ECLI:NL:RBAMS:2023:1559

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/2728
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA na afwijzing door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiser, werkzaam als facilitair medewerker, had zich op 4 december 2018 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde zijn standpunt.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 2 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen onjuistheden zijn vastgesteld in de beperkingen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op 28 juli 2021 op overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de conclusies van het UWV te twijfelen.

De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat zij van mening is dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de door hem gemaakte proceskosten niet worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de rechtbank in het toetsen van besluiten van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit Uithoorn, eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A. Hogeveen).
Aan dit geding heeft als derde-partij deelgenomen:
[werkgever], gevestigd in Amsterdam (hierna: werkgever)
(gemachtigde: mr. D.D. Boulassel).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 26 april 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen, maar alleen de uitspraak te willen ontvangen. Daarom zijn er geen stukken naar de werkgever gezonden. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser was werkzaam als facilitair medewerker bij [werkgever] voor 36,78 uur per week. Op 4 december 2018 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk wegens gezondheidsklachten.
2. Op 15 september 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 28 juli 2021 voor 33,65% arbeidsongeschiktheid is en heeft daarom geweigerd om aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (VABB) van [medio 1] april 2022. De VABB heeft de medische belastbaarheid van eiser in bezwaar aangescherpt en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van [medio 1] april 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (ADBB) van [medio 2] april 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het onderzoek van de VABB onzorgvuldig is geweest. Hij vindt dat de medische beperkingen in de FML onjuist zijn vastgesteld. Hij stelt dat hij meer beperkt is voor werk zonder verhoogd persoonlijk risico, beroepsmatig vervoer, stof, damp en gassen, diverse beperkingen in de rubrieken 4 en 5 van de FML en op werktijden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een arbeids-medisch expertiserapport van verzekeringsarts [verzekeringsarts] en arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige] van 7 maart 2022 en de reactie van [verzekeringsarts] op de rapporten van de verzekeringsarts B&B ingediend.
7. Eiser vindt verder dat in de functies die zijn geduid de belastbaarheid overstegen wordt. Indien de medische beoordeling van het UWV gevolgd wordt, dan dient de functie van Wikkelaar (sbc-code 267053) te vervallen wegens overschrijding van de belastbaarheid. De functie wordt grotendeels zittend uitgevoerd waarbij er geen/onvoldoende afwisseling van houding mogelijk is. Indien de medische beoordeling van [verzekeringsarts] uit het expertiserapport gevolgd wordt, dan dienen alle geduide functies te vervallen wegens een overschrijding van de belastbaarheid in verband met de urenbeperking die hij heeft aangenomen.
8. Gelet op de conflicterende bevindingen van de VABB en [verzekeringsarts] verzoekt eiser de rechtbank primair om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Subsidiair verzoekt eiser tot het benoemen van een onafhankelijke arbeidsdeskundige, als de rechtbank voorbij gaat aan het verzoek om een medische deskundige te benoemen.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 28 juli 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 28 juli 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit het medische onderzoek dat de VABB heeft verricht en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector. Er is geen reden om aan te nemen dat de VABB aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de VABB de medische belastbaarheid van eiser op 28 juli 2021 in de rapporten van [medio 1] april 2022, 2 december 2022 en 1 maart 2023 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De VABB merkt in het rapport van 2 december 2022 terecht op dat het expertiserapport al in bezwaar is ingediend en dat hij dit expertiserapport heeft meegewogen in zijn rapport van [medio 1] april 2022. Volgens de VABB heeft hij daarin alle door [verzekeringsarts] genoemde diagnoses vermeld. De VABB heeft in het rapport van [medio 1] april 2022 verder toegelicht dat een diagnose op zich niet bepalend is voor het vaststellen van de arbeidsbeperkingen, omdat het gaat om het objectief vaststellen van de beperkingen die voortvloeien uit een ziekte of gebrek. Voor zover [verzekeringsarts] meer beperkingen heeft aangenomen dan de VABB, heeft de VABB toegelicht dat [verzekeringsarts] niet heeft gemotiveerd waarom er meer of verdergaande beperkingen aan de orde zouden zijn, met name gelet op het feit dat [verzekeringsarts] bij zijn eigen onderzoek geen wezenlijk nieuwe (relevante) zaken naar voren komen. Alleen de urenbeperking is door [verzekeringsarts] gemotiveerd. In het rapport van [medio 1] april 2022 heeft de VABB beschreven waarom hij anders dan [verzekeringsarts] van mening is dat hij geen aanleiding ziet voor het aannemen van een urenbeperking. Ter zitting heeft eiser verduidelijkt waarom hij van mening is dat het UWV ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen op energetische gronden. Hij verwijst hiervoor naar pagina 21/22 van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid, waar mogelijke diagnoses worden genoemd die aanleiding kunnen geven om een urenbeperking aan te nemen vanwege verminderde mogelijkheden tot recuperatie. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om de gemotiveerde conclusie van de VABB, dat er geen aanleiding is voor het aannemen van een urenbeperking, in twijfel te trekken. Het ontbreken van een ernstige stoornis, wat [verzekeringsarts] ook onderschrijft in zijn rapport, is juist de reden voor de VABB om geen urenbeperking aan te nemen. Dat de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid wel mogelijk relevante diagnoses noemt voor het aannemen van een urenbeperking maakt dat niet anders. Volgens vaste rechtspraak [1] zijn verzekeringsgeneeskundige protocollen en standaarden een hulpmiddel bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, maar moet primair worden uitgegaan van de door belanghebbende in het concrete geval aangegeven klachten en ervaren belemmeringen. De rechtbank oordeelt dat de VABB daar voldoende rekening mee heeft gehouden.
13. Ter zitting heeft eiser nader toegelicht waarom hij beperkt dient te worden voor beroepsmatig vervoer. Hij gebruikt medicatie met bijwerkingen die een behoorlijk effect hebben op zijn reactievermogen. Hij moet hier regelmatig mee stoppen, omdat de medicatie anders niet meer werkt. Iedere keer als hij weer start, heeft hij opnieuw last van de bijwerkingen. Verder is hij beperkt op beroepsmatig vervoer vanwege zijn beperking op zitten. Hij kan naar eigen zeggen niet langer dan 20 minuten achter elkaar zitten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt. Daargelaten of het gebruik van deze medicatie zou moeten leiden tot het aannemen van beperkingen, heeft het UWV ter zitting er terecht op heeft gewezen dat in de door de arbeidsdeskundige (AD) geduide functies geen sprake is van beroepsmatig vervoer. De rechtbank stelt vast dat ook van werken met een verhoogd persoonlijk risico geen sprake is. De rechtbank ziet alles meewegend geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de VABB die heeft vastgesteld.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 28 juli 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van [medio 1] april 2022. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De ADBB heeft op grond van de FML van [medio 1] april 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als facilitair medewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De ADBB heeft vervolgens de geschiktheid van de door de AD geselecteerde functies bekeken. Volgens de ADBB wordt de gewijzigde belastbaarheid van eiser in de geduide functies niet overschreden. Dat betreft drie functies (en één reservefunctie).
Het gaat om:
- ( sbc-code 315133) Administratief medewerker (documenten scannen);
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker.
En als reservefunctie:
- ( sbc-code 315174) Telefonist (centrale) / medewerker callcenter (inbound).
16. De AD en de ADBB hebben in hun rapporten voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Ten aanzien van de functie van Wikkelaar hebben de AD en de ADBB toegelicht dat in deze functie afwisseling van houding weliswaar kort (30 seconden) is, maar dat dit voldoende mogelijkheid biedt voor afwisseling, rekken en strekken en dat meer afwisseling, gezien de toelichting bij de FML, niet noodzakelijk is. De enkele ongemotiveerde stelling van [arbeidsdeskundige] dat de functie niet geschikt is omdat deze zittend wordt uitgevoerd en slechts kort wordt onderbroken, legt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gewicht in de schaal om aan het oordeel van de AD en ADBB te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de geselecteerde functies te vervullen.
17. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
18. De ADBB heeft berekend dat eiser op 28 juli 2021 met de middelste van de drie geduide functies 66,35% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 33,65% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 28 juli 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 16 maart 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0813.