voor een bedrag van € 1.500,- per maand, met een eigen risicoperiode van 365 dagen.
2.5.
In augustus 2017 is [eiser] arbeidsongeschikt geraakt en heeft zij dit gemeld.
2.6.
Op 30 september heeft Credit Life bevestigd dat zij zal beoordelen op [eiser] vanaf 28 augustus 2018 recht heeft op dekking onder de verzekering. Voor de medische beoordeling heeft RMG medische gegevens van [eiser] opgevraagd bij haar huisarts, haar behandelend psycholoog, UWV en de bedrijfsarts.
2.7.
Bij e-mail van 15 december 2020 heeft Credit Life dekking onder de verzekering geweigerd, omdat [eiser] bij de verzekeringsaanvraag onjuiste medische informatie zou hebben verstrekt. Volgens Credit Life blijkt uit het medisch journaal van [eiser] dat zij één of meer vragen in de gezondheidsverklaring onterecht ontkennend heeft beantwoord. Credit Life heeft daarbij verwezen naar onderstaand overzicht.
Uit het journaal volgt dat [eiser] in de vijf jaren voorafgaand aan het invullen van de gezondheidsverklaring meermaals haar huisarts heeft geraadpleegd voor klachten aan haar schouders, linker hiel, knieën, rug, maag- en darmstelsel, longen/luchtwegen, schildklier en huid. Ook heeft zij in 2016 een longarts, maag- darm- en leverarts en internisten bezocht. In 2016 hebben de huisarts en specialisten aandoeningen vastgesteld aan haar rug, schildklier, longen/luchtwegen en het maag- en darmstelsel. Verder blijkt dat in 2016 artsen twee verschillende medicijnen aan [eiser] hebben voorgeschreven, anders dan anticonceptie.
2.8.
Op grond van het medisch journaal concludeert drs. Coehoorn van RMG dat in elk geval zes en mogelijk zeven clausules zouden zijn toegepast indien [eiser] de juiste medische informatie aan haar zou hebben verstrekt en op grond daarvan de verzekeringsaanvraag zou zijn afgewezen. Credit Life heeft de overeenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd en is niet tot uitkering onder de verzekering overgegaan.
2.9.
Dezelfde dag heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen het standpunt van Credit Life.
2.10.
Bij e-mail van 17 december 2020 heeft Credit Life aan [eiser] een pdf-bestand van de door haar ingevulde gezondheidsverklaring toegestuurd. Daarin zijn de volgende medische vragen opgenomen:
2.11.
Bij brief van 25 januari 2021 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] Credit Life gesommeerd om de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst na te komen.
2.12.
[eiser] heeft geneeskundig adviseur drs. Kurris ingeschakeld. Hij heeft op basis van het medisch journaal van [eiser] geconcludeerd dat een redelijk handelend verzekeraar niet meer dan twee clausules zou hanteren en dus de verzekering met [eiser] zou zijn aangegaan.
2.13.
In september 2022 heeft drs. Brouns van RMG op grond van de medische voorkennis van [eiser] geconcludeerd dat in elk geval vijf en mogelijk zeven clausules zouden zijn toegepast indien [eiser] de juiste medische informatie zou hebben verstrekt en op grond daarvan de verzekeringsovereenkomst met Credit Life niet tot stand zou zijn gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Credit Life veroordeelt tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst;
II. Credit Life veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de achterstallige verzekeringspenningen, te weten het bedrag van € 1.500,00 per maand vanaf 29 augustus 2018, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid van iedere maandelijkse termijn, alsmede de opzegging van de woonlastenverzekering ongedaan te maken, althans Credit Life te veroordelen de opzegging van de woonlastenverzekering per 15 december 2020 ongedaan te maken en de verzekeringsovereenkomst per die datum te herstellen;
III. Credit Life veroordeelt tot betaling aan [eiser] van het bedrag van € 5.196,95 voor de gemaakte kosten voor het deskundigenbericht van de heer Kurris;
IV. Credit Life veroordeelt in de buitengerechtelijke kosten;
V. Credit Life veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Tijdens het invullen van de gezondheidsverklaring had zij geen klachten en gebruikte zij geen medicijnen die enkel op recept verkrijgbaar zijn. Verder is in de door haar ingevulde gezondheidsverklaring de vraag over het raadplegen van een arts of specialist in de vijf jaar voorafgaand aan het invullen van de verklaring niet volledig aan haar gesteld. Zij heeft de gezondheidsverklaring dus juist ingevuld en indien zij die niet juist heeft ingevuld, dat heeft zij dat niet opzettelijke gedaan. Nu [eiser] zowel meer dan 35% arbeidsongeschikt als werkloos is geraakt, is Credit Life gehouden om dekking te verlenen onder de polis vanaf 29 augustus 2018. Credit Life heeft geen reden om de overeenkomst te beëindigen en moet met terugwerkende kracht vanaf 15 december 2020 de verzekeringsovereenkomst herstellen. Ook moet Credit Life de kosten voor de deskundigenbericht van drs. Kurris en de buitengerechtelijke kosten voldoen.
3.3.
Credit Life voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of Credit Life aan [eiser] het recht op een uitkering onder de verzekering mocht weigeren en deze verzekering per 15 december 2020 mocht opzeggen wegens verzwijging door [eiser] van volgens Credit Life voor haar relevante feiten ter beoordeling van het risico op arbeidsongeschiktheid bij het aangaan van de verzekering. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] tenminste voor 35% arbeidsongeschikt is.
Mededelingsplicht
4.2.
[eiser] betwist dat zij bij het aangaan van de verzekering informatie voor Credit Life heeft verzwegen waarvan zij redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat deze voor Credit Life van belang was voor de beslissing of, en zo ja, op welke voorwaarden zij [eiser] wilde verzekeren (artikel 7:928 lid 1 BW). [eiser] heeft een verzekeringsaanvraag ingediend en vervolgens heeft RMG haar verzocht een gezondheidsverklaring in te vullen. Uit de door Credit Life overgelegde correspondentie volgt dat [eiser] de gezondheidsverklaring heeft ingevuld op 24 januari 2017 om 09:37:25 uur vóórdat Credit Life de verzekering heeft geaccepteerd op 24 januari 2017 om 11:33:07 uur. Hieruit blijkt de onjuistheid van de stelling van [eiser] dat de verzekering is geaccepteerd voordat zij de gezondheidsverklaring heeft ingestuurd. De conclusie is dat de verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen op basis van de ingevulde gezondheidsverklaring.
Klachten en medicijngebruik
4.3.
Volgens Credit Life heeft [eiser] de gezondheidsverklaring onjuist ingevuld. Daartoe heeft zij aangevoerd dat [eiser] de vraag ‘
Heeft u een ziekte, aandoening, klachten of letsel?’en de vraag
‘Gebruikt u medicijnen die slechts op recept verkrijgbaar zijn? (m.u.v. anti-conceptie)’ten onrechte ontkennend heeft beantwoord. Volgend Credit Life valt uit het journaal af te leiden dat [eiser] ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring klachten had. Verder gebruikte [eiser] ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring medicatie voor haar schildklier en laxerende medicijnen die enkel op recept te verkrijgen zijn. Credit Life heeft daarbij verwezen naar het journaal van de huisarts.
[eiser] heeft betwist dat zij de gezondheidsverklaring onjuist heeft ingevuld. Zij heeft betwist dat zij ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring medicatie gebruikte en/of medische klachten had.
4.4.
[eiser] heeft de inhoud van het overzicht van haar bezoeken aan de huisarts en specialisten dat is gebaseerd het journaal van de huisarts zoals weergegeven onder 2.7 niet weersproken. Daarom zal uitgegaan worden van de juistheid van dat overzicht. Uit dat overzicht kan echter niet worden geconcludeerd dat [eiser] ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring klachten had en/of medicatie gebruikte die enkel op recept te verkrijgen is, anders dan anticonceptie. Uit het journaal van de huisarts valt namelijk niet af te leiden dat [eiser] ten tijde van het invullen van de gezondheidsverklaring daadwerkelijk klachten had en medicatie gebruikte. Tussen de bezoeken van [eiser] aan de (huis)arts en het invullen van de gezondheidsverklaring zit enige tijd waardoor niet geconcludeerd kan worden dat [eiser] in januari 2017 klachten gehad
moethebben. De enkele omstandigheid dat [eiser] in augustus 2017 tijdens een consult bij de bedrijfsarts mogelijk een aantal klachten heeft geuit of besproken die zij in 2016 (ook) heeft gehad, is evenmin voldoende om de concluderen dat [eiser] in januari 2017 klachten moet hebben gehad. Tussen het invullen van de gezondheidsverklaring en het bezoek aan de bedrijfsarts zit eveneens een aantal maanden. Ook tussen het moment van het voorschrijven van medicatie aan [eiser] in 2016 en het invullen van de gezondheidsverklaring zit dusdanig veel tijd dat niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat [eiser] destijds medicatie gebruikte. Verder heeft [eiser] ter zitting een plausibele verklaring afgelegd over (de duur van) het gebruik van deze medicatie.
4.5.
De conclusie is dat, indien de vragen over het hebben van klachten en medicijngebruik aan [eiser] zijn gesteld, niet is komen vast te staan dat zij deze vragen onterecht ontkennend heeft beantwoord.
Bezoek aan een arts of specialist in de afgelopen vijf jaar
4.6.
Credit Life stelt dat in de gezondheidsverklaring ook de vraag: ‘
Heeft u in de laatste 5 jaar een arts /specialist /fysiotherapeut/ manueel therapeut geraadpleegd voor:
- (chronische) luchtwegklachten,
- bloeddruk,
- bloedonderzoek (o.a. cholesterol),
- epilepsie,
- leverklachten,
- nierklachten,
- maag- en/of darmklachten
- (chronische) spier- en/of gewrichtsklachten (waaronder rugklachten),
- suikerziekte of
- een andere ernstige ziekte?’hierna: de vraag over het raadplegen van een arts of specialist) gesteld en heeft [eiser] deze vraag ten onrechte ontkennend beantwoord, omdat uit het journaal van de huisarts blijkt dat [eiser] in die periode meermaals de huisarts en specialisten heeft bezocht in verband met luchtwegklachten, bloedonderzoek, maag- en/of dramklachten, spier- en/of gewrichtsklachten en een andere ernstige ziekte.
Volgens Credit Life is de vraag niet in zijn geheel opgeslagen en daarom niet zichtbaar in het pdf-bestand van de ingevulde vragenlijst dat zich in haar dossier bevindt, maar is deze wél volledig aan [eiser] gesteld.
4.7.
[eiser] betwist dat deze vraag volledig aan haar is gesteld. Zij stelt op basis van het pdf-bestand dat zich bij Credit Life in haar dossier zit dat de vraag luidde: “
Heeft u in de laatste 5 jaar een arts /specialist /fysiotherapeut/ manueel therapeut geraadpleegd voor” terwijl een opsomming van ziekten en klachten ontbrak.
4.8.
Of de vraag volledig is gesteld, zoals Credit life stelt, of alleen een deel van die vraag zoals [eiser] stelt, kan in het midden blijven. Immers ook als de vraag luidde zoals [eiser] stelt, had zij die met “ja” moeten beantwoorden, omdat zij in de voorafgaande jaren regelmatig haar huisarts en ook recent nog twee specialisten had geraadpleegd.
Redelijk handelend verzekeraar
4.9.
Omdat [eiser] in de gezondheidsverklaring de vraag over het raadplegen van een arts of specialist ten onrechte ontkennend heeft beantwoord, geldt het volgende. Credit Life heeft voldoende aangetoond dat een redelijk handelend verzekeraar, en daarmee Credit Life zelf, de verzekering niet met [eiser] zou hebben afgesloten bij kennis van de ware stand van zaken, te weten de medische gegevens zoals weergegeven onder 2.7. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft Credit Life het volgende naar voren gebracht:
  • Credit Life heeft twee onafhankelijk medisch adviseurs gevraagd om hun licht te laten schijnen over de vraag of zij tot acceptatie zouden hebben geadviseerd als de voorgeschiedenis van [eiser] bekend zou zijn geweest; beide adviseurs hebben die vraag ontkennend beantwoord;
  • aan deze uitlatingen komt een bredere betekenis toe dan louter voor deze specifieke zaak, omdat beide medisch adviseurs zelfstandig een verzekeringsaanvraag beoordelen, ook door andere verzekeraars worden ingeschakeld en zij hun advies hebben gebaseerd op het MiRa-adviessysteem;
  • uit de uitlatingen van de medisch adviseurs volgt ook waarom zij negatief zouden hebben geadviseerd.
4.10.
Volgens [eiser] zijn de medische adviseur er ten onrechte vanuit gegaan dat een redelijk handelend verzekeraar niet één clausule voor het steun- en bewegingsapparaat zou hanteren. Dat maakt het voorgaande echter niet anders. Uit de rapporten van de medisch adviseur blijkt dat in het geval slechts één clausule zou worden gehanteerd voor het steun- en bewegingsapparaat, op basis van het medisch journaal van [eiser] ten minste twee of meer andere clausules gehanteerd zouden worden. Verder blijkt uit het rapport van de medisch adviseurs dat een redelijke handelend verzekeraar ook in dat geval de verzekeringsaanvraag niet zou hebben geaccepteerd, omdat bij meer dan twee clausules geen reële dekking meer bestaat. De enkele omstandigheid dat een van de medisch adviseur in een eerder rapport heeft opgenomen dat het met één clausule uitsluiten van het bewegingsapparaat bij Credit Life niet voorkomt, terwijl dat naar zij stelt niet juist is, maakt – anders dan dat [eiser] heeft betoogd – niet dat de rapporten van de medisch adviseurs ongeloofwaardig zijn.
4.11.
Verder is niet in geschil dat Credit Life ten aanzien van het onjuist invullen van vraag over het raadplegen van een arts of specialist heeft voldaan aan de tweemaandentermijn van artikel 7:929 lid 1 BW en Credit Life indien sprake is van verzwijging een beroep kan doen op artikel 7:930 lid 4 BW.
conclusie en proceskosten
4.12.
De conclusie is dat Credit Life niet verplicht kan worden tot uitkering over te gaan. De vorderingen van [eiser] zullen dus worden afgewezen.
4.13.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Credit Life als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.957,50
(2,5 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.794,50
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zijn toewijsbaar zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Credit Life tot dit vonnis vastgesteld op € 5.794,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.