In deze zaak vordert Wieringa Advocaten betaling van openstaande declaraties van Van Oosterum Beheer, voortvloeiend uit een overeenkomst van opdracht voor juridische bijstand. De procedure begon met een dagvaarding op 9 augustus 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 7 december 2022. De feiten van de zaak zijn als volgt: Van Oosterum Beheer had in juli 2020 Wieringa Advocaten ingeschakeld voor juridische bijstand in een procedure tegen Paroeciali Investments B.V. Wieringa Advocaten heeft de opdracht bevestigd en een voorschotfactuur van € 847,- gestuurd, die door Van Oosterum Beheer is betaald. Gedurende de samenwerking zijn meerdere declaraties verzonden, maar Van Oosterum Beheer heeft een aantal van deze declaraties niet voldaan, met als argument dat de kosten hoger uitvielen dan verwacht en dat Wieringa Advocaten haar informatieplicht zou hebben geschonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht was en dat Van Oosterum Beheer loon verschuldigd was aan Wieringa Advocaten. De rechtbank oordeelde dat Wieringa Advocaten niet voldoende had voldaan aan haar informatieplicht, omdat zij Van Oosterum Beheer niet tijdig had geïnformeerd over de hogere kosten. De rechtbank heeft de openstaande declaraties tot een bedrag van € 11.000,- als redelijk beoordeeld en heeft Wieringa Advocaten in het gelijk gesteld voor dit bedrag, inclusief wettelijke rente. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 1.650,- en proceskosten van € 4.141,31 toegewezen aan Wieringa Advocaten. De vordering van Wieringa Advocaten is dus gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank Van Oosterum Beheer heeft veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen.