ECLI:NL:RBAMS:2023:1466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/2879
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag en evenredigheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van zorgtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiseres had te veel zorgtoeslag ontvangen over de jaren 2019, 2020 en 2021, en moest in totaal € 2.280 terugbetalen. De rechtbank oordeelt dat de terugvordering in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, omdat eiseres in een kwetsbare financiële situatie verkeert. Eiseres had in het verleden schulden bij de Belastingdienst, wat leidde tot de verkoop van haar woning. Ondanks dat de zorgtoeslag correct was vastgesteld volgens de wet, vond de rechtbank dat de Belastingdienst onvoldoende rekening had gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de terugvordering gematigd tot € 760, waarbij het belang van eiseres in de belangenafweging is meegenomen. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst in dit geval maatwerk had moeten toepassen en dat de terugvordering onevenredig nadelige gevolgen voor eiseres heeft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2879

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: [persoon 1] en [persoon 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve berekening van haar zorgtoeslag over de jaren 2019, 2020 en 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van verweerder.
1.3.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst, zodat verweerder nader onderzoek kon doen naar de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden om af te zien van of de terugvordering te minderen.
1.4.
Verweerder heeft op 7 december 2022 nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft partijen met een brief van 7 maart 2023 laten weten dat de rechtbank uitspraak kan doen zonder een tweede behandeling op zitting. Daarbij heeft de griffier partijen in de gelegenheid gesteld binnen vier weken te laten weten of zij bezwaar hebben daartegen. Partijen hebben telefonisch aangegeven geen bezwaar te hebben. De rechtbank heeft vervolgens op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht besloten dat een tweede zitting achterwege blijft en het onderzoek vervolgens gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft met het besluit (het primaire besluit 1) van 20 september 2021 eiseres haar zorgtoeslag definitief berekend voor het jaar 2021. Met het besluit van 3 september 2021 (primaire besluit 2) heeft verweerder eiseres haar zorgtoeslag voor het jaar 2020 definitief berekend. Verweerder heeft met het besluit (primaire besluit 3) van 10 september 2021 de zorgtoeslag over het jaar 2019 definitief berekend. Eiseres heeft voor de jaren 2019, 2020 en 2020 te veel aan zorgtoeslag als voorschot ontvangen. Eiseres moet € 716, € 896, € 695 (tezamen € 2.280) terugbetalen.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaart.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid van het beroep
4. De rechtbank beoordeelt als eerste de ontvankelijkheid van het beroep. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Op grond van artikel 36 van de Awir [1] vangt de termijn voor het instellen van beroep tegen een uitspraak op bezwaar, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb, aan op de dag na die van dagtekening van de uitspraak, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking.
7. Eiseres heeft op 7 juni 2022 beroep ingesteld. De bestreden uitspraak dateert van 22 april 2022, eiseres was dus één dag te laat met het indienen van haar beroep. Verweerder heeft niet tegengesproken dat zij niet kan aantonen dat de bestreden uitspraak is verzonden op 22 april 2022. Daarom is niet vast te stellen of de beroepstermijn is gaan lopen op 25 april 2022.
Terugbetalen voorschot
8. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft beslist dat eiseres over de jaren 2019, 2020 en 2021 te veel zorgtoeslag heeft ontvangen als voorschot, en of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat in totaal een bedrag van € 2.280 wordt teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. De staatssecretaris van Financiën heeft in het Verzamelbesluit Toeslagen beleid over de terugvordering van toeslagen vastgesteld (Verzamelbesluit). Het Verzamelbesluit houdt onder meer het volgende in:
"Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 13b, eerste lid, Awir de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen moet afwegen en onder bijzondere omstandigheden van terugvordering moet afzien of het terug te vorderen bedrag moet matigen. Op grond van artikel 13b, tweede lid, Awir mogen de nadelige gevolgen van het terugvorderingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen zich verzetten tegen gehele terugvordering. Als bij de aanwezigheid van dergelijke omstandigheden gehele terugvordering onevenredig is, kan de Belastingdienst/Toeslagen afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering matigen".
11. Volgens het Verzamelbesluit is geen sprake van bijzondere omstandigheden als de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan er bij de aanwezigheid van aanvullende omstandigheden die – op zichzelf of in samenhang – wel zijn aan te merken als bijzondere omstandigheden, na een belangenafweging echter toch reden zijn de terugvordering te matigen.
12. De rechtbank houdt het ervoor dat de zorgtoeslag over 2019, 2020 en 2021 naar de letter van de wet correct is vastgesteld en zal de beroepsgronden van eiseres hierna bespreken in relatie tot de terugvordering. In dit geval doet zich de omstandigheid voor dat de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijk over het jaar 2019, 2020 en 2021 vastgestelde toetsingsinkomen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend, zodat, volgens voormeld beleid van verweerder, in beginsel het gehele ten onrechte uitbetaalde bedrag wordt teruggevorderd. De rechtbank heeft verweerder, na de schorsing ter zitting, gevraagd of er reden is om uit te gaan van bijzondere redenen om af te zien van terugvordering of de terugvordering te verminderen. Verweerder heeft vastgehouden aan dit beleid en het gehele te veel betaalde bedrag aan zorgtoeslag teruggevorderd.
13. De rechtbank gaat daar niet in mee. Eiseres heeft in het verleden schulden gehad bij de Belastingdienst. Verweerder heeft dit bevestigd. De Belastingdienst heeft de woning van eiseres verkocht om haar schulden te kunnen aflossen. Eiseres heeft vervolgens elke keer haar toeslagen laten aanvragen door verweerder door met haar gegevens naar verweerder te gaan en een machtiging af te geven. Eiseres heeft een WIA-uitkering, haar inkomen is daarom al jaren gelijk. Doordat eiseres haar woning gedwongen heeft moeten verkopen is de hypotheekrenteaftrek komen te vervallen. Hierdoor is het belastbaar inkomen van eiseres hoger geworden, zodat ook rekening wordt gehouden met een hoger toetsingsinkomen en er daardoor minder recht op zorgtoeslag bestaat. Eiseres wist dit niet omdat, in haar beleving, haar inkomen altijd gelijk is gebleven. Eiseres heeft er echter wel alles aan gedaan om te voorkomen dat het voorschot aan zorgtoeslag onjuist berekend zou worden door haar gegevens te laten invullen door verweerder. Het argument van verweerder dat zij los staan van de Belastingdienst en daarom niet wisten van de verkoop van haar woning, is voor de rechtbank onvoldoende. De rechtbank vindt namelijk dat verweerder moest begrijpen dat eiseres, die hulp nodig had van verweerder omdat het haar niet lukte om zelfstandig haar toetsingsinkomen door te geven, geen onderscheid zag tussen de Belastingdienst en de Belastingdienst/Toeslagen, en dat zij die als één geheel beschouwde.
14. Eiseres heeft verder ter zitting aangegeven dat zij veel negatieve gevolgen heeft ondervonden van haar eerdere schuld. Zij heeft geen woning en woont momenteel noodgedwongen bij familie/kennissen. Door deze terugvordering zal zij nog meer in de problemen komen. Zij was echter korte tijd uit de schuldenproblematiek door het aflossen van haar schulden bij de Belastingdienst. De rechtbank overweegt dat hoewel schuldenproblematiek op zichzelf niet kan gelden als bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in het Verzamelbesluit (er bestaat namelijk de optie van een betalingsregeling), het wel van betekenis is bij de belangenafweging die verweerder dient te maken. In samenhang bezien met de woonsituatie van eiseres, het feit dat zij opnieuw in een situatie van problematische schulden zal verkeren én het feit dat eiseres er alles aan gedaan heeft om niet te veel voorschot aan zorgtoeslag te ontvangen, vindt de rechtbank dat een terugvordering van € 2.280 in dit geval onevenredig nadelige gevolgen voor eiseres heeft. Verweerder heeft aldus in strijd gehandeld met de ten tijde van het bestreden besluit geldende evenredigheidsmaatstaf van de artikelen 13b en 26 van de Awir. Verweerder had in dit geval in redelijkheid maatwerk moeten toepassen, door de terugvordering te minderen naar € 760, zijnde een derde van het bedrag aan te veel betaalde toeslagen. De rechtbank acht het redelijk dat eiseres wel een deel alsnog moet terugbetalen. Ook het Verzamelbesluit bood daartoe de ruimte, nu daarin de mogelijkheid is genoemd om bij specifieke omstandigheden te matigen, ook al is de terugvordering het gevolg van een achteraf hoger vastgesteld toetsingsinkomen dan het vooraf geschatte inkomen.
15. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en kan het bestreden besluit voor zover verweerder tot terugvordering is overgegaan niet in stand blijven. Hetgeen eiseres overigens tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd kan daarom onbesproken blijven. De rechtbank zal wat betreft het te vernietigen gedeelte van het bestreden besluit zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de terugvordering gematigd zal worden tot een te veel betaalde zorgtoeslag van € 760.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover daarbij de terugvordering is vastgesteld op € 2.280.
16.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt de terugvordering wordt verminder naar bedrag van € 760.
16.2.
Omdat het beroep gegrond is moet Verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 22 april 2022 voor zover daarin is beslist dat de terugvordering € 2.280 bedraagt;
- herroept de primaire besluiten van 20 september 2021, 3 september 2021 en 10 september 2021 voor zover daarin is beslist dat eiseres € 716, € 896, € 695 (tezamen € 2.280) moet terugbetalen;
- bepaalt dat de terugvordering zorgtoeslag voor de jaren 2019, 2020 en 2021 wordt verminderd naar € 760 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.