ECLI:NL:RBAMS:2023:1410

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
C/13/721528 / HA ZA 22-628
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande declaraties uit overeenkomst van opdracht tussen advocaat en cliënt

In deze zaak vordert Wieringa Advocaten betaling van openstaande declaraties van Van Oosterum Beheer, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht voor juridische bijstand. De procedure begon met een dagvaarding op 9 augustus 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 7 december 2022. De feiten van de zaak zijn als volgt: Van Oosterum Beheer had in juli 2020 Wieringa Advocaten ingeschakeld voor juridische bijstand in een procedure tegen Paroeciali Investments B.V. Wieringa Advocaten heeft de opdracht bevestigd en een voorschotfactuur van € 847,- gestuurd, die door Van Oosterum Beheer is betaald. Gedurende de samenwerking zijn meerdere declaraties verzonden, maar Van Oosterum Beheer heeft een aantal van deze declaraties niet voldaan, met als argument dat de kosten hoger uitvielen dan verwacht en dat Wieringa Advocaten haar informatieplicht zou hebben geschonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht was en dat Van Oosterum Beheer loon verschuldigd was aan Wieringa Advocaten. De rechtbank oordeelde dat Wieringa Advocaten niet voldoende had voldaan aan haar informatieplicht, omdat zij Van Oosterum Beheer niet tijdig had geïnformeerd over de hogere kosten. De rechtbank heeft de openstaande declaraties tot een bedrag van € 11.000,- als redelijk beoordeeld en heeft Wieringa Advocaten in het gelijk gesteld voor dit bedrag, inclusief wettelijke rente. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 1.650,- en proceskosten van € 4.141,31 toegewezen aan Wieringa Advocaten. De vordering van Wieringa Advocaten is dus gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank Van Oosterum Beheer heeft veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/721528 / HA ZA 22-628
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van
de maatschap
WIERINGA ADVOCATEN,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
hierna te noemen: Wieringa Advocaten,
advocaat: mr. J. Bouman te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OOSTERUM BEHEER B.V.,
gevestigd te Driebergen,
gedaagde,
hierna te noemen: Van Oosterum Beheer,
advocaat: mr. P.W.M. Huisman te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 7 december 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 januari 2023 met de daarin genoemde (proces)stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In juli 2020 heeft de heer [naam 1] , bestuurder van Van Oosterum Beheer, zich tot Wieringa Advocaten gewend voor juridische bijstand nadat zij door Paroeciali Investments B.V. (hierna: Paroeciali) was gedagvaard.
2.2.
Mr. [naam 2] , destijds advocaat bij Wieringa Advocaten, heeft de opdracht bij e-mail van 7 juli 2020 aan Van Oosterum Beheer bevestigd. In deze e-mail heeft hij geschreven dat de algemene voorwaarden van Wieringa Advocaten op de overeenkomst van toepassing zijn en deze ook bijgevoegd. In artikel 15 van de algemene voorwaarden is – voor zover van belang – opgenomen dat Wieringa Advocaten is gerechtigd om in geval van declaraties die 90 dagen na factuurdatum onbetaald zijn gebleven buitengerechtelijke kosten van 15% van het te incasseren bedrag in rekening te brengen met een minimum van € 150,-.
Verder staat in de opdrachtbevestiging dat een betalingstermijn van veertien dagen geldt, voor de werkzaamheden van mr. [naam 2] een uurtarief van € 290,- zal worden gehanteerd en hij waar nodig of wenselijk kantoorgenoten zal inschakelen van wie de uurtarieven variëren van € 140,- tot € 250,-. Bij de opdrachtbevestiging was een voorschotdeclaratie van € 847,- gevoegd, die door Van Oosterum Beheer is betaald.
2.3.
De opgedragen werkzaamheden van Wieringa Advocaten bestonden onder meer uit het opstellen en indienen van een conclusie van antwoord in de procedure tegen Paroeciali (hierna: de conclusie).
2.4.
Op 6 augustus, 1 september en 9 september 2020 heeft Wieringa Advocaten declaraties van € 6.286,02, € 4.131,- en € 483,54 voor werkzaamheden en griffierecht aan Van Oosterum Beheer verzonden.
2.5.
Bij e-mail van 23 september 2020 heeft Van Oosterum Beheer mr. [naam 2] verzocht om geen inspanningen te verrichten voor het schrijven van de conclusie van antwoord, omdat Van Oosterum het stuk zelf met een ander wilde uitwerken.
2.6.
Op 8 oktober 2020 heeft Wieringa Advocaten een declaratie van € 2.789,66 aan Van Oosterum Beheer verzonden.
2.7.
Op 14 oktober 2020 heeft Van Oosterum Beheer aan Wieringa Advocaten gevraagd een voorstel te doen voor de te verwachten kosten.
2.8.
Op 16 oktober 2020 heeft Van Oosterum Beheer het concept van de conclusie aan Wieringa Advocaten gestuurd. In een e-mail van 19 oktober 2020 heeft Wieringa Advocaten kenbaar gemaakt dat zij de conclusie niet één op één zou kunnen indienen en dat zij nog veel werkzaamheden moest verrichten. Verder heeft Wieringa Advocaten in haar e-mail geschreven:
‘Vooruitlopend op mijn werkzaamheden stuur ik hierbij een voorschotnota van 5.000 + btw. Ik weet vooralsnog niet of dat voldoende zal zijn, maar ik vermoed dat ik daarmee wel een eind op streek kan geraken.’
2.9.
Op 5 november 2020 heeft Wieringa Advocaten een declaratie van € 2.397,18 aan Van Oosterum Beheer verzonden.
2.10.
Bij e-mail van 16 november 2020 heeft Wieringa Advocaten aan Van Oosterum Beheer geschreven dat zij zich zorgen maakt over de kwaliteit van de conclusie van antwoord waaraan zij nog niet heeft kunnen beginnen, omdat de voorschotnota niet was betaald.
2.11.
Bij e-mail van 19 november 2020 heeft Van Oosterum Beheer geschreven dat mr. [naam 2] had verklaard voor de afronding van de conclusie € 5.000,- nodig te hebben en dat een deel van de werkzaamheden voor de conclusie al moest zijn verricht, gezien de hoogte van de declaraties die inmiddels waren voldaan. Verder heeft Van Oosterum Beheer verzocht aan te geven wat er gedaan is.
Wieringa Advocaten heeft dezelfde dag geantwoord dat met het daadwerkelijke schrijven van de conclusie niet was aangevangen en heeft voor de tot dan toe verrichte werkzaamheden verwezen naar urenspecificaties en e-mails. Verder heeft zij geschreven dat de voorschotnota niet was betaald en dat zij niet zou beginnen met schrijven voordat die zou zijn voldaan en dat zij ook niet heeft geschreven dat € 5.000,- voldoende zou zijn om het honorarium te dekken.
2.12.
Op 25 november 2020 heeft Van Oosterum Beheer (een deel van) de voorschotnota voldaan en is Wieringa Advocaten gestart met het schijven van de conclusie. Wieringa Advocaten heeft op 7 december 2020 een concept van de conclusie aan Van Oosterum Beheer gestuurd en twee dagen later heeft zij deze bij de rechtbank ingediend.
2.13.
Op 7 december 2020 heeft Wieringa Advocaten een declaratie van
€ 3.706,71 aan Van Oosterum Beheer verstuurd. Van Oosterum Beheer heeft deze declaratie niet voldaan. Op 14 januari 2021 heeft Van Oosterum Beheer geschreven:
‘Naar aanleiding van uw herinnering vraag ik uw aandacht voor het feit, dat is een afspraak heb gemaakt over het opstellen van een Conclusie van Antwoord voor een bedrag van € 5.000. Daarom valt deze declaratie op omdat, waar ik de kosten ook al hoog beschouw, ook niet aangekondigd heb gekregen, dat er extra kosten gemaakt dienden te worden.’
2.14.
Op 19 januari en 8 februari 2021 heeft Wieringa Advocaten vervolgens declaraties van € 23.533,14 en € 641,30 verstuurd. Van Oosterum Beheer heeft deze declaraties ook onbetaald gelaten. De (voorschot)declaraties van 7 juli, 6 augustus, 1 en 9 september, 8 en 19 oktober en 5 november 2020 van in totaal € 18.853,30 (inclusief btw) zijn wel betaald.
2.15.
Wieringa Advocaten heeft op 21 maart 2021 de overeenkomst met Van Oosterum Beheer opgezegd en zich onttrokken als advocaat in de procedure tegen Paroeciali. Wieringa Advocaten en Van Oosterum Beheer hebben vervolgens gecorrespondeerd over de betaling van de openstaande declaraties.

3.Het geschil

3.1.
Wieringa Advocaten vordert – samengevat – dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad, Van Oosterum Beheer veroordeelt tot betaling van:
I. € 20.984,15, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover berekend tot en met 1 augustus 2022 van € 2.644,30, en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 2 augustus 2022;
II. de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 3.147,62;
III. de proceskosten, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Wieringa Advocaten legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Wieringa Advocaten aan Van Oosterum Beheer juridische bijstand heeft verleend. Partijen zijn overeengekomen dat Wieringa Advocaten haar werkzaamheden op basis van een uurtarief zou declareren. Na aftrek van de voorschotdeclaraties is het openstaande bedrag € 20.984,15 (inclusief btw). Van Oosterum Beheer is, ondanks sommaties, in gebreke gebleven met betaling van de verschuldigde declaraties voor de aan haar verleende bijstand. Van Oosterum Beheer is gehouden om deze declaraties alsnog te voldoen. Verder maakt Wieringa Advocaten conform artikel 15 van haar algemene voorwaarden aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van 15% van het te incasseren bedrag.
3.3.
Van Oosterum Beheer voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Wieringa Advocaten in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (BW) hebben gesloten op grond waarvan Wieringa Advocaten Van Oosterum Beheer zou bijstaan in de gerechtelijke procedure tegen Paroeciali. Van Oosterum Beheer is op grond van artikel 7:405 lid 1 BW aan Wieringa Advocaten loon verschuldigd, omdat Wieringa Advocaten deze overeenkomst aan is gegaan in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. Ook staat vast dat Wieringa Advocaten haar werkzaamheden zou factureren op basis van ‘uur x tarief’ en dat mr. [naam 2] voor zijn werkzaamheden een uurtarief van € 290,- (exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw) in rekening zou brengen. Uit de opdrachtbevestiging volgt dat Wieringa Advocaten andere medewerkers kon inzetten voor de bijstand van Van Oosterum Beheer tegen een lager tarief. Partijen zijn het erover eens dat deze uurtarieven redelijk zijn.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of Van Oosterum Beheer de openstaande declaraties moet voldoen. Volgens Wieringa Advocaten is dit het geval. Van Oosterum Beheer heeft betoogd dat zij niet (alle) declaraties hoeft te voldoen, omdat Wieringa Advocaten de verwachting heeft gewekt dat de declaraties niet veel hoger zouden zijn dan de voorschotnota van € 5.000,-, Wieringa Advocaten haar informatieplicht heeft geschonden over de hoogte van de declaraties en Wieringa Advocaten onnodig werk heeft verricht door het inzetten van een andere advocaat, mr. [naam 3] .
informatieplicht
4.3.
Met betrekking tot het verweer van Van Oosterum Beheer dat Wieringa Advocaten haar informatieplicht heeft geschonden, geldt het volgende. Op grond van artikel 7:403 lid 1 BW heeft Wieringa Advocaten ten opzichte van Van Oosterum Beheer een informatieplicht om haar op de hoogte te houden van de werkzaamheden. De omvang van de informatieplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Voor advocaten is deze plicht nader ingevuld door de Gedragsregels advocatuur 2018 (hierna: de Gedragsregels). In regel 16 lid 1 is opgenomen dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte brengt van belangrijke informatie, feiten en afspraken en belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigt. Verder is in regel 17 lid 3 van de Gedragsregels opgenomen dat een advocaat zodra hij voorziet dat een declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan de aanvankelijk aan de cliënt opgegeven schatting, hij zijn cliënt daarvan op de hoogte moet stellen.
4.4.
Mr. [naam 2] van Wieringa Advocaten heeft op 19 oktober 2020 een voorschotnota van
€ 5.000,- voor het schrijven van de conclusie aan Van Oosterum Beheer gestuurd en daarbij vermeld dat hij vermoedt daarmee wel ‘een eind op streek te kunnen geraken’. Met die mededeling heeft hij een bepaalde verwachting gewekt bij Van Oosterum Beheer over de hoogte van de declaraties. Van Oosterum Beheer hoefde – gelet op de mededeling bij de voorschotnota – er geen rekening mee te houden dat de uiteindelijke hoogte van de declaraties (€ 27.881,15) zo sterk zou afwijken van het voorschot.
Daarbij komt het volgende. Wieringa Advocaten had, nadat zij informatie van Van Oosterum Beheer had ontvangen en haar duidelijk was geworden dat het schrijven van de conclusie aanmerkelijk meer tijd zou kosten dan ingeschat, Van Oosterum Beheer daarvan op de hoogte moeten stellen. Dit geldt te meer nu Van Oosterum Beheer meermaals vragen heeft gesteld over de hoogte van de declaraties en uit de correspondentie tussen partijen blijkt dat daarover bij haar onduidelijkheid bestond. De e-mail van 19 november 2021 van Wieringa Advocaten waarin staat dat zij niet heeft geschreven dat het voorschot afdoende zou zijn voor de uiteindelijke declaraties, zie 2.11, is in dat kader onvoldoende. Het had op de weg van Wieringa Advocaten gelegen om ondubbelzinnig aan Van Oosterum Beheer kenbaar te maken dat de kosten voor haar werkzaamheden aanzienlijk hoger zouden worden dan € 5.000,-. Nu Wieringa Advocaten Van Oosterum Beheer niet heeft geïnformeerd over de aanmerkelijk hogere kosten heeft zij Van Oosterum Beheer onvoldoende duidelijkheid verschaft over de hoogte van de uiteindelijke declaraties en heeft zij aanzienlijk meer uren in rekening gebracht dan waarop Van Oosterum Beheer had kunnen rekenen.
4.5.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Wieringa Advocaten dat het onmogelijk was om Van Oosterum Beheer te informeren over ieder uur dat zij besteedde aan de bijstand aan Van Oosterum Beheer. Zoals onder 4.3 weergegeven, is in de Gedragsregels opgenomen dat een advocaat zijn cliënt moet informeren zodra hij voorziet dat een declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan een opgegeven schatting. Wieringa Advocaten had Van Oosterum Beheer hierover op 25 november 2020 kunnen informeren, toen zij begon met het schrijven van de conclusie en ontdekte dat de door Van Oosterum Beheer aangeleverde stukken niet bruikbaar waren waardoor zij aan het opstellen van de conclusie veel meer tijd zou moeten besteden dan verwacht.
4.6.
De conclusie is dat Wieringa Advocaten niet heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplicht. Dit zal worden meegewogen bij de vraag of Wieringa Advocaten nog recht heeft op een vergoeding voor haar werkzaamheden en zo ja, hoe hoog die vergoeding dan zou moeten zijn.
extra en onnodig werk door [naam 3] verricht
4.7.
Van Oosterum Beheer heeft niet betwist dat Wieringa Advocaten het aantal in rekening gebrachte uren daadwerkelijk aan de opdracht heeft besteed. Zij voert echter aan dat Wieringa Advocaten de werkzaamheden in minder uren had kunnen verrichten en dat Wieringa Advocaten door de inzet van mr. [naam 3] extra en onnodig werk in rekening heeft gebracht.
Van Oosterum Beheer wordt niet gevolgd in dit betoog. In de opdrachtbevestiging van 7 juli 2020 staat expliciet dat Wieringa Advocaten waar nodig en wenselijk andere advocaten kan inzetten tegen een lager uurtarief. Uit de declaraties volgt dat voor de werkzaamheden van mr. [naam 3] een lager uurtarief in rekening is gebracht. Wieringa Advocaten mocht dus mr. [naam 3] inschakelen om een deel van de werkzaamheden uit te voeren. Daarbij geldt dat het verrichten van werkzaamheden door mr. [naam 3] ertoe heeft geleid dat de uiteindelijke declaratie lager is uitgevallen dan wanneer alle werkzaamheden door mr. [naam 2] zouden zijn uitgevoerd.
4.8.
Van Oosterum Beheer heeft haar stelling dat door de inzet van mr. [naam 3] meer uren zouden zijn gedeclareerd – mede gelet op de betwisting van Wieringa Advocaten – onvoldoende onderbouwd. Verder blijkt uit de stukken ook niet dat de samenwerking van mr. [naam 2] en mr. [naam 3] tot hogere declaraties heeft geleid.
4.9.
De conclusie is dat dit verweer er niet toe kan leiden dat Van Oosterum Beheer een deel van de declaraties niet hoeft te betalen.
redelijk loon
4.10.
De vraag resteert welk deel van de declaraties Van Oosterum Beheer aan Wieringa Advocaten is verschuldigd.
4.11.
De stelplicht voor de hoogte en grondslag van haar vordering rust op Wieringa Advocaten. Daarbij geldt in zijn algemeenheid dat de opgevoerde en in rekening gebrachte werkzaamheden voldoende aantoonbaar moeten zijn verricht, dat zij nuttig, nodig en doelmatig moeten zijn geweest en dat de duur ervan de toets der redelijkheid moet kunnen doorstaan.
4.12.
Wieringa Advocaten heeft de door haar verrichte werkzaamheden deugdelijk gespecificeerd. Wieringa Advocaten heeft inspanningen verricht voor het schrijven van de conclusie in de procedure tegen Paroeciali en Van Oosterum Beheer niet in het verdere verloop van de procedure bijgestaan. Daarbij moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat Wieringa Advocaten de conclusie in een zeer korte periode heeft moeten schrijven doordat Van Oosterum Beheer haar daartoe laat opdracht heeft gegeven en het voorschot van € 5.000,- niet op tijd heeft betaald. Verder is van belang dat Wieringa Advocaten voor het opstellen van de conclusie zeer omvangrijke memo’s en bijlagen van Van Oosterum Beheer heeft moeten bestuderen en dat de conclusie bestond uit 34 pagina’s.
Gelet op de werkzaamheden die Wieringa Advocaten heeft verricht, het aantal uur dat zij daaraan heeft besteed, het gehanteerde uurloon en de omstandigheid dat Wieringa Advocaten Van Oosterum Beheer niet heeft gewaarschuwd dat haar declaraties aanmerkelijk hoger zouden uitvallen dan de voorschotbetaling van € 5.000,-, acht de rechtbank de openstaande declaraties tot een bedrag van € 11.000,- (met de reeds betaalde declaraties en voorschotten) een redelijk loon voor haar werkzaamheden. De conclusie is dat de vordering van Wieringa Advocaten tot een bedrag van € 11.000,- (inclusief eventueel verschuldigde btw) zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke handelsrente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
Wieringa Advocaten maakt op grond van haar algemene voorwaarden aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag gelijk aan vijftien procent van de hoofdsom. Van Oosterum Beheer heeft niet betwist dat deze algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn, zodat hier vanuit zal worden gegaan. Omdat partijen een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zijn overeengekomen die van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afwijkt en daarbij handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zal deze vordering worden getoetst aan het rapport Voorwerk II. Wieringa Advocaten heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat zij daadwerkelijk incassokosten heeft gemaakt en dat deze kosten zijn aan te merken als buitengerechtelijk en niet als voorbereiding van de procedure of de instructie van de zaak. Gelet hierop zijn de gevorderde incassokosten toewijsbaar tot een bedrag van € 1.650,-.
proceskosten
4.14.
Van Oosterum Beheer is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Wieringa Advocaten als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,31
- griffierecht
2.837,-
- salaris advocaat
1.196,-
(2 punten × € 598,-)
Totaal
4.141,31
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing is vermeld.
4.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Van Oosterum Beheer om aan Wieringa Advocaten te betalen een bedrag van € 11.000,- (inclusief eventueel verschuldigde btw), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 9 augustus 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Van Oosterum Beheer om aan Wieringa Advocaten te betalen een bedrag van € 1.650,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt Van Oosterum Beheer in de proceskosten, aan de zijde van Wieringa Advocaten tot dit vonnis vastgesteld op € 4.141,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Van Oosterum Beheer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als Van Oosterum Beheer niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.