ECLI:NL:RBAMS:2023:1434

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
10180562 CV 22-14443
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting van energievoorziening voor kleinverbruikers in Amsterdam-Zuidoost onder voorwaarden van de Regeling afsluitbeleid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Liander N.V. en twee gedaagden over de afsluiting van de energievoorziening. Liander, vertegenwoordigd door mr. D. de Waard, heeft een vordering ingesteld om de gedaagden af te sluiten van energie vanwege wanbetaling. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de zitting, maar waren wel op de hoogte van de procedure. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat Liander gerechtigd is om de energievoorziening van de gedaagden te onderbreken, maar niet vóór 1 april 2023, in lijn met de gewijzigde Regeling afsluitbeleid die is ingesteld om te voorkomen dat kleinverbruikers in de winterperiode worden afgesloten vanwege tijdelijke betalingsproblemen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden een schadevergoeding van € 250,- verschuldigd zijn aan Liander voor de periode zonder contract. Daarnaast is bepaald dat de afsluitkosten beperkt worden tot € 70,- per energiemeter. De rechter heeft ook opgemerkt dat de Regeling afsluitbeleid een uitzondering maakt voor netbeheerders, maar dat dit niet betekent dat afsluiting zonder waarborgen kan plaatsvinden. De kantonrechter heeft benadrukt dat de doelstelling van de regeling is om afsluiting tijdens de winterperiode te voorkomen, en dat Liander zich aan deze voorwaarden moet houden.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagden moeten toestaan dat Liander de noodzakelijke werkzaamheden uitvoert om de energievoorziening te onderbreken, en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van de procedure, die zijn begroot op een totaal van € 105,31 aan explootkosten, € 80,- aan salaris van de gemachtigde, € 322,- aan griffierecht en € 66,- aan nakosten. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10180562 CV 22-14443
vonnis van 16 maart 2023

Vonnis van de kantonrechter

Inzake:

de naamloze vennootschap Liander N.V.

gevestigd te Arnhem
eiseres, hierna genoemd Liander,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck Gerechtsdeurwaarders
t e g e n

1. [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
niet verschenen.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij tussenvonnis van 29 december 2022 (waarin gedaagde sub 2 per abuis niet is vermeld), is een mondelinge behandeling bepaald. Gedaagden zijn wel allebei in kennis gesteld voor deze zitting. Bij brief van 1 februari 2023 heeft Liander nog enkele stukken toegezonden. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 februari 2023, gecombineerd met de twee in rechtsoverweging 7 van het tussenvonnis vermelde zaken. Voor Liander is verschenen mr. D. de Waard namens de gemachtigde. Deze heeft het standpunt van Liander nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Zoals overwogen in het tussenvonnis is de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas (verder de Regeling) vanwege de uitzonderlijke stijging van de energieprijzen met ingang van 26 oktober 2022 gewijzigd om te voorkomen dat in de winterperiode van 1 oktober tot 1 april kleinverbruikers worden afgesloten van hun energievoorziening. De verantwoordelijke minister heeft dit ook uitdrukkelijk zo in de openbaarheid gebracht.
De kantonrechter constateert dat de Regeling in artikel 2 lid 1 en artikel 8 lid 3 spreekt van beëindiging van het transport door de netbeheerder wegens wanbetaling. Dit berust vermoedelijk op een vergissing, aangezien de afnemer (in dit geval de kleinverbruiker, zijnde de gedaagden) niet gehouden is rechtstreeks te betalen aan de netbeheerder, maar aan de leverancier. Er bestaat, zoals Liander ook stelt, geen contractuele verhouding tussen de kleinverbruiker en de netbeheerder. Alle kosten van de netbeheerder worden ingevolge de overeenkomst met de leverancier door de leverancier in rekening gebracht bij de kleinverbruiker.
Wat daarvan ook zij, Liander betoogt op zichzelf met recht dat de Regeling in artikel 5 onder e en artikel 8 lid 1 onder d met betrekking tot afsluiting een uitzondering op het afsluitingsverbod maakt voor netbeheerders indien op de aansluiting van de kleinverbruiker geen vergunninghouder (te weten energieleverancier) (meer) bekend is, hetgeen in deze zaak aan de orde is. Dat brengt echter mee dat energieleveranciers zich kunnen beperken tot het opzeggen, niet verlengen of anderszins beëindigen van het contract met de kleinverbruiker, zonder zorg te dragen voor daadwerkelijke afsluiting van energie en de daarbij ingevolge de Regeling aan haar opgelegde inspanningen. De netbeheerder ziet zich vervolgens gesteld voor de taak om de afsluiting te bewerkstelligen. Doordat de energieleverancier zelf niet (meer) in rechte om daadwerkelijke afsluiting van de energielevering vraagt en dus niet kan worden aangesproken op zijn wettelijke verplichtingen in dat kader, wordt het doel van de gewijzigde Regeling ten aanzien van kleinverbruikers om afsluiting tijdens de winterperiode te voorkomen dan ook omzeild. Het doel van de regeling was immers om de daadwerkelijke afsluiting van kleinverbruikers in de winterperiode zo veel mogelijk te voorkomen en met waarborgen te omkleden, ook in het geval van wanbetaling. Daarom is de kantonrechter van oordeel dat ook voor netbeheerders onder de huidige bijzondere omstandigheden moet gelden dat niet wordt afgesloten vóór 1 april 2023, tenzij daarvoor bijzondere omstandigheden zijn gesteld, hetgeen in deze niet het geval is. Dergelijke omstandigheden zouden erin kunnen bestaan dat Liander stelt en aantoont dat de energieleverancier of zijzelf aan de waarborgen van de Regeling heeft voldaan.
4. Gedaagden zijn Liander voor de tussenliggende periode wel een schadevergoeding verschuldigd, deze wordt begroot op een gefixeerd bedrag van € 250,-. De daadwerkelijk afgenomen energie in de periode zonder contract, zal Liander naderhand op basis van de meterstanden moeten becijferen en daarvoor een schadevergoeding aan gedaagden in rekening moeten brengen indien dit meer blijkt te zijn dan begrepen in het gefixeerde bedrag van € 250,-.
5. De slotsom is dan ook dat de vordering tot afsluiting toewijsbaar is maar pas nadat de Regeling is uitgewerkt, te weten na 31 maart 2023 dan wel zoveel later als de Regeling wordt verlengd. De vordering zal dan ook worden toegewezen als na te melden. De gevorderde afsluitkosten worden naar vast beleid beperkt tot € 70,00 per energiemeter. Het meerdere komt buitensporig voor en wordt afgewezen. Dat geldt niet voor de gevorderde schadevergoeding van € 250,-. Dit bedrag wordt toegewezen.
6. Gedaagden worden met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:

  • verklaart voor recht dat Liander gerechtigd is om de aansluitingen op het verbruiksadres [adres] te onderbreken, maar niet vóór 1 april 2023 dan wel later indien de Regeling wordt verlengd, en vervolgens onderbroken te houden;
  • veroordeelt gedaagden om de voor de onderbreking noodzakelijke werkzaamheden te gedogen en om het genoemde verbruiksadres te ontruimen, maar beperkt tot de ruimtes die betreden moeten worden om toegang tot de meters of de aansluitingen te verkrijgen en voor de duur van de werkzaamheden;
  • beveelt gedaagden om de meters aan Liander af te geven en veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van € 70,- per onderbroken of verwijderde meter, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de afsluiting tot de voldoening, en
  • veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Liander begroot op € 105,31 aan explootkosten, € 80,- aan salaris gemachtigde, € 322,- aan griffierecht en € 66,- aan nakosten, alles inclusief eventueel verschuldigde btw;
  • verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.