ECLI:NL:RBAMS:2023:1484

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
C/13/716309 / HA ZA 22-307
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging bemiddelingsovereenkomst tussen model en modellenbureau met betrekking tot schadevergoeding en ontbinding

In deze zaak heeft [eiser], een (foto)model, een exclusieve samenwerkingsovereenkomst gesloten met modellenbureau Ulla Two voor een periode van drie jaar. Na minder dan twee jaar heeft [eiser] besloten om over te stappen naar een ander bureau, wat in strijd was met de gemaakte afspraken. Ulla Two vorderde schadevergoeding voor de misgelopen bemiddelingsinkomsten over de resterende looptijd van het contract, terwijl [eiser] een vordering indiende voor de vergoedingen van de opdrachten die zij had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat [eiser] de overeenkomst niet rechtsgeldig had ontbonden en dat Ulla Two recht had op schadevergoeding voor de misgelopen inkomsten. Na verrekening van de vorderingen, werd de vordering van [eiser] gedeeltelijk toegewezen en die van Ulla Two afgewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] tot een bedrag van € 12.844,29 toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en Ulla Two veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/716309 / HA ZA 22-307
Vonnis van 15 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gedaagde in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P. Habermehl te Amsterdam,
tegen
ULLA TWO B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
eiser in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: Ulla Two,
advocaat: mr. J.H.C. van den Akker te Zeist.
De zaak in het kort
[eiser] is (foto)model. Zij is een exclusieve samenwerking voor drie jaar aangegaan met modellenbureau Ulla Two. Na iets minder dan twee jaar stapt [eiser] over naar een ander modellenbureau. Dit is in strijd met de gemaakte afspraken. [eiser] moet daarom de bemiddelingsinkomsten die Ulla Two is misgelopen over de resterende looptijd van het contract aan Ulla Two vergoeden. [eiser] heeft zelf nog recht op een vergoeding voor de opdrachten die zij in haar periode bij Ulla Two heeft uitgevoerd. Dit bedrag is hoger dan wat zij aan Ulla Two moet betalen. Na verrekening wordt de vordering van Ulla Two afgewezen en de vordering van [eiser] voor een deel toegewezen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van [eiser] van 5 april 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van Ulla Two, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] , met een productie;
- het tussenvonnis van 12 oktober 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 januari 2023 en de daarin genoemde stukken;
- partijen hebben schriftelijk gereageerd op het proces-verbaal en op 1 februari 2023 laten weten dat het niet tot een minnelijke regeling is gekomen.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 13 september 2019 heeft [eiser] (opdrachtgever) met modellenbureau Ulla Two (opdrachtnemer) een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] door Ulla Two op exclusieve basis zou worden vertegenwoordigd tegenover klanten. De overeenkomst had ook ten doel [eiser] te begeleiden bij de uitvoering van de opdrachten voor klanten en om de vergoedingen daarvoor namens [eiser] te incasseren.
2.2.
De overeenkomst tussen [eiser] en Ulla Two heeft een looptijd van 36 maanden. Daarna wordt de overeenkomst telkens verlengd voor een jaar, tenzij het model de overeenkomst uiterlijk drie maanden voor het eind van de termijn van 36 maanden opzegt. Ulla Two is gerechtigd om de overeenkomst op ieder moment op te zeggen. Daarbij staat vermeld: ‘
Een en ander laat de wettelijke regelingen omtrent de beëindiging van overeenkomsten onverlet(…)’.
2.3.
Bij de overeenkomst is een bijlage gevoegd die integraal onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. In artikel 2 van de bijlage staat dat de overeenkomst gedurende de looptijd van 36 maanden niet tussentijds door het model kan worden opgezegd. Er staat ook bij vermeld: ‘
bij contractbreuk kunnen we wél ieder de overeenkomst beëindigen en ook kunnen we in gezamenlijk overleg de overeenkomst beëindigen’. In dit artikel van de bijlage staat vermeld dat opzegging van de overeenkomst gedaan moet worden per aangetekende brief.
2.4.
Op 6 juli 2021 heeft [eiser] in een gesprek met haar contactpersonen bij Ulla Two (de ‘bookers’) gezegd dat zij de samenwerking met Ulla Two wil beëindigen. Op 7 juli 2021 heeft [eiser] per e-mail haar keuze om over te stappen naar modellenbureau Paparazzi bevestigd aan haar bookers.
2.5.
Op 13 juli 2021 heeft Ulla Two een e-mail aan [eiser] gestuurd waarin staat vermeld dat de overeenkomst niet tussentijds kan worden opgezegd. Daarna hebben partijen en hun advocaten uitvoerig contact gehad over de door [eiser] gestelde beëindiging van de overeenkomst en een eventueel door [eiser] aan Ulla Two te betalen bedrag. [eiser] en Ulla Two hebben daarover geen overeenstemming bereikt.
2.6.
Op 28 juli 2021 wordt namens [eiser] met een aangetekend schrijven aan Ulla Two de overeenkomst, voor zover daarvan nog sprake is, opgezegd tegen het eind van de maand en met inachtneming van een opzegtermijn van één maand. Ook wordt Ulla Two gesommeerd om binnen twee werkdagen na de brief overzichten (‘statements’) te verstrekken van de bedragen waar [eiser] recht op heeft vanwege opdrachten die zij heeft verricht. Deze bedragen dient Ulla Two binnen twee dagen aan [eiser] uit te betalen. Ulla Two heeft afwijzend gereageerd.
2.7.
Op 6 augustus 2021 wordt de overeenkomst namens [eiser] ontbonden. In reactie antwoordt Ulla Two dat zij zich verzet tegen ontbinding van de overeenkomst en dat zij de betaling van facturen van [eiser] opschort, omdat [eiser] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt.
2.8.
Op 13 augustus 2021 wordt [eiser] door modellenbureau Paparazzi gepresenteerd als model en schrijft [eiser] op Instagram dat zij nu wordt vertegenwoordigd door Paparazzi.
2.9.
Op 18 augustus 2021 ontbindt Ulla Two de overeenkomst en maant zij [eiser] aan om het bedrag aan schadevergoeding te betalen waar Ulla Two, na verrekening met de vordering van [eiser] , stelt recht op te hebben. [eiser] betaalt niet.

3.Het geschil

de vordering van [eiser]
3.1.
vordert - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Ulla Two tot betaling van:
I € 23.739,36, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 11 augustus 2021;
II € 1.260, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
II € 1.024,99 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
IV de proceskosten van [eiser] en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt dat zij de overeenkomst met Ulla Two heeft beëindigd zonder schadeplichtig te worden. [eiser] heeft nog recht op € 23.739,36 aan vergoeding van door haar verrichte werkzaamheden voor opdrachten waarbij Ulla Two heeft bemiddeld. Daarnaast is er € 1.260 te weinig uitbetaald aan [eiser] doordat Ulla Two verkeerde informatie aan [eiser] heeft verstrekt over de hoogte van de vergoeding die zij zou krijgen voor opdrachten en/of doordat onterecht korting aan klanten is verleend.
3.3.
Ulla Two voert verweer. [eiser] heeft haar vordering onvoldoende geconcretiseerd.
Er is geen onjuiste informatie verstrekt door Ulla Two en er is terecht korting verleend aan klanten. Voor zover [eiser] nog ergens recht op heeft, dient dit te worden verrekend met de schade die Ulla Two leidt door de manier waarop [eiser] , in strijd met de gemaakte afspraken, is overgestapt naar een ander bemiddelingsbureau (hierop ziet de tegenvordering). Volgens Ulla Two moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
de tegenvordering van Ulla Two
3.4.
Ulla Two vordert - samengevat – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
I te verklaren voor recht dat de bemiddelingsovereenkomst tussen [eiser] en Ulla Two op 16 augustus 2021 rechtsgeldig is ontbonden door Ulla Two
en voor zover dat niet het geval is, vordert Ulla Two de ontbinding (per direct) van de bemiddelingsovereenkomst;
II veroordeling van [eiser] tot betaling van € 50.000;
III veroordeling van [eiser] tot betaling van de proceskosten van Ulla Two.
3.5.
Ulla Two voert ter onderbouwing aan dat [eiser] tekortschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Na ontbinding dient [eiser] de schade die Ulla Two leidt als gevolg hiervan te vergoeden. De schade bestaat uit misgelopen inkomsten, ofwel ‘bemiddelingsfee’ (€ 27.500), juridische kosten (€ 17.500) en reputatieschade (€ 5.000).
3.6
[eiser] voert verweer. Volgens [eiser] heeft zij geen afspraken geschonden en heeft Ulla Two geen schade geleden. Bij de verklaring van recht heeft Ulla Two geen belang. De vorderingen dienen dan ook te worden afgewezen met veroordeling van Ulla Two in de proceskosten.

4.Beoordeling

4.1.
Het geschil ziet op de wijze waarop de overeenkomst tussen partijen is geëindigd en de vraag waar partijen over en weer (eventueel na verrekening) nog recht op hebben.
Opzeggingen door [eiser]
4.2.
Het gaat in deze zaak om een overeenkomst van opdracht. Uit de tekst van de overeenkomst volgt dat deze gold voor bepaalde tijd en niet tussentijds kon worden opgezegd, behoudens de wettelijke regelingen over beëindiging en bij contractbreuk.
4.3.
De mondelinge mededelingen van [eiser] op 6 juli 2021 aan de bookers hadden (nog los van de vraag of opzegging mogelijk was) geen effect, omdat door Ulla Two onweersproken is aangevoerd dat de bookers niet als formeel aanspreekpunt van Ulla Two voor dit soort mededelingen konden worden aangemerkt. Bovendien blijkt uit de overeenkomst dat opzegging dient te gebeuren door een aangetekend schrijven.
Een e-mailbericht is niet voldoende.
4.4.
Ten aanzien van de opzegging door [eiser] op 28 juli 2021 per aangetekende brief gericht aan Ulla Two overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] beroept zich op artikel 7:408
lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), op grond waarvan de opdrachtgever ( [eiser] ) de opdrachtovereenkomst te allen tijde kan opzeggen. In het geval van een niet-professionele opdrachtgever kan van deze wettelijke bepaling niet worden afgeweken en geldt een beperkte schadeplichtigheid bij tussentijdse opzegging. [1] De rechtbank is echter van oordeel dat deze bescherming niet aan [eiser] toekomt. [eiser] sloot de overeenkomst met Ulla Two in het kader van de uitoefening van haar werk als model. Hiermee verdiende zij de kost. Zij handelde bij het aangaan van de overeenkomst dan ook ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’. Dat [eiser] nog een beginnend model was maakt dit niet anders. De mate van ervaring is niet van belang voor de vraag of er gehandeld wordt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [eiser] heeft ook aangevoerd dat aan haar toch bescherming zou moeten toekomen, omdat het contract met Ulla Two de schijn wekt van zelfstandigheid voor [eiser] als opdrachtgever, terwijl Ulla Two in feite alles bepaalde. Dat [eiser] de verhouding als scheef heeft ervaren is onvoldoende om haar als niet-professioneel opdrachtgever aan te merken.
4.5.
Gelet op het voorgaande kon van de genoemde wettelijke bepaling worden afgeweken en dat is in de overeenkomst ook gedaan. Het was voor [eiser] niet mogelijk om de overeenkomst tussentijds op te zeggen zonder schadeplichtig te worden.
4.6.
[eiser] stelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om haar aan dit deel van de overeenkomst te houden (artikel 6:248 lid 2 BW). Ook dit slaagt niet. De term ‘onaanvaardbaar’ maakt duidelijk dat hier terughoudendheid past. Het kan in het algemeen niet als onaanvaardbaar worden beschouwd dat een modellenbureau een model voor een looptijd van drie jaar aan zich wil binden. In de overeenkomst staat duidelijk dat Ulla Two wil investeren in [eiser] als model en daarom een langdurige samenwerking wil aangaan. Het was voor [eiser] volstrekt duidelijk dat zij zich in principe voor drie jaar exclusief aan Ulla Two verbond en [eiser] heeft niet duidelijk kunnen maken waarom het tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden om haar aan die afspraak te houden.
4.7.
De mededelingen van [eiser] aan Ulla Two over het willen beëindigen van de samenwerking en de opzegging van 28 juli 2021 per aangetekende brief hadden niet tot gevolg dat de overeenkomst (schadeloos) op het door [eiser] gewenste moment tot een einde kwam. Daarbij is van belang dat de overeenkomst volgens beide partijen is ontbonden, vóór het einde van de door [eiser] voorgestelde opzegtermijn.
Ontbinding door [eiser]
4.8.
[eiser] heeft de overeenkomst op 6 augustus 2021 willen ontbinden.
4.9.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (lid 1). Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (lid 2).
4.10.
[eiser] stelt dat Ulla Two niet tijdig is overgegaan tot het verstrekken van statements en tot het uitbetalen van de verdiensten [eiser] op basis van die statements. Ulla Two weerspreekt dit.
4.11.
In de overeenkomst is geen termijn bepaald voor het verstrekken van statements en het uitbetalen van verdiensten. De gang van zaken rondom de betaling was, zo begrijpt de rechtbank op grond van wat partijen hierover op zitting hebben aangevoerd, als volgt. Nadat het model een opdracht heeft uitgevoerd incasseert Ulla Two het afgesproken bedrag bij de klant. Nadat de klant betaald heeft, en dat kan vlot gaan maar ook vele maanden duren, wordt dit in het statement van het model verwerkt. Het model factureert bedragen aan Ulla Two en Ulla Two betaalt het model uit. Na het verwerken van mutaties in het systeem bij Ulla Two duurt dit ongeveer een week. Uit de afspraken en/of gedragingen van partijen blijkt dan ook niet dat voor Ulla Two een concrete termijn gold waarbinnen statements moesten worden aangeleverd of verdiensten moesten worden uitbetaald aan [eiser] .
4.12.
Het had op de weg van [eiser] gelegen om concreet te onderbouwen dat Ulla Two zodanig achter bleef in de aanlevering van statements of uitbetaling dat toch sprake was van een tekortkoming in de nakoming van een verplichting. Dat heeft [eiser] niet gedaan. Bovendien heeft Ulla Two terecht aangevoerd dat de termijn die haar uiteindelijk is geboden om statements aan te leveren en uit te betalen (alles binnen drie dagen) geen redelijke termijn is, waardoor bij een eventuele tekortkoming geen sprake was van verzuim op het moment dat [eiser] de overeenkomst wilde ontbinden.
4.13.
Dat Ulla Two zou handelen in strijd met de afspraken (en tekortschoot in de nakoming van haar verplichtingen) door aan opdrachtgevers te melden dat [eiser] niet beschikbaar is voor werk, is ook niet aannemelijk geworden. Het was [eiser] zelf die op
19 juli 2021 een klant informeerde dat zij geen opties meer aannam. En diezelfde dag uitte [eiser] haar verbazing bij de booker van Ulla Two dat ze opties bleef binnenkrijgen. Voor zover Ulla Two op 6 augustus 2021 tegen een klant heeft gezegd dat [eiser] niet beschikbaar is, heeft Ulla Two terecht aangevoerd dat dit – tegen de achtergrond van hoe [eiser] op dat moment tegenover opdrachten stond - de ontbinding niet rechtvaardigt.
4.14.
[eiser] heeft de overeenkomst met Ulla Two dan ook niet rechtsgeldig ontbonden op
6 augustus 2021.
Ontbinding door Ulla Two
4.15.
Op 18 augustus 2021 ontbindt Ulla Two de overeenkomst met [eiser] omdat [eiser] is overgestapt naar modellenbureau Paparazzi. Deze ontbinding heeft wel effect. Het staat vast dat [eiser] , door over te stappen naar een ander modellenbureau, de afspraken uit de overeenkomst die zien op exclusieve bemiddeling door Ulla Two heeft geschonden. Uit de mededelingen en gedragingen van [eiser] , die inmiddels publiekelijk als model voor Paparazzi was gepresenteerd, kon worden afgeleid dat [eiser] de afspraken ook niet meer zou nakomen. Daarmee is (zonder ingebrekestelling) verzuim ingetreden en ontstond voor Ulla Two de mogelijkheid om de overeenkomst op 18 augustus 2021 te ontbinden.
Vorderingen van [eiser]
4.16.
[eiser] heeft na het einde van de overeenkomst nog recht op vergoeding van de opdrachten die zij gedurende de samenwerking met Ulla Two heeft uitgevoerd. Dit betreft volgens [eiser] in de eerste plaats een bedrag van € 23.739,36. Zij verwijst hiervoor naar het statement van Ulla Two. Ulla Two heeft in de brief van 18 augustus 2021 en op de zitting erkend dat dit bedrag nog niet is betaald terwijl [eiser] daar wel recht op had. Ten aanzien van dit bedrag is dan ook sprake van een opeisbare vordering van [eiser] op Ulla Two.
4.17.
Het bedrag van € 1.260 merkt de rechtbank niet aan als een vordering tot schadevergoeding voor ‘fouten’ van Ulla Two, maar een vordering tot nakoming van de betalingsverplichting van Ulla Two op basis van de overeenkomst. Dit bedrag ziet immers op verdiensten voor opdrachten die [eiser] via Ulla Two heeft uitgevoerd.
4.18.
Tegen deze vordering is door Ulla Two uitgebreid verweer gevoerd. Het ligt dan ook op de weg van [eiser] om aannemelijk te maken dat zij hier recht op heeft. [eiser] heeft de rechtbank gevraagd om over dit deel van de vordering een beslissing te nemen op basis van de beschikbare informatie en om niet tot bewijslevering over te gaan. Met inachtneming daarvan oordeelt de rechtbank als volgt.
4.19.
Voor zover door een booker van Ulla Two aanvankelijk een verkeerde berekening van ‘the agengy fee’ is gemaakt en doorgegeven aan [eiser] , komt dit voor risico van Ulla Two. [eiser] mocht uitgaan van het bedrag dat door Ulla Two werd toegezegd. Dat [eiser] achteraf heeft aangegeven begrip te hebben voor de fout, maakt niet dat zij genoegen hoeft te nemen met een lager bedrag. Dit geldt voor de opdrachten van Zoe Karssen en Studio Harvest/Kol. Ook op het door Ulla Two aan [eiser] opgegeven bedrag van ‘780 in pocket’ voor de opdracht van Zalando kan [eiser] aanspraak maken, ongeacht dat later een ander bedrag (inclusief agency fee) met de klant is afgesproken. Het gaat erom wat aan [eiser] is beloofd en het bedrag dat in het contract met de klant genoemd staat, biedt tegenover [eiser] onvoldoende duidelijkheid.
4.20.
Voor de opdrachten van Amster shot/Levi’s geldt dat uit de berichten niet is op te maken dat [eiser] mocht uitgaan van een hoger bedrag dan zij heeft gekregen.
Voor de opdracht van Rhea is achteraf een korting verleend aan de klant. Uit de correspondentie hierover volgt dat de klant wel een korting verwachtte gelet op hoe alles verliep, maar dat [eiser] hierin niet door Ulla Two gekend is. Er lijkt sprake van miscommunicatie. De rechtbank ziet aanleiding om de verleende korting voor gelijke delen voor rekening van Ulla Two en [eiser] te laten komen. De rechtbank oordeelt dat, gelet op het voorgaande, aan [eiser] nog een bedrag toekomt van € 710.
4.21.
In totaal heeft [eiser] op basis van de overeenkomst met Ulla Two dus nog recht op een bedrag van € 24.449,35.
Tegenvorderingen van Ulla
4.22.
[eiser] is na de door haar veroorzaakte ontbinding van de overeenkomst verplicht om de schade te vergoeden die Ulla Two leidt doordat geen nakoming, maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvond (artikel 6:277 BW).
Misgelopen agency fee
4.23.
Ulla Two vordert in de eerste plaats € 25.000 aan misgelopen agency fee over de periode waarin [eiser] het contract niet heeft uitgediend (afgerond 14 maanden). Ulla Two baseert dit bedrag op een berekening van wat zij over de periode van 22 maanden gemiddeld per maand aan agency fee heeft verdiend aan de opdrachten van [eiser] .
[eiser] is het hier niet mee eens. [eiser] stelt dat zij geen verplichting had om opdrachten aan te nemen en dus niets had hoeven verdienen over de laatste 14 maanden. Ulla Two kon bovendien andere modellen inzetten op de klussen waar zij [eiser] voor zou hebben benaderd. Feitelijk liep Ulla Two volgens [eiser] dus niets mis.
4.24.
Bij het bepalen van de omvang van de schade dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de situatie waarin partijen de afspraken onberispelijk zouden zijn nagekomen en de feitelijke situatie na ontbinding.
4.25.
De rechtbank gaat er van uit dat als de overeenkomst niet zou zijn ontbonden, [eiser] onverminderd opdrachten voor modellenwerk zou hebben aanvaard en uitgevoerd.
[eiser] verdiende met het modellenwerk de kost en zij is daarmee feitelijk ook altijd doorgegaan, alleen nu voor een ander modellenbureau. Daarmee staat voldoende vast dat Ulla Two agency fee is misgelopen over de 14 maanden waarin [eiser] geen opdrachten via Ulla Two meer deed.
4.26.
De stelling van [eiser] dat Ulla Two andere modellen had kunnen inzetten beschouwt de rechtbank als een beroep op schending van de schadebeperkingsplicht door Ulla Two.
Dit standpunt slaagt. [eiser] heeft onweersproken aangevoerd dat klanten kiezen uit de modellen die door Ulla Two worden aangedragen. Het komt zelden voor dat een klant specifiek naar een model vraagt. Ulla Two heeft hier onvoldoende tegenin gebracht.
De algemene stelling dat [eiser] het enige model met een aziatisch uiterlijk was bij Ulla Two is daarvoor niet genoeg. Niet gesteld of gebleken is dat klanten speciaal nog naar [eiser] of een model met Aziatisch uiterlijk hebben gevraagd of dat er klanten zijn afgehaakt omdat [eiser] niet meer beschikbaar was. De rechtbank is van oordeel dat van Ulla Two redelijkerwijs had kunnen worden verlangd dat zij haar schade ten minste tot de helft van het misgelopen bedrag zou beperken door andere modellen (succesvol) te presenteren bij klanten.
4.27.
Tegen de hoogte van het agency fee dat Ulla Two gemiddeld per maand verdiende aan opdrachten die [eiser] uitvoerde is geen verweer gevoerd. De rechtbank begroot de schade die [eiser] aan Ulla Two moet vergoeden dan ook op de helft van dit bedrag: € 12.500.
Juridische kosten
4.28.
De vordering van € 17.500 voor juridische kosten is niet toewijsbaar. Ulla Two heeft namelijk niet onderbouwd op grond waarvan, in afwijking van de uitgangspunten voor vergoeding van proceskosten in handelszaken, de werkelijke kosten voor vergoeding in aanmerking zouden komen.
Reputatieschade
4.29.
Ulla Two stelt dat haar reputatie is beschadigd door de manier waarop [eiser] is vertrokken. Een model zou daarmee niet zomaar moeten kunnen wegkomen. Ulla Two stelt ook dat [eiser] bij een klant haar beklag zou hebben gedaan over Ulla Two.
[eiser] weerspreekt dit. Zij heeft zich nooit nadelig uitgelaten over Ulla Two en niet aan de grote klok gehangen hoe de samenwerking is verbroken.
4.30.
De rechtbank constateert dat in de overeenkomst geen boetebeding is opgenomen of bepaling die voorziet in het door Ulla Two gestelde nadeel. Ulla Two heeft, gelet op de betwisting door [eiser] , onvoldoende onderbouwd dat haar eer of goede naam daadwerkelijk is geschaad. Dat de overstap van een model naar een concurrent in het algemeen niet goed is voor het imago van het modellenbureau is daartoe onvoldoende. De correspondentie van [eiser] met een klant, waarin [eiser] bespreekt hoe tot een bepaalde korting is gekomen, kan gelet op de inhoud daarvan niet als schadelijk voor Ulla Two worden aangemerkt. Ulla Two heeft verder geen concrete feiten aangedragen over gedragingen of uitlatingen van [eiser] die tot aantasting van de eer of goede naam van Ulla Two en/of tot daadwerkelijk nadeel zouden hebben geleid. Dit onderdeel van de vordering is wordt dan ook afgewezen.
4.31.
In totaal heeft Ulla Two gelet op het voorgaande recht op een betaling door [eiser] van een bedrag van € 12.500 aan misgelopen inkomsten door ontbinding van de overeenkomst.
Verrekening
4.32.
Ulla Two en [eiser] hebben over en weer een opeisbare vordering tot betaling van een geldsom. Het beroep van Ulla Two op verrekening van de verbintenissen slaagt en de verklaring aan [eiser] dat zij zal verrekenen treft doel. Ulla Two kan de vordering die [eiser] op haar heeft tot een bedrag van € 12.500 verrekenen. De betalingsverplichting van [eiser] gaat daarmee volledig teniet. De tegenvordering van Ulla Two onder II wordt dan ook afgewezen. Voor Ulla Two resteert een betalingsverplichting aan [eiser] van € 11.949,35. De vordering van [eiser] (onder I en II tezamen) wordt tot dit bedrag toegewezen. Over dit bedrag zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
Verklaring van recht
4.33.
Ulla Two heeft desgevraagd laten weten dat na een beoordeling van de ontbinding zoals hiervoor weergegeven, zij geen zelfstandig belang heeft bij beoordeling van de gevraagde verklaring van recht. Dit deel van de vordering wordt dan ook niet toegewezen.
Incassokosten en proceskosten
4.34.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Ulla Two heeft tegen deze vordering geen inhoudelijk verweer gevoerd. De hoogte van de vordering wordt getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] heeft gelet op de toegewezen hoofdsom recht op een bedrag van € 894,94.
4.35.
Ulla Two krijgt ten aanzien van de vordering van [eiser] grotendeels ongelijk en daarom moet zij de proceskosten van [eiser] betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,02
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.794,00
(3,00 punten × € 598,00)
Totaal
3.220,02
4.36.
De door [eiser] gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.37.
Ten aanzien van de tegenvordering van Ulla Two zijn partijen over en weer op punten in het gelijk en ongelijk gesteld in die mate dat partijen allebei hun eigen kosten dienen te dragen.

5.De beslissing

op de vorderingen van [eiser]
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Ulla Two om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.844,29 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 5 april 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Ulla Two in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.220,02, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Ulla Two in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Ulla Two niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
op de vorderingen van Ulla Two
de rechtbank
5.6.
wijst het gevorderde af
5.7.
compenseert de kosten van de procedure zodat iedere partij de kosten die zij heeft gemaakt voor de tegenvordering zelf draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming en in het openbaar uitgesproken op
15 maart 2023.

Voetnoten

1.Artikel 7:408 lid 3 BW in samenhang met artikel 7:413 BW.