ECLI:NL:RBAMS:2023:1578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
C/13/703035 / HA ZA 21-535
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwgeschil over oplevering, gebreken en schadevergoeding in aannemingsovereenkomst

In deze zaak tussen Aannemersbedrijf De Bouwhorst B.V. en [gedaagde] betreft het een bouwgeschil over de oplevering van een woning en de daaruit voortvloeiende gebreken en schadevergoeding. De partijen hebben op 27 september 2016 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning. De oplevering vond plaats op 2 augustus 2018, maar [gedaagde] betwist dat dit een definitieve oplevering was en stelt dat er nog gebreken waren die niet zijn verholpen. De Bouwhorst vordert betaling van een bedrag van € 120.980,58, terwijl [gedaagde] een tegenvordering heeft ingesteld voor schadevergoeding wegens bouwtijdoverschrijding en gebreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oplevering op 2 augustus 2018 heeft plaatsgevonden en dat [gedaagde] niet is geslaagd in het bewijs dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat De Bouwhorst de gebreken die nog niet zijn hersteld, alsnog moet verhelpen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gefixeerde schadevergoeding in de AVA 2013 onredelijk bezwarend is en vernietigd moet worden. De zaak is verwezen naar een mondelinge behandeling om de openstaande punten te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/703035 / HA ZA 21-535
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van
AANNEMERSBEDRIJF DE BOUWHORST B.V.,
te Nijehaske,
eisende partij,
gedaagde in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: De Bouwhorst,
advocaat: mr. B.M. Breedijk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eiser in de tegenvordering (reconventie),
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Partijen worden hierna De Bouwhorst en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 december 2021,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 maart 2022 houdende mondeling vonnis,
- het proces verbaal van getuigenverhoor gehouden op 30 augustus 2022,
- de akte overleggen producties van de kant van De Bouwhorst,
- de antwoordakte overlegging producties van de kant van [gedaagde] , waarbij is afgezien van het horen van verdere getuigen in enquête,
- de conclusie na enquête van de kant van [gedaagde] , met producties,
- de conclusie na enquête van de kant van De Bouwhorst.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De volgende vaststaande feiten zijn van belang voor de meeste of voor alle geschilpunten die tussen partijen bestaan.
2.1.
Tussen De Bouwhorst en [gedaagde] is op 27 september 2016 een aanneemovereenkomst gesloten tot de bouw van een woonhuis aan het [adres] (hierna: de woning).
Deze aannemingsovereenkomst houdt onder meer in dat de werkzaamheden worden verricht voor een aanneemsom van € 482.185,00 inclusief BTW, in tien termijnen te factureren, dat in week 35 van 2016 (29 augustus - 2 september 2016) met de bouw wordt begonnen, dat het werk in week 20 van 2017 (15 tot en met 19 mei 2017) zal worden opgeleverd en dat eventuele gebreken in de onderhoudsperiode van drie maanden na oplevering hersteld zullen
worden. De AVA 2013 zijn van toepassing verklaard, met uitzondering van artikel 17.
2.2.
Voor de woning zijn aluminium kozijnen besteld bij Windowmakers. [gedaagde] kreeg bij Windowmakers korting.
2.3.
Op 2 augustus 2018 heeft [naam 1] (hierna [naam 1] ) een zogenaamd ‘proces-verbaal van oplevering’ opgesteld, waarin opleverpunten waren genoteerd. Dit stuk is door beide partijen ondertekend.
2.4.
[gedaagde] heeft de woning op 13 september 2018 betrokken.
2.5.
[gedaagde] heeft De Bouwhorst op 27 september 2018 een bericht gestuurd waarin hij verzocht om een bespreking ten aanzien van de openstaande opleverpunten alsmede
een aantal punten die niet in het proces-verbaal van oplevering d.d. 2 augustus
2018 waren opgenomen.
2.6.
De Bouwhorst heeft [gedaagde] op 1 maart 2019 het finale overzicht van het meer- en minderwerk gestuurd en de eindafrekening tot een bedrag van € 109.807,50. [gedaagde] heeft dat bedrag niet betaald.
2.7.
Op verzoek van [gedaagde] heeft inspectie van de woning door FD Advies plaatsgevonden. De Bouwhorst was daarvoor uitgenodigd, maar was hierbij niet aanwezig. FD Advies heeft een rapport uitgebracht (hierna: het FD-rapport), waarin een aantal gebreken waren opgesomd. [gedaagde] heeft dat rapport op 26 april 2019 aan De Bouwhorst toegezonden en haar verzocht de gebreken uiterlijk 31 mei 2019 op te lossen.
2.8.
De Bouwhorst heeft [gedaagde] op 26 april 2019 laten weten dat de woning op 2 augustus 2018 was opgeleverd en dat de erkende opleverpunten reeds waren verholpen.
2.9.
Verdere vaststaande feiten worden vermeld bij de bespreking van de diverse geschilpunten.

3.De vorderingen van De Bouwhorst

3.1.
De Bouwhorst vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. om te verklaren voor recht dat [gedaagde] in verzuim is ter zake van nakoming van de op hem rustende (betalings)verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst;
b. om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan De Bouwhorst van een bedrag ad € 120.980,58, althans een in goede justitie te bepalen som, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 april 2019 alsmede een verhoging van 2% gerekend vanaf 15 april 2019, althans een in goede justitie te bepalen dag, tot aan de dag der algehele voldoening;
c. om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan De Bouwhorst van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.873,08, althans een in goede justitie te bepalen som;
d. om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan De Bouwhorst van de kosten voor dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
De Bouwhorst baseert haar vorderingen op de bouwwerkzaamheden die zij als aannemer heeft verricht op grond van de aanneemovereenkomst en het verrichte meerwerk. De Bouwhorst stelt dat zij haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst is nagekomen. Zij heeft immers een woning gerealiseerd en deze aan [gedaagde] opgeleverd. De daarbij geconstateerde opleverpunten die voor rekening en risico van De Bouwhorst komen heeft zij inmiddels opgelost dan wel als minderwerk verrekend. De Bouwhorst betwist dat [gedaagde] een tegenvordering heeft die zij met het gevorderde kan verrekenen.
3.3.
De Bouwhorst specificeert haar vordering als volgt:
Hoofdsom € 109.807,50
Teveel gecrediteerde vertragingsvergoeding € 9.300,00
Wettelijke rente P.M.
Buitengerechtelijke incassokosten € 1.873,08
=========
TOTAAL € 120.980,58
3.4.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van De Bouwhorst, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van De Bouwhorst, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van De Bouwhorst in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De tegenvorderingen van [gedaagde]

4.1.
[gedaagde] heeft een tegenvordering ingesteld (ook wel genoemd een eis in reconventie) die – samengevat – inhoudt dat hij vordert:
I. 1. schadevergoeding wegens bouwtijdoverschrijding van primair € 32.400,00,
subsidiair € 22.260,00;
2. schadevergoeding voor reeds herstelde gebreken van € 9.666,14 inclusief BTW;
3. vervangende schadevergoeding van nog steeds te herstellen gebreken van
€ 140.399,57 inclusief BTW en bijkomende kosten minus € 2.960,00 exclusief BTW;
4. vergoeding van gevolgschade van € 10.355,54 inclusief BTW;
5. € 15.000,00 wegens waardevermindering van de aluminium kozijnen,
althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
6. expertisekosten van € 10.309,45 inclusief BTW;
met bij elk van deze vorderingen de wettelijke rente;
II. de bouw bij de verzekerde garantie verzorgende instantie afmelden binnen vier weken nadat de gebreken aan het BGI-systeem deugdelijk zijn hersteld en [gedaagde] daarvan aan De Bouwhorst schriftelijk melding heeft gedaan, zodat de verzekerde garantie kan worden verleend, onder gelijktijdige verstrekking van het garantiecertificaat aan [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat zij hiermee in gebreke blijft;
III. binnen vier weken na datum vonnis alle opleverdocumenten (zoals opgesomd in randnummer 171 van de conclusie van eis in reconventie) aan [gedaagde] ter hand te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel dat zij hiermee in gebreke blijft;
met veroordeling van De Bouwhorst in de kosten en de nakosten met de wettelijke rente daarover.
4.2.
De Bouwhorst voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de tegenvordering.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling – wel of niet oplevering op 2 augustus 2018

Wel of geen oplevering
5.1.
Zowel de vorderingen van De Bouwhorst als de tegenvorderingen van [gedaagde] zijn (deels) afhankelijk van de vraag of de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd. Daarbij is allereerst van belang of op 2 augustus 2018 een oplevering heeft plaatsgevonden. De Bouwhorst stelt dat en heeft als bewijs daarvan een door beide partijen ondertekend proces-verbaal van oplevering in het geding gebracht. [gedaagde] stelt dat dit geen oplevering is geweest, maar een vooroplevering.
5.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is een mondeling tussenvonnis gewezen, dat voor zover nu nog van belang als volgt luidt:
1. De beoordeling1.1. Voor de verdere beoordeling van de zaak zal van essentieel belang zijn of oplevering heeft plaatsgevonden. Nu een door beide partijen getekend opleveringsformulier in het geding is gebracht, is uitgangspunt dat oplevering heeft plaatsgevonden. Dit wordt ook verklaard door de heer [naam 1] . [gedaagde] betwist dat echter. [gedaagde] zal daarom feiten en omstandigheden moeten bewijzen waaruit kan worden afgeleid dat bij de opname waarvan [naam 1] een schriftelijk verslag heeft gemaakt geen oplevering heeft plaatsgevonden.
(…)2. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie2.1. stelt [gedaagde] in de gelegenheid feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit kan worden
afgeleid dat bij de opname waarvan [naam 1] een schriftelijk verslag heeft gemaakt geen
oplevering heeft plaatsgevonden, (…)”
5.3.
De rechtbank acht [gedaagde] niet geslaagd in het opgedragen bewijs. Dit berust op de volgende redenen. [gedaagde] is als partijgetuige gehoord. Hij heeft verklaard dat op 22 juni 2018 is gesproken over meer- en minderwerk en over een vooroplevering of tussenoplevering. Hij wilde verhuizen en hij wilde dat er een definitieve lijst zou komen van de grotere opleverpunten.
[gedaagde] verklaart dat hij [naam 1] heeft gezegd wat volgens hem de punten waren en dat [naam 1] zelf is rondgelopen in het huis en daarbij aantekeningen heeft gemaakt. Daarna zijn alle punten doorgenomen om te kijken of het volledig was. Vervolgens vroeg [naam 1] [gedaagde] het formulier te ondertekenen. [gedaagde] verklaart dat hij het nogal rigide vond, omdat er ‘proces-verbaal van oplevering’ boven stond. [naam 1] heeft toen gezegd dat als beiden dit zouden ondertekenen, De Bouwhorst dan die punten zou moeten oplossen.
In die overtuiging verklaart [gedaagde] het formulier te hebben ondertekend.
[gedaagde] heeft verder verklaard:
“U vraagt mij of [naam 1] zijn aantekeningen maakte op het notitieblok waarop het uiteindelijk getekende document stond of op een ander papier. Het was inderdaad dat notitieblok en hij gebruikte daarbij carbonpapier. Toen is bij mij ook verwarring ontstaan. Ik heb zeker drie keer gezegd dat dit notitieblok niet juist was. [naam 1] heeft mij nooit gezegd dat dit wel juist was omdat het een formele oplevering was. Dat hele woord oplevering is niet gevallen.”Uit deze verklaring blijkt dat [gedaagde] met [naam 1] is nagegaan of de door [naam 1] genoteerde punten volledig waren en dat hij zich ervan bewust was dat hij een proces-verbaal van oplevering ondertekende.
Omstandigheden die er niettemin op zouden kunnen wijzen dat van een oplevering geen sprake was zijn (i) de verklaring van [gedaagde] dat met De Bouwhorst van te voren is besproken dat het een vooroplevering zou zijn en (ii) dat [gedaagde] bij [naam 1] bezwaar heeft gemaakt tegen het gebruikte formulier. Nu [gedaagde] partijgetuige is, kunnen zijn verklaringen op dit punt alleen bewijs in zijn voordeel opleveren als deze dienen ter aanvulling van onvolledig bewijs (art. 165 lid 2 Rv.). Dat betekent dat deze alleen kunnen meewegen als deze overeenstemmen met ander bewijs. Dat is echter niet het geval, zoals blijkt uit het navolgende.
5.4.
[naam 2] verklaart dat [gedaagde] wilde dat de woning werd opgeleverd, zodat hij die in gebruik kon nemen. Er is niet gesproken over een vooroplevering.
Volgens [naam 2] heeft [naam 1] verteld dat dat hij de oplevering zou gaan uitvoeren en hoe dat in zijn werk zou gaan. [gedaagde] heeft volgens hem niet gezegd dat het geen oplevering moest zijn. En hij heeft ook niets gezegd over het formulier waarop [naam 1] werkte.
5.5.
De Bouwhorst heeft na het getuigenverhoor e-mails in het geding gebracht waarin [gedaagde] schrijft:
“oplevering (streefdatum 1 augustus).”En
“- voorlopige oplevering middels een lijst van aandachtspunten van opdrachtgever
- oplevering middels Vereniging eigen huis.”Volgens De Bouwhorst hebben partijen voorafgaand aan de formele oplevering op 2 augustus 2018 meerdere rondes door het huis gemaakt.
5.6.
De verklaringen van [naam 2] en de door De Bouwhorst in het geding gebrachte e-mails bieden geen steun aan de verklaring van [gedaagde] , maar zijn daarmee volledig in tegenspraak.
5.7.
[naam 1] heeft als getuige verklaard dat hij heeft uitgelegd dat hij kwam voor een oplevering en dat hij de bedoeling daarvan heeft uitgelegd. Het woord oplevering is volgens hem expliciet genoemd. Hij kan zich niet herinneren of [gedaagde] ook op enig moment heeft gezegd dat het niet de bedoeling was om een oplevering te doen. Hij verklaart dat [gedaagde] niet tegen hem heeft gezegd dat het gebruikte formulier niet goed was. Ook de verklaring van [naam 1] is dus in tegenspraak met de verklaring van [gedaagde] .
5.8.
De getuige [naam 3] was niet aanwezig op 2 augustus 2018 en kan zich niet herinneren dat op 20 augustus 2019 aan de orde is geweest dat op 2 augustus 2018 al een oplevering had plaatsgevonden. Ook aan haar verklaring kan geen steun voor de verklaring van [gedaagde] worden ontleend.
5.9.
[gedaagde] heeft betoogd dat er meerdere andersoortige opleveringen hebben plaatsgevonden. Hij verwijst daarbij naar correspondentie met FD Advies en Gevelsupport. De term oplevering heeft volgens [gedaagde] tussen partijen een andere, veel ruimere betekenis gekregen. De wil van [gedaagde] was niet gericht op een eindoplevering.
5.10.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Uit deonder 5.5 aangehaalde berichten blijkt duidelijk dat ook [gedaagde] zelf een onderscheid maakte tussen een vooroplevering en een oplevering en dat voor dat laatste een streefdatum van 1 augustus 2018 gold. Voor zover de wil van [gedaagde] er niet op gericht was op 2 augustus 2018 een oplevering te verrichten is dat de andere betrokkenen blijkens de hiervoor besproken getuigenverklaringen niet duidelijk geweest. Zij mochten op grond van artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek (BW) vertrouwen op de wilsverklaring van [gedaagde] , te weten dat hij door ondertekening van het proces-verbaal van oplevering instemde met de definitieve oplevering.
5.11.
De conclusie is dat [gedaagde] niet is geslaagd in het bewijs dat op 2 augustus 2018 geen oplevering heeft plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat zal moeten worden onderzocht of de bij de oplevering genoteerde opleverpunten zijn verholpen en dat alleen voor zover dat niet het geval is, [gedaagde] uit dien hoofde een vordering jegens De Bouwhorst heeft. Dat kan anders zijn voor bij de oplevering niet zichtbare gebreken. De rechtbank gaat hier nader op in bij de tegenvordering (zie onder 7.4).

6.De beoordeling van de vorderingen van De Bouwhorst

De opleverpunten
6.1.
De Bouwhorst stelt dat alle opleverpunten zijn opgelost of als minderwerk in mindering op de eindafrekening zijn gebracht. [gedaagde] stelt dat de onderstaande opleverpunten niet naar behoren zijn opgelost.
6.2.
De rechtbank merkt hierbij op dat het proces-verbaal van oplevering vermeldt: de nacontrole is op 2-11-2018. Omdat geen van beide partijen gesteld heeft dat de nacontrole heeft plaatsgevonden, gaat de rechtbank ervan uit dat die achterwege is gebleven. Dat betekent dat partijen er geen overeenstemming over hebben bereikt of de opleverpunten naar behoren waren afgehandeld, zodat zij in dit geding het al dan niet opgelost zijn daarvan zullen moeten aantonen. Daarbij kan hetgeen in het rapport van FD-rapport is vermeld in de beoordeling worden betrokken, ook al is FD Advies een partij-deskundige en is
De Bouwhorst bij het onderzoek door FD Advies niet aanwezig geweest. Het oordeel van FD Advies zal echter moeten worden meegewogen naast hetgeen partijen overigens hebben gesteld en het overige in het dossier aanwezige bewijs.
Screens
6.3.
Volgens [gedaagde] zijn bij het nalopen van de screens (conform het rapport van [naam 1] ) enkele ritssluitingen uit de geleiders gevallen. Weliswaar zijn die (door Windowmakers) weer teruggeplaatst, maar daarbij is de isolatie weggehaald om bij de motoren te kunnen. Om dit gebrek volledig op te lossen, had De Bouwhorst er dus voor moeten zorgen dat de twee bakken (inclusief de kapotte isolatie) weer dicht werden gemaakt. Dat heeft De Bouwhorst nagelaten. [gedaagde] verwijst naar het rapport van FD Advies van 12 maart 2019, waarin is vermeld: bak van screen dient hersteld te worden.
6.4.
De Bouwhorst stelt dat van een gebrek geen sprake is, nu de screens al waren nagelopen en er geen schade in het proces-verbaal van oplevering is geconstateerd en er geen schade is te zien op de foto van het rapport van FD Advies, welk rapport bovendien een eenzijdige expertise is. Bovendien is dit volgens De Bouwhorst geen onderdeel van de aanneemovereenkomst omdat Windowmaker een nevenaannemer is.
6.5.
Windowmaker heeft gefactureerd aan De Bouwhorst en moet dan ook als haar onderaannemer worden beschouwd. In het proces-verbaal van oplevering is als opleverpunt het nalopen van de screens vermeld. [gedaagde] stelt dat de schade is ontstaan bij dat nalopen van de screens. Dit heeft De Bouwhorst niet weerlegd. Dat er geen schade is te zien op de foto van het rapport van FD Advies neemt niet weg dat die schade wel is geconstateerd. De Bouwhorst zal dit gebrek nog moeten herstellen.
Hang- en sluitwerk
6.6.
[gedaagde] stelt dat voor het hang- en sluitwerk een stelpost is opgenomen. Dit behoort echter wel tot het werk. [gedaagde] zou alleen het materiaal zelf aanleveren. De rest zou De Bouwhorst uitvoeren. De Bouwhorst heeft, na het rapport van [naam 1] , niets aan dit gebrek gedaan. [gedaagde] wordt er nog altijd mee geconfronteerd dat zes van de twaalf deuren gebreken vertonen: de sluitkom ontbreekt, scharnieren zitten scheef en/of het hang- en sluitwerk is niet volledig bevestigd.
6.7.
Volgens De Bouwhorst heeft [gedaagde] het hang- en sluitwerk zelf geregeld en laten aanbrengen, maar paste het niet. De Bouwhorst had daarvoor gewaarschuwd.
6.8.
In het proces-verbaal van oplevering is vermeld: hang en sluitwerk completeren.
De Bouwhorst heeft niet gesteld dat zij ter uitvoering van dit opleverpunt werkzaamheden heeft verricht. Het onder 6.7 genoemde verweer wordt gepasseerd, omdat indien dit juist zou zijn, het completeren van het hang- en sluitwerk geen opleverpunt zou zijn. De Bouwhorst zal het hang- en sluitwerk dus nog moeten completeren.
Schoonmaak verdeler:
6.9.
[gedaagde] is bereid dit punt af te wikkelen tegen de aangeboden € 25,00.
Balustrade (balkon)
6.10.
De Bouwhorst heeft geen balustrade geplaatst. Volgens [gedaagde] is dat een aan De Bouwhorst toe te rekenen gebrek, volgens De Bouwhorst is dat het gevolg van tekenfout van de (door [gedaagde] ingeschakelde) architect, die ook de werktekeningen had gemaakt. De hoogte van de dakrand voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen. Daarom kon niet worden volstaan een eenvoudige buisleuning, maar moest er een balustrade komen. De door De Bouwhorst geoffreerde balustrade vond [gedaagde] echter te duur. Dus is de balustrade niet uitgevoerd en als minderwerk in de eindafrekening opgenomen.
6.11.
[gedaagde] heeft zich er al bij neergelegd om dit punt deels als minderwerk met hem af te rekenen (ad € 1.445,00 plus € 305,00 oftewel € 1.750,00). Echter, het zal [gedaagde] door deze fout van De Bouwhorst meer gaan kosten om de balustrade alsnog aan het Bouwbesluit te laten voldoen. [gedaagde] maakt dan ook aanspraak op deze meerkosten. Volgens [gedaagde] heeft De Bouwhorst de detailtekeningen gemaakt. In 2016 is de aannemer verantwoordelijk geworden voor de tekeningen, dus voor het balkon en de balustraden.
6.12.
Tussen partijen staat vast dat het niet uitvoeren van de balustrade minderwerk is, maar de vraag of er grond is de meerkosten van het alsnog juist uitvoeren van de balustrade voor rekening van De Bouwhorst te brengen, zal afhangen van de vraag wie de fout heeft gemaakt. Daarbij stelt De Bouwhorst dat de architect de detailtekeningen heeft gemaakt en [gedaagde] dat dit De Bouwhorst was. Beide partijen zullen bij akte hun standpunt kunnen toelichten aan de hand van door hen in het geding te brengen detailtekeningen, waarbij zij ook moeten toelichten wie een fout heeft gemaakt en welke fout dat is.
Afdekker afwerken
6.13.
Volgens De Bouwhorst is dit al hersteld. In ieder geval rechtvaardigt dit geen opschorting.
6.14.
Volgens [gedaagde] moet de zijgevel/opstand van het balkon nog worden afgewerkt en gekit. Hoewel De Bouwhorst aan enkele afdekkers heeft gewerkt, geldt dat niet voor allemaal. Dit is dan ook nog steeds een gebrek. Gevolg is dat de verzekerde garantie
op de gevel niet kan worden verstrekt, aldus [gedaagde] .
6.15.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] een concreet gebrek stelt, terwijl De Bouwhorst slechts in algemene zin stelt dat de gebreken zijn hersteld. In het FD-rapport is bovendien bij exterieur vermeld: “2. Diverse openstaande naden en verbindingen”. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit opleverpunt nog niet volledig is opgelost.
Schoorsteen afwerken
6.16.
In het proces-verbaal van oplevering is vermeld: schoorsteen rondom afwerken. Volgens De Bouwhorst is dat opgelost.
6.17.
[gedaagde] stelt dat een aluminium afdekker ontbreekt, terwijl deze ingevolge blad 16, groep 43 van de begrotingsstaat behoort tot het door De Bouwhorst aangenomen werk. [naam 1] beschikte ten tijde van de inspectie niet over de aannemingsovereenkomst. Mogelijk heeft hij dit gebrek niet goed genoteerd. Een beroep daarop zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, aldus [gedaagde] .
6.18.
Vast staat dat bij de oplevering is geconstateerd dat de schoorsteen nog moest worden afgewerkt. Dat daarbij niet is genoteerd dat de overeengekomen aluminium afdekker moest worden aangebracht, betekent niet dat De Bouwhorst van dit deel van haar verplichtingen is bevrijd. Zij moest er bij het afwerken juist voor zorgen dat het overeengekomen resultaat alsnog werd bereikt. Omdat De Bouwhorst niet heeft gesteld dat zij dealuminium afdekker heeft aangebracht, zal zij dat alsnog moeten doen.
Inbraakschade
6.19.
De Bouwhorst stel dat “inbraakschade aluminium kozijn” (opleverpunt 13) door Novanet is opgelost op 19 november 2018 en dat [gedaagde] dit heeft erkend in de brief van ARAG 9 april 2020. Daarin is vermeld (productie 14 bij dagvaarding, p. 11):
“De Bouwhorst heeft de kosten van herstel van de vouwwanden betaald – aan Windowmakers en Novanet – en de kosten niet kunnen inbrengen onder de CAR.”
6.20.
Er is voorafgaand aan de oplevering twee keer in de woning ingebroken. Volgens [gedaagde] is bij de eerste inbraak (in de nacht van 9 op 10 maart 2018) vanuit de achtertuin toegang verschaft via de vouwwanden, die daarbij ernstig zijn beschadigd. De tweede inbraak (in de nacht van 16 op 17 augustus 2018) ging via het badkamerraam.
[gedaagde] stelt dat alleen de eerste schade door De Bouwhorst is hersteld en dat hij zelf de schade door de tweede inbraak heeft betaald, tot een bedrag van € 2.124,01 inclusief BTW. Deze schade kon niet ten laste van de CAR-verzekering worden gebracht, omdat De Bouwhorst die niet had verlengd.
6.21.
De Bouwhorst heeft alleen feiten gesteld die betrekking hebben op de eerste schade en zij heeft het betoog van [gedaagde] met betrekking tot de tweede inbraakschade niet betwist. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de tweede inbraakschade, die voor de oplevering is ontstaan, voor haar rekening komt, zodat zij het door [gedaagde] betaalde bedrag zal moeten vergoeden. Deze post zal worden meegerekend bij de tegenvordering tot schadevergoeding (zie 7.7).
Eikenhouten trede
6.22.
Volgens De Bouwhorst gaat het hier om een gebrek aan de traptrede als gevolg van het aanbrengen van de gietvloer, wat voor risico van [gedaagde] komt. Geheel onverplicht heeft Douma de betreffende trede vervangen, aldus De Bouwhorst.
6.23.
Volgens [gedaagde] gaat het hier om het kromtrekken van de traptrede als gevolg van
de problemen met de kim. Volgens [gedaagde] is daardoor water de woning binnengedrongen en is de traptrede van de woonkamer naar de verhoogde keuken aangetast en kromgetrokken. Deze moesten worden vervangen. [gedaagde] heeft de kosten daarvan aan Douma betaald en wil deze vergoed hebben. Hij heeft de offerte en de factuur in het geding gebracht; de kosten hebben € 2.032,80 inclusief BTW bedragen.
6.24.
[gedaagde] heeft onderbouwd dat hij de kosten voor het vervangen van de traptrede aan Douma heeft betaald. De Bouwhorst heeft haar stelling dat zij die kosten heeft betaald niet onderbouwd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de kosten door [gedaagde] gedragen zijn, terwijl het een opleveringsgebrek was dat voor rekening van De Bouwhorst hersteld had moeten worden, zodat De Bouwhorst de genoemde kosten aan [gedaagde] zal moeten vergoeden. Dit betekent dat [gedaagde] uit dien hoofde een tegenvordering heeft. Zie nader onder 7.18.
Hoek gevelpui
6.25.
Volgens De Bouwhorst is de hoek van de gevelpui afgewerkt met aluminium zetwerk; het tegendeel blijkt niet uit rapport van FD Advies. Dit punt is dus opgelost.
6.26.
Volgens [gedaagde] moet de hoek van de gevelpui van de woonkamer nog worden afgewerkt met aluminium zetwerk. Er is een houten koof is geplaatst, maar dat is een tijdelijke oplossing.
6.27.
De Bouwhorst stelt terecht dat dit gebrek niet uit het FD-rapport blijkt en het gebrek is ook overigens niet onderbouwd, wat op de weg van [gedaagde] had gelegen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit probleem is opgelost.
Stucwerk gevel
6.28.
Volgens De Bouwhorst is het stucwerk hersteld.
6.29.
[gedaagde] stelt dat de gevel c.q. het BGI-systeem nog steeds niet voldoet, zoals blijkt uit het eindrapport van Gevelsupport, en dus blijft de verzekerde garantie uit, aldus [gedaagde] .
6.30.
Het door [gedaagde] genoemde Inspectierapport (productie 35 bij conclusie van antwoord) bevat foto’s waarbij op een aantal plaatsen is vermeld dat er aandachtspunten voor de aannemer zijn; hierbij wordt alleen kitwerk en schilderwerk genoemd, maar geen stucwerk. Over het al dan niet verlenen van garantie is in dit rapport niets te lezen.
Omdat uit het rapport waarnaar [gedaagde] verwijst niet blijkt dat er nog stucwerk moet gebeuren wordt ervan uitgegaan dat De Bouwhorst terecht stelt dat het stucwerk is hersteld.
Aluminium lekdorpel
6.31.
Volgens De Bouwhorst heeft zij dit opleverpunt niet kunnen oplossen omdat
[gedaagde] wenste dat bij de montage de Belgische methodiek werd toegepast (zonder stelkozijnen) en omdat de verkeerde kopschotjes waren geleverd. Dit is ongeschiktheid van zaken afkomstig van [gedaagde] , zodat het uitblijven van herstel van het betreffende kozijn voor
rekening van [gedaagde] komt. De Bouwhorst heeft een aanbod gedaan om het onderhavige punt op een andere, tevens deugdelijke manier op te lossen, maar dat heeft [gedaagde] afgewezen,
zodat Bouwhorst – naar zij stelt – geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
6.32.
Volgens [gedaagde] was de lekdorpel bij de sloop beschadigd en heeft hij een andere
dorpel opgehaald. Herstel bleef uit. Inmiddels was De Bouwhorst de kopschotjes (waarmee de lekdorpel bevestigd zou moeten worden) kwijt geraakt, en later raakte ook de nieuwe nog steeds te plaatsen onderdorpel beschadigd. Het is dus niet zo dat De Bouwhorst een herstelaanbod heeft gedaan, dat [gedaagde] heeft geweigerd.
6.33.
Vast staat dat dit opleverpunt niet is opgelost. Zoals eerder overwogen is Windowmakers een onderaannemer van De Bouwhorst. Dat betekent dat De Bouwhorst zich niet kan beroepen op ongeschiktheid van door Windowmakers geleverde kozijnen of onderdelen daarvan. Dus zal zij moeten zorgen voor een onbeschadigde onderdorpel en de juiste kopschotjes. Dat De Bouwhorst heeft afgeraden de Belgische montagemethode te gebruiken neemt niet weg dat zij daarmee heeft ingestemd. Waarom de Belgische wijze van aanbrengen van de kozijnen er toe zou hebben geleid dat dit opleverpunt niet kon worden opgelost heeft De Bouwhorst niet uitgelegd. [gedaagde] heeft gesteld dat de lekdorpel bij de sloop van de gevel beschadigd is geraakt en dat heeft De Bouwhorst niet betwist, zodat ervan moet worden uitgegaan dat deze eerder wel was bevestigd. Dus is niet in te zien welk beletsel de toegepaste Belgische methode zou zijn voor het oplossen van dit gebrek. Dat betekent dat De Bouwhorst dit opleverpunt nog zal moeten oplossen.
Kozijnen en beglazing schoonmaken
6.34.
Volgens De Bouwhorst is dit punt opgelost, maar [gedaagde] betwist dit. Er is nog altijd een onbekende sluier op de ramen aanwezig en [gedaagde] weet zelf ook niet hoe dit weggenomen moet worden. Hij heeft schoonmaakadvies gevraagd en stelt dat dit op kosten van
De Bouwhorst moet worden opgelost.
6.35.
De rechtbank stelt vast dat in het FD-rapport bij de opsomming van de opleverpunten is vermeld dat de in rood vermelde punten op 29 januari 2019 niet of niet afdoende waren opgelost. Dit punt is in rood vermeld, maar verder is hierover in het rapport niets te vinden. Dat betekent dat er niet van kan worden uitgegaan dat dit punt is opgelost, zodat De Bouwhorst hiervoor nog zal moeten zorgen.
Vuil verwijderen van red cedar (carport)
6.36.
Volgens De Bouwhorst is dit punt opgelost en blijkt het tegendeel niet uit het FD-rapport.
6.37.
[gedaagde] stelt dat op het red cedar van de carport nog steeds stucvlekken zitten. De Bouwhorst heeft twee plekjes verwijderd, maar de rest niet.
6.38.
Het FD-rapport vermeldt ook dit punt in het rood als zijnde niet opgelost, maar vermeldt er verder niets over. Ook voor dit ‘schoonmaak’-punt geldt dat de stelling dat het is opgelost gemotiveerd is betwist door het in het geding brengen van het FD-rapport. Dat betekent dat De Bouwhorst hiervoor nog zal moeten zorgen.
Deuren afstellen berging
6.39.
Volgens De Bouwhorst is dit opleverpunt opgelost. Volgens [gedaagde] heeft De Bouwhorst wel een poging gedaan de deuren af te stellen, maar was dat vóór de inspectie door [naam 1] .
6.40.
Ook hier geldt dat de stelling dat dit punt is opgelost gemotiveerd is betwist door het in het geding brengen van het FD-rapport, waarin dit punt ook in het rood is vermeld. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat dit punt niet is opgelost, zodat De Bouwhorst hiervoor nog zal moeten zorgen.
Beschadiging zetwerk hoekkozijn
6.41.
Volgens De Bouwhorst gaat het om een nauwelijks waarneembaar deukje. Volgens [gedaagde] betreft het een grotere beschadiging; niet alleen een deuk, maar ook krassen en een vervorming op de hoek. Hij verwijst naar foto 15:0027 in het rapport van FD Advies.
6.42.
De Bouwhorst heeft wel gesteld dat het een minimaal gebrek betreft dat geen opschorting rechtvaardigt, maar niet dat het gebrek is opgeheven. Zij zal daar dus nog voor moeten zorgen. Daarbij kan in het midden blijven hoe ernstig de beschadiging is.
Rooster achtergevel
6.43.
Vast staat dat bij de oplevering is vastgesteld dat dit rooster ontbrak. Volgens De Bouwhorst is het rooster aangebracht, maar vervolgens door [gedaagde] zelf verwijderd en kan hij het ook weer zelf aanbrengen.
6.44.
[gedaagde] stelt dat hij het rooster bewust heeft weggehaald om de aansluiting van een pijp die een koudebrug veroorzaakt, bloot te leggen. Deze koudebrug is het daadwerkelijke gebrek. [gedaagde] heeft dit inmiddels in eigen beheer opgelost door zelf af te kitten. Op deze manier wordt er geen valse lucht meer door de open haard naar binnen getrokken. [gedaagde] acht een vergoeding van € 50,00 hiervoor redelijk.
6.45.
In het proces-verbaal van oplevering is als gebrek het ontbreken van een rooster vermeld. Nu geen van beide partijen stelt dat De Bouwhorst heeft nagelaten het rooster aan te brengen is dit opleverpunt verholpen. De gestelde koudebrug is niet als opleverpunt vermeld. Dat [gedaagde] dit zelf heeft opgelost, betekent niet dat hem daarvoor een vergoeding toekomt.
Ter plaatse van de onderdorpel van de voordeur vloer aanhelen
6.46.
De Bouwhorst stelt dat de oneffenheid hooguit 5 mm is en dat valt binnen marges.
6.47.
[gedaagde] stelt dat het hier niet gaat om de discussie ten aanzien van de overeengekomen
vlakheidsklasse 3. De Bouwhorst heeft het gebrek niet opgelost. Wel zijn de gaten
die in de onderdorpel zaten dichtgemaakt, maar het is nog steeds niet netjes aangeheeld. [gedaagde] verwijst hiervoor naar het FD-rapport.
6.48.
Als opleverpunt 34 is in het proces-verbaal van oplevering genoteerd:
“tpv onderdorpel voordeur vloer aanhelen”Dit opleverpunt ging niet over de oneffenheid van de vloer maar over een concrete bij te werken plek bij de voordeur. De Bouwhorst heeft niets gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij dit opleverpunt heeft opgelost. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat dit niet is gebeurd.
Bouwtijdoverschrijding
6.49.
Vast staat dat de oplevering niet heeft plaatsgevonden in de oorspronkelijke periode (in week 20 van 2017: 15 tot en met 19 mei 2017), maar veel later namelijk op 2 augustus 2018. Partijen verschillen van mening over de omvang van de bouwtijdoverschrijding en de oorzaken daarvan en voor wiens rekening die komen.
6.50.
Volgens De Bouwhorst was Windowmakers een voorgeschreven leverancier. [gedaagde] kende de ondernemer en kon bij hem een korting krijgen. Windowmakers heeft de benodigde aluminium kozijnen te laat geleverd. Daardoor kwam de bouw ruim vier maanden stil te liggen. Daardoor moest een andere stucadoor worden ingeschakeld dan gepland, die ondermaats werk leverde. Het herstel daarvan werd vertraagd doordat [gedaagde] aanspraak maakte op vervanging van de beschadigde kozijnen en daarvoor een hoog bedrag claimde van de CAR-verzekering, met wie hij rechtsreeks contact had. Dit dispuut zorgde ervoor dat het werk per 31 mei 2017 weer stil kwam te liggen tot oktober 2017.
In een bespreking op 22 juni 2018 heeft De Bouwhorst zich bereid verklaard de vertraging te stellen op 34 weken à € 100,00 per werkdag. Daarover zijn partijen het echter niet eens geworden. Op grond van artikel 10 lid 3 AVA 2013 is de hoogte van deze schadevergoeding contractueel vastgelegd op € 40,00 per werkdag. Omdat [gedaagde] de eindafrekening niet heeft voldaan, waarmee de aangeboden korting evenmin is geaccepteerd, wenst De Bouwhorst terug te vallen op hetgeen contractueel is overeengekomen.
De totale vertraging wegens de late levering van de kozijnen en de discussie over de schadevergoeding wegens de beschadiging van de kozijnen bedraagt zes maanden. Uiteindelijk is de woning officieel opgeleverd op 2 augustus 2018. De Bouwhorst berekent de vertraging daarom op 31 werkweken, oftewel 155 werkbare werkdagen. Hiermee komt de verschuldigde schadevergoeding op € 6.200,00. Omdat in de eindafrekening een bedrag wegens vertraging was opgenomen van € 15.500,00 aan schadevergoeding en de vergoeding € 6.200,00 dient te bedragen, moet het uit hoofde van de eindafrekening verschuldigde bedrag worden verhoogd met € 9.300,00, aldus nog steeds De Bouwhorst.
6.51.
[gedaagde] stelt dat de daadwerkelijke bouwtijdoverschrijding 324 werkdagen betreft, en dat hem een vergoeding van € 100,00 per dag is toegezegd, zodat hem een gefixeerde schadevergoeding van € 32.400,00 toekomt en subsidiair van € 22.260,00. Hij heeft een uitvoerige uiteenzetting gegeven van de gang van zaken. De vertraging van 324 dagen is volgens [gedaagde] veroorzaakt door de gemaakte fouten van De Bouwhorst en haar onderaannemers en daarom volledig aan De Bouwhorst te wijten. [gedaagde] betwist dat Windowmakers een voorgeschreven leverancier was. Voordat de kozijnen besteld konden, verliep de communicatie tussen De Bouwhorst en Windowmakers niet soepel. Daardoor is al vertraging veroorzaakt.
Verder is vertraging ontstaan, omdat de kozijnen later geleverd werden. Toen bleek dat een oplevering in week 20 van 2017 niet meer haalbaar was, is in de planning ingezet op een oplevering in week 25 van 2017, zodat de vertraging vijf weken heeft bedragen.
Partijen zijn het erover eens dat het BGI-systeem onjuist was aangebracht en moest worden vervangen, en dat de kozijnen daarbij zijn beschadigd. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij aanvankelijk nieuwe kozijnen heeft geëist, maar volgens hem is daarna onder tijdsdruk gekozen voor herstel van de kozijnen. De vertraging die door de beschadiging aan de kozijnen is ontstaan, is echter niet aan hem is te wijten. [gedaagde] heeft immers de kozijnen niet zelf beschadigd en heeft ook zeker niet een oplossing tegengewerkt. Integendeel, hij heeft zich juist ingespannen om via rechtstreeks contact met de CAR-verzekeraar van De Bouwhorst tot een oplossing te komen. Aldus nog steeds [gedaagde] .
6.52.
De rechtbank beschouwt Windowmakers als een voorgeschreven leverancier, omdat deze door [gedaagde] is aangedragen en [gedaagde] bij deze leverancier korting kon krijgen. In die situatie komt een andere leverancier niet in aanmerking en is dus
de factosprake van een voorgeschreven leverancier. Daarom moet [gedaagde] de vertraging wegens te late levering worden toegerekend. Anders dan De Bouwhorst stelt, zal die vertraging echter t op vijf weken moeten worden begroot, omdat de planning met vijf weken werd verschoven wegens de later geleverde kozijnen. Wat het dispuut over de beschadigde kozijnen betreft, geldt dat [gedaagde] niet betwist dat hij aanvankelijk vervanging van de kozijnen wenste. Ook de gestelde rechtstreekse contacten met de CAR-verzekering bevestigt hij. De rechtbank rekent de vertraging door dit dispuut beide partijen voor de helft toe, zodat een vertraging van twee maanden (afgerond op acht weken) voor rekening van [gedaagde] komt. Het dispuut zou immers niet zijn ontstaan als de werkzaamheden goed waren uitgevoerd, maar de vertraging door de aanvankelijke keuze voor nieuwe kozijnen is veroorzaakt door [gedaagde] .. De rechtbank begroot de totale vertraging (rekening houdend met 5 weken vakantie) op 58 weken, waarvan er dertien (vijf plus acht) voor rekening van [gedaagde] komen.
6.53.
De Bouwhorst heeft terecht gesteld dat haar aanbod om voor de vertraging € 100,00 per werkdag te betalen is gedaan in de door [gedaagde] niet geaccepteerde eindafrekening, zodat dit aanbod is vervallen. Dat betekent dat in beginsel de in de AVA 2013 bepaalde gefixeerde vertragingsvergoeding van € 40,00 per werkdag van toepassing is, waarop De Bouwhorst zich ook beroept.
6.54.
Het artikel uit de AVA 2013 waarop De Bouwhorst zicht beroept, is een beding uit algemene voorwaarden. De Bouwhorst is een handelaar in de zin van het Europese consumentenrecht en [gedaagde] is consument. In dat geval dient ambtshalve te worden getoetst aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht.
Artikel 10 lid 3 AVA 2013 luidt als volgt:
“Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de aannemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van € 40 per werkdag tot de
dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd, behoudens voor zover de aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging. Voor de toepassing van dit lid wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag waarop het werk volgens de aannemer gereed was voor oplevering, mits het werk vervolgens als opgeleverd geldt, dan wel de dag van ingebruikneming van het werk door de opdrachtgever.”
Dit beding moet in samenhang worden gezien met artikel 10 lid 5 AVA 2013, dat als volgt luidt:
De gefixeerde schadevergoeding bedraagt bij een overeengekomen aannemingssom kleiner of gelijk aan € 20.000 ten hoogste 25% van die aannemingssom en bij een overeengekomen aannemingssom groter dan € 20.000 ten hoogste 15% van die aannemingssom.”.
Uit de tekst van artikel 10 lid 3 AVA 2013 volgt dat het beding de aansprakelijkheid beperkt. Het kan er immers toe leiden dat de schadelijke gevolgen van een tekortkoming in de nakoming van de op de aannemer rustende verbintenis (tijdig opleveren) slechts gedeeltelijk worden vergoed. Een dergelijk beding wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn, zie artikel 6:237 onder f BW.
6.55.
Vanwege de hoogte van de gefixeerde schadevergoeding komt de rechtbank tot het voorlopig oordeel dat het beding inderdaad onredelijk bezwarend is en dus vernietigd moet worden. Bij een kleine verbouwing die niet op het afgesproken moment klaar is zou een gefixeerd bedrag van € 40,00 passend kunnen zijn, maar bij grotere opdracht, zoals een woning die later klaar is, waardoor de opdrachtgever dubbele woonlasten heeft, zoals in dit geval, is het bedrag duidelijk te laag. Opvallend is dat in lid 3 geen onderscheid wordt gemaakt tussen kleinere en grotere opdrachten, in lid 5 wel. Bovendien is lid 5 een verdere beperking van de aansprakelijkheid.
Het beding in lid 3 komt de rechtbank voor als onredelijk bezwarend, omdat dit beding voor alle opdrachten, of ze nu klein zijn of groot, hetzelfde gefixeerde schadebedrag bepaalt en dat bedrag in een aanzienlijk deel van de bestreken gevallen de schade zeker niet dekt.
6.56.
Partijen zullen bij de nog te houden mondelinge behandeling op het voornemen om dit beding te vernietigen mogen reageren. Indien het beding vernietigd wordt, leidt dat ertoe dat de schade door te late oplevering (in dit geval 45 weken) volledig ten laste van De Bouwhorst komt. [gedaagde] zal de omvang van die schade (te weten de door hem gestelde dubbele woonlasten) moeten stellen en met bewijsstukken moeten onderbouwen.
Meer- en minderwerk
6.57.
Vast staat dat partijen op 22 juni 2018 een overzicht meer/minderwerk hebben besproken. Volgens [gedaagde] is toen afgesproken dat dit overzicht nog zou worden aangepast. De Bouwhorst betwist dat. De Bouwhorst heeft op 1 maart 2019 het finale overzicht van het meer-/minderwerk en de eindafrekening aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] betwist de juistheid van het overzicht meer- en minderwerk en heeft ook een aantal posten genoemd die volgens hem ten onrechte niet als minderwerk zijn opgenomen althans op de aanneemsom in mindering zijn gebracht.
6.58.
Of op 22 juni 2018 is afgesproken dat het overzicht nog zou worden aangepast, kan in het midden blijven; de rechtbank zal nu het door De Bouwhorst aan [gedaagde] gezonden overzicht als uitgangspunt nemen en de standpunten van partijen over elke post waarover discussie is bespreken.
6.59.
De bedragen op het overzicht meer- en minderwerk zijn steeds exclusief BTW, de rechtbank volgt dat in dit vonnis ook; over het saldo van meer en minderwerk zal wel BTW berekend moeten worden.
Voordeur
6.60.
[gedaagde] erkent de meerwerkpost van € 155,00 wel, maar stelt dat de voordeur gebrekkig is. Dit wordt besproken bij de door hem gestelde tegenvordering.
Aluminium kozijnen en screens
6.61.
Vast staat dat er problemen zijn opgetreden met betrekking tot de montage van de aluminium kozijnen. De Bouwhorst stelt dat voor de montage een stelpost is opgenomen, maar dat de werkelijke kosten veel hoger waren. [gedaagde] betwist dat de kosten veel hoger waren. Subsidiair stelt hij dat dit een richtprijs was waarvan slechts met maximaal 10% kan worden afgeweken.
6.62.
De rechtbank gaat ervan uit dat De Bouwhorst dan wel haar onderaannemer meer uren heeft besteed aan de montage van de kozijnen dan verwacht en dat zij die uren als meerwerk in rekening heeft gebracht.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op basis van een vaste aanneemsom. Voor zover daarin stelposten voorkomen, kunnen die betrekking hebben op onderdelen van het werk waarvan de details nog niet bekend zijn op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten, bijvoorbeeld omdat de opdrachtgever nog een keuze moet maken (welk sanitair, welke tegels etc.). Dat is hier niet het geval, het gaat hier om werkzaamheden waarvan bij het aangaan van de overeenkomst bekend was wat deze zouden inhouden. Dat betekent dat het subsidiaire verweer van [gedaagde] slaagt, namelijk dat de stelpost als een richtprijs moet worden beschouwd en dat de overschrijding is beperkt tot 10%, tenzij voor verdere overschrijding is gewaarschuwd, opdat de opdrachtgever het werk zou kunnen beperken of vereenvoudigen. Van dat laatste is hier geen sprake. Toewijsbaar is daarom meerwerk tot een bedrag van € 500,00 in plaats van € 6.350,00.
Screens
6.63.
[gedaagde] betwist het meerwerk met betrekking tot de screens op twee gronden. Ten eerste meent hij dat de screens onder de aanneemovereenkomst vielen, omdat zij ook op de factuur van Windowmakers staan. Ten tweede meent hij dat het bedrag dubbel in rekening is gebracht; de bedragen zijn immers zowel terug te vinden onder de posten 4Das5 als onder 4Das10.
6.64.
De Bouwhorst betwist dat de screens onder de aanneemovereenkomst vallen.
6.65.
De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat de screens onder de aanneemovereenkomst vielen en kan [gedaagde] ook niet volgen in zijn standpunt dat het bedrag dubbel in rekening is gebracht, nu de omschrijving van 2Das4 luidt: aluminium kozijnen en de omschrijving van 4Das10: screens. Deze meerwerkpost blijft ongewijzigd.
Metselwerk voorgevel
6.66.
Volgens [gedaagde] is dit minderwerk dat door De Bouwhorst op € 835,66 is gesteld onjuist berekend, omdat het volledige metselwerk uitgevoerd zou worden tegen € 2.613,78 en dit volledig is vervallen.
6.67.
De Bouwhorst heeft gewezen op de als productie 22 in het geding gebrachte brief over de wijziging van het metselwerk aan de voorgevel van 18 april 2017 waarin is vermeld dat gasbetonblokken zijn aangebracht en dat het metselwerk volgens de begroting is vervallen, waardoor er per saldo minderwerk is tot een bedrag van € 835,66. De Bouwhorst stelt dat hij deze brief tijdens het bouwproces heeft verzonden. [gedaagde] stelt dat hij deze pas na de uitvoering heeft ontvangen en dat hij hiermee niet akkoord is gegaan. Hij weet echter niet hoe hij op deze brief gereageerd heeft.
6.68.
Vast staat dat [gedaagde] de brief van De Bouwhorst van 18 april 2017 heeft ontvangen, maar er is niet gebleken van een reactie daarop van [gedaagde] . Daarom neemt de rechtbank aan dat het metselwerk niet volledig is vervallen, zoals [gedaagde] stelt, maar dat dit op een andere wijze is uitgevoerd, namelijk met gasbetonblokken, wat minderwerk heeft opgeleverd zoals in die brief vermeld. Deze post behoeft dus geen correctie.
Stelkozijnen
6.69.
Volgens De Bouwhorst waren de stelkozijnen meerwerk en is dit het gevolg van onvolledige en onduidelijke tekeningen van Windowmakers, die [gedaagde] ter beschikking had gesteld. De situatie was zodoende ondeugdelijk en onwerkbaar. Nadat eerst was gemonteerd zonder stelkozijnen is in overleg op een bouwvergadering besloten alsnog stelkozijnen te gebruiken. Daaruit vloeit voort dat dit meerwerk is.
6.70.
[gedaagde] betwist dat er fouten stonden in door hem aangeleverde tekeningen. De werkzaamheden van deze post zijn nodig geweest doordat het BGI-systeem dusdanig ondeugdelijk was, dat dit volledig afgebroken en heropgebouwd moest worden. Indien het BGI-systeem dus direct deugdelijk was aangebracht, zouden deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en zouden deze kosten dus niet zijn gemaakt. [gedaagde] heeft ter zitting wel erkend dat in een bouwvergadering is besloten alsnog stelkozijnen te gebruiken, maar betwist dat dit als meerwerk in rekening kan worden gebracht.
6.71.
De Bouwhorst heeft niet concreet toegelicht welke fouten er in de tekening zaten en waarom deze het gebruik van stelkozijnen noodzakelijk maakten. Vast staat immers dat de aluminium kozijnen eerst zonder de stelkozijnen zijn gemonteerd, dat vervolgens de gevelisolatie ondeugdelijk bleek te zijn uitgevoerd en dat bij herstel daarvan de kozijnen zijn gedemonteerd en dat pas ter gelegenheid van de hermontage is beslist dat er stelkozijnen zouden worden gebruikt. Dat expliciet is gezegd dat dat meerwerk zou zijn, is niet gesteld en uit de genoemde gang van zaken kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] zich moest realiseren dat het gebruik van stelkozijnen meerwerk zou zijn. Deze meerwerkpost is dan ook niet toewijsbaar. Dat betekent een correctie van € 8.454,67.
Aluminium bekleding
6.72.
Volgens De Bouwhorst vallen de kosten voor de aluminium bekleding niet onder de
aannemingsovereenkomst. In de begroting staan alleen kosten voor de deklijst van de erker, maar nu is alles in aluminium ingepakt, ook de zijwangen en de onderzijde.
6.73.
Volgens [gedaagde] is De Bouwhorst van zijn eigen detailtekening afgeweken, zonder dat vooraf met [gedaagde] te bespreken. [gedaagde] kon dan ook niet bevroeden dat er achteraf ineens aanspraak zou worden gemaakt op meerwerk.
6.74.
Uit de stellingen van De Bouwhorst is niet af te leiden dat dit meerwerk in opdracht van [gedaagde] is verricht, zodat op vergoeding hiervan geen aanspraak kan worden gemaakt. Dit betekent een correctie van € 4.574,44.
Vogelhuisjes
6.75.
De Bouwhorst stelt dat het hier gaat om montagepunten, die lijken op een vogelhuisje. Deze zitten achter het stucwerk verwerkt en zijn net zo dik als het isolatiepakket. Deze waren nodig om later de lichtarmaturen op te monteren maar ook de glazen balustrade. Op buitengevelisolatie kun je helemaal niks schroeven.
6.76.
Volgens [gedaagde] behoren tot het aangenomen werk 13 wandarmaturen. De vogelhuisjes horen daar bij. Dit is dan ook geen meerwerk.
6.77.
Nu partijen het er over eens zijn dat de vogelhuisjes nodig waren voor de bevestiging van de lichtarmaturen en niet is betwist dat deze tot het werk behoorden, valt niet in te zien waarom de vogelhuisjes meerwerk zouden opleveren, terwijl bovendien ook niet is gesteld dat [gedaagde] hiervoor opdracht heeft gegeven. Deze post (€ 1.428,00) is dan ook niet toewijsbaar.
Gordijnrails
6.78.
Partijen zijn het er over eens dat er meerwerk is verricht teneinde op verzoek van [gedaagde] de gordijnrails verdiept aan te brengen. [gedaagde] vindt het bedrag echter te hoog. De Bouwhorst stelt dat het een tijdrovende klus is geweest.
6.79.
Dat [gedaagde] het meerwerk heeft opgedragen zonder voorafgaand een prijsopgave te verlangen staat vast. De Bouwhorst heeft op 29 mei 2018 in haar factuur de werkzaamheden gespecificeerd. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat deze werkzaamheden niet de in rekening gebrachte tijd (kunnen) hebben gekost. Deze meerwerkpost is dus toewijsbaar.
Ombouw badkamers
6.80.
Vast staat dat de architect een tekening heeft gemaakt en dat De Bouwhorst ook nog (detail)tekeningen heeft gemaakt. Laatstgenoemde stelt dat zij veel meer ombouwen heeft gemaakt dan oorspronkelijk de bedoeling was. Dat betekent extra uren en extra plaatmateriaal. Dat is in overleg gegaan, aldus De Bouwhorst.
6.81.
Volgens [gedaagde] is De Bouwhorst van haar eigen tekening afgeweken. De maatvoering bleek in de praktijk niet juist te zijn, en ook de ondergrond bleek ongeschikt voor het aan te brengen tegelwerk. Er moest dus het nodige worden aangepast. Omdat De Bouwhorst deze fouten zelf heeft gemaakt, lag het op haar weg om die fouten op eigen kosten te herstellen. Van meerwerk is dan ook geen sprake. In ieder geval is geen meerwerk opgedragen, aldus [gedaagde] .
6.82.
De rechtbank kan dit punt niet beslissen zonder dat zij beschikt over de tekening van de architect, de tekening van De Bouwhorst en concreet is aangeduid wat ten opzichte van de tekening van de architect (waarop de begroting was gebaseerd) meer is gedaan. Ook zal De Bouwhorst haar stelling dat dit in overleg is gegaan moeten bewijzen. Partijen zullen die tekeningen bij de te bevelen mondelinge behandeling moeten tonen.
Tegelwerk – stucwerk badkamer
6.83.
De Bouwhorst heeft het tegelwerk aangenomen voor € 9.248,30, in welk bedrag een stelpost van € 4.200,00 is opgenomen. Volgens [gedaagde] is dit onderdeel volledig uit het werk gehaald, maar is het als minderwerk voor een lager bedrag opgenomen omdat De Bouwhorst een bedrag van € 1.520,00 voor stucwerk boven de tegels opvoert. Het stucwerk was echter onderdeel van de aanneemsom. Het is niet zo dat tegels door stucwerk zijn vervangen.
6.84.
Volgens De Bouwhorst is de post tegelwerk eruit gehaald, maar vervolgens moest er alsnog een deel gestuct worden in de badkamer. Dat is verrekend met de post tegelwerk. Het is waterbestendig stucwerk. Het is het niet gebruikelijk te stucen in de badkamer.
6.85.
De rechtbank stelt vast dat uit de stellingen van De Bouwhorst niet kan worden afgeleid dat in de oorspronkelijke opdracht geen stucwerk in de badkamer was opgenomen of dat tussen partijen is overeengekomen dat tegelwerk zou worden vervangen door stucwerk. Er is daarom geen grond om stucwerk in de badkamer in rekening te brengen.
Aanbrengen hang- en sluitwerk
6.86.
De Bouwhorst stelt dat voor de levering van hang- en sluitwerk een stelpost in de aannemingsovereenkomst is opgenomen. [gedaagde] heeft zelf het hang- en sluitwerk aangekocht, maar De Bouwhorst heeft extra uren moeten maken voor het infrezen van het door [gedaagde] gekochte deurbeslag van de binnendeuren. Voor de buitendeuren heeft De Bouwhorst gedeeltelijk veiligheidsbeslag geregeld.
6.87.
Volgens [gedaagde] zag de stelpost enkel op het materiaal. [gedaagde] erkent van deze post een bedrag van € 280,00 (€ 105,00 voor het aluminium veiligheidsbeslag en € 175,00 voor het profiel van de cilinders). De rest wordt door hem betwist. Het was De Bouwhorst bekend dat [gedaagde] een afwijkende maat voor zijn deurbeslag wenste. Desondanks heeft De Bouwhorst prefab deuren met standaardmaten besteld. Dit is aan De Bouwhorst zelf te wijten. Toen [gedaagde] De Bouwhorst er op aansprak dat zij verkeerde deuren had besteld en dat dit dus aangepast moest worden, heeft De Bouwhorst dat simpelweg uitgevoerd, zonder te beginnen over meerwerk en meerkosten.
6.88.
Vast staat dat de post hang- en sluitwerk alleen zag op het materiaal, niet op het aanbrengen daarvan. De Bouwhorst stelt wel dat hij voor het aanbrengen extra uren heeft gemaakt, maar niet dat dit door [gedaagde] als meerwerk is opgedragen. De rechtbank zal deze post dan ook corrigeren zoals door [gedaagde] voorgesteld: het minderwerk bedraagt € 1.500,00 - € 280,00 = € 1.220,00.
Architraven
6.89.
De Bouwhorst stelt dat de aangebrachte architraven niet naar de wens van [gedaagde] waren en kosteloos zijn vervangen, maar toen zij daarna opnieuw niet naar de (subjectieve) zin Van [gedaagde] waren, heeft Bouwhorst kosten in rekening gebracht voor de derde keer dat zij de architraven opnieuw moest aanbrengen: € 380,00
6.90.
[gedaagde] betwist dat hij zijn wensen heeft gewijzigd. De eerste keer had De Bouwhorst de verkeerde maat aangebracht. Het stucwerk was gebrekkig en voor het herstel daarvan was het noodzakelijk om de architraven/koplatten te verwijderen. Na herstel van het stucwerk pasten de architraven/koplatten opnieuw niet goed. Dat kwam doordat het stucwerk ten opzichte van de kozijnen te dik was gesmeerd en de architraven scheef waren gemonteerd. De architraven/koplatten moesten toen voor een tweede keer worden verwijderd en voor een derde keer opnieuw worden aangebracht. [gedaagde] heeft deze laatste keer zelf de architraven/koplatten aangeschaft. Hij meent dat de aanschafkosten tot een bedrag van € 218,70 als minderwerk zou moeten worden verrekend.
6.91.
Dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor dit meerwerk is niet gesteld. Deze meerwerkpost zal dan ook worden afgewezen. Dat [gedaagde] de uiteindelijk gemonteerde architraven heeft aangeschaft betekent niet dat die als minderwerk kunnen gelden, omdat dat evenmin tussen partijen is overeengekomen.
Bitumen fundering
6.92.
Volgens De Bouwhorst is hier geen sprake van herstelwerk. FD Advies heeft een rapport uitgebracht d.d. 3 mei 2018 naar aanleiding van de vochtproblematiek bij de kim van de muur in de woonkamer. Volgens De Bouwhorst komen de kosten van het herstel daarvan (€ 1.720,00) niet voor haar rekening. Dat geldt tevens voor onderhavige kosten. Anders dan een kelderbak behoeft een normale fundering niet waterdicht te zijn, die ligt immers boven het grondwaterniveau. Hier stond het grondwater echter zeer hoog.
De Bouwhorst heeft voor het verrichten van de betreffende werkzaamheden aan [gedaagde] medegedeeld dat dit meerwerk met zich mee zou brengen. [gedaagde] heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt, aldus De Bouwhorst.
6.93.
[gedaagde] erkent dat extra werkzaamheden aan de fundering zijn uitgevoerd, namelijk het aanbrengen van bitumen. Echter, dit is volgens [gedaagde] geen meerwerk. De problemen aan de kim kwalificeren immers als een tekortkoming in het door De Bouwhorst aangenomen werk, zodat De Bouwhorst gehouden is om dit gebrek op eigen kosten weg te nemen. Ook de architect en twee werknemers van De Bouwhorst (timmerman Mark en Barry Jonker) hebben aan [gedaagde] erkend dat er op dit punt slecht werk is geleverd. [gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat De Bouwhorst met hem over dit (herstel)werk heeft gesproken als zijnde meerwerk, waaraan een meerprijs was verbonden. Ook betwist [gedaagde] bij gebrek aan wetenschap dat het een redelijke prijs betreft.
6.94.
Het binnendringen van water via de kim kan zich alleen voordoen als de kim niet waterdicht is en de grondwaterstand hoger is dan de kim. Uitgangspunt is dat het binnendringen van water in de woning erop wijst dat het werk niet naar behoren is uitgevoerd. Zie artikel 3.21 Bouwbesluit 2012 en de Nota van toelichting daarbij die op dit punt luidt:
“Het eerste en het tweede lid komen er meestal op neer dat het dak, de gevel en de laagst gelegen vloer van een gebouw, behoudens ten behoeve van een industriefunctie, waterdicht moeten zijn. Een constructie-onderdeel is blijkens NEN 2778 waterdicht, indien dat onderdeel niet zichtbaar water doorlaat en het binnenoppervlak van de constructie over een dikte van 0,01 mm niet vochtig wordt. Deze waterdichtheid wordt vastgesteld aan de hand van a) een gestandaardiseerde beregeningsproef en b) een ter plaatse voorkomende hoogste grondwaterstand die gedurende een gestandaardiseerde tijdsduur in stand moet worden gehouden.”.
In dit geval is gebleken dat de kim niet waterdicht was doordat er grondwater de woning binnendrong. De Bouwhorst heeft dat hersteld door aan de buitenkant van de fundering bitumen aan te brengen. Dat kan niet als meerwerk in rekening worden gebracht.
Door [gedaagde] gesteld minderwerk
Twee hemelwaterafvoeren
6.95.
[gedaagde] stelt het volgende: In de begrotingsstaat (productie 20) wordt zowel op blad 12 (groep 33) als op blad 18 (groep 71) twee keer een hemelwaterafvoer vermeld. De tweede vermelding ziet op het installatiewerk dat als minderwerk uit de overeenkomst is gehaald. Echter, ook het op blad 12 vermelde "2x hwa"" is niet door De Bouwhorst uitgevoerd en betreft dan ook nog met [gedaagde] af te rekenen minderwerk. [gedaagde] heeft De Bouwhorst hierop aangesproken, die aangaf dat "2x hwa" een verkeerde omschrijving is. Het zou gaat om een doorvoer. [gedaagde] betwist de juistheid van deze verklaring omdat op blad 13 bij groep 33 de dakdoorvoer al als separaat onderdeel wordt vermeld: "1 x dakdoorvoer". In de begroting wordt geen apart bedrag genoemd; de hemelwaterafvoer maakt deel uit van een opsomming van meerdere onderdelen die samen optellen tot € 10.080,00. [gedaagde] heeft H2O dit werk laten uitvoeren en daarvoor blijkens de factuur van H2O € 2.679,00 (exclusief BTW) betaald. [gedaagde] acht het redelijk om dit laatste bedrag nog als aanvullend minderwerk met De Bouwhorst af te rekenen.
6.96.
De Bouwhorst heeft dit betoog niet betwist, zodat een bedrag van € 2.679,00 als minderwerk in mindering komt op wat [gedaagde] aan De Bouwhorst verschuldigd is.
Holonite onderdorpels
6.97.
[gedaagde] stelt het volgende: De op blad 13 en 14 (groep 35) van de begrotingsstaat vermelde Holonite vensterbanken en onderdorpels zijn niet uitgevoerd. Dit levert € 1.600,09 aan minderwerk op. In de brief van 29 mei 2018 (4Das10) verrekent De Bouwhorst al minderwerk terzake de Holonite vensterbanken, maar zij is daarbij de eveneens niet aangebrachte dorpels (ad € 270,00) vergeten.
6.98.
De Bouwhorst heeft dit niet betwist, zodat een bedrag van € 270,00 als extra minderwerk zal gelden.
Kitwerk
6.99.
[gedaagde] stelt dat hij het op blad 14 (groep 36) van de begrotingsstaat vermelde kitwerk aan de aluminium kozijnen zelf heeft uitgevoerd. Ook dit is dus minderwerk. Volgens de begrotingsstaat zou al het kitwerk 8 arbeidsuren in beslag nemen. [gedaagde] schat zelf in dat het kitten van de kozijnen De Bouwhorst zelf vier arbeidsuren ad € 200,00 en € 100,00 aan materiaal heeft gekost, zodat hij dit minderwerk raamt op € 300,00.
6.100. De Bouwhorst heeft ook betwist dat zij het begrote kitwerk niet heeft verricht en zij heeft evenmin de begroting van [gedaagde] bestreden, zodat een bedrag van € 300,00 als extra minderwerk in aanmerking zal worden genomen.
Verzekerde garantie BGI-systeem
6.101. [gedaagde] stelt dat De Bouwhorst de verzekerde garantie voor het BGl­systeem zou verzorgen en dat dit niet is gebeurd. De garantie verstrekkende organisatie zal de garantie pas af willen geven als het BGl-systeem voldoet aan het rapport van Gevelsupport d.d. 12 december 2018 (de eindinspectie, welke rapportage wordt overgelegd als productie 35). [gedaagde] verlangt dan ook dat de bouw wordt afgemeld als het herstel is uitgevoerd. Pas dan ontvangt [gedaagde] het garantiecertificaat. Indien de rechtbank anders zou oordelen, is [gedaagde] van mening dat dit onderdeel van het werk met hem als minderwerk moet worden afgerekend.
6.102. De Bouwhorst heeft niet betwist dat zij de verplichting had de verzekerde garantie voor het BGl­systeem te verzorgen. Ook heeft zij niet gesteld dat de garantie is verstrekt.
6.103. Uit het inspectierapport blijkt dat er een aantal zaken nog niet in orde zijn. Dat die zijn opgelost heeft De Bouwhorst niet gesteld, zodat er van moet worden uitgegaan dat die alsnog moeten worden hersteld, waarna De Bouwhorst de werkzaamheden moet afmelden teneinde de garantie te verkrijgen. Hierop wordt nader ingegaan bij de daarop betrekking hebbende tegenvordering.
Schoonmaakwerk vloeren
6.104. [gedaagde] stelt dat het op blad 15 (groep 32) van de begrotingsstaat vermelde schoonmaakwerk van de vloeren niet is uitgevoerd, wat een minderwerkpost van € 280,00 oplevert.
6.105. De Bouwhorst stelt dat blijkens het proces-verbaal van de oplevering De Bouwhorst
enkel nog zou hoeven zorg dragen voor het schoonmaken van de beglazing.
6.106. Voor zover schoonmaakwerk achterwege zou zijn gebleven had dit bij de oplevering kunnen worden gemeld. Nu dit met betrekking tot de vloeren niet als gebrek is genoteerd, komt deze post niet als minderwerk voor verrekening in aanmerking.
Aluminium afdekker schoorsteen
6.107. [gedaagde] stelt het volgende. De op blad 16 (groep 43) vermelde aluminium afdekker ten behoeve van de schoorsteen van € 250,00 is niet gerealiseerd, zodat deze minderwerkpost met [gedaagde] moet worden afgerekend. Er staat overigens een vraagteken achter dit onderdeel in de begrotingsstaat, zodat De Bouwhorst er ook rekening mee kon houden dat dit onderdeel mogelijk zou komen te vervallen.
6.108. De Bouwhorst betwist dat een afdekker zou ontbreken en stelt dat als dat het geval was, dit bij de oplevering had moeten worden gemeld.
6.109. De rechtbank volgt De Bouwhorst hierin. Dat betekent dat op dit punt geen minderwerk kan worden erkend.
Schoonmaken woning
6.110. [gedaagde] stelt dat het op blad 19 (groep 85) van de begrotingsstaat vermelde "schoonmaken woning" niet is uitgevoerd en dat dit dus als minderwerk geldt.
6.111. Volgens De Bouwhorst heeft de opleveringsschoonmaak wel plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal van de oplevering zou Bouwhorst enkel nog hoeven zorg dragen voor het schoonmaken van de beglazing.
6.112. Als de schoonmaak achterwege zou zijn gebleven, had [gedaagde] dat bij de oplevering kunnen melden. Nu dit niet als opleverpunt is genoteerd, kan er niet van worden uitgegaan dat de schoonmaak niet is uitgevoerd. Van minderwerk is daarom geen sprake.
Herberekening winst en risicopercentage
6.113. [gedaagde] stelt dat er meer minderwerk moet worden afgerekend dan De Bouwhorst tot op heden doet. Dus moet ook het winst- risicopercentage herberekend worden.
6.114. De Bouwhorst is hier niet op ingegaan.
6.115. In de juridische literatuur wordt hier verschillend over gedacht. Het voorlopig oordeel van de rechtbank is dat er alleen plaats is voor een herberekening van de opslag voor winst en risico over het verschil tussen meerwerk en minderwerk. Dat kan zowel tot een verhoging als verlaging van deze opslag leiden. Het is echter ook verdedigbaar dat deze herberekening zowel voor meerwerk als voor minderwerk achterwege blijft. Bij de nog te bevelen mondelinge behandeling zal dit onderwerp verder worden besproken.
Voorlopige conclusie
6.116. De Bouwhorst zal de gebreken die nog niet naar behoren zijn hersteld alsnog moeten herstellen. Dit betreft:
- de screens, zie 6.5,
- het hang en sluitwerk, zie 6.8,
- afdekker afwerken en verzekerde garantie BGI-systeem, zie 6.15 en 6.103,
- schoorsteen afwerken, zie 6.18,
- aluminium lekdorpel, zie 6.33,
- kozijnen en beglazing en carport schoonmaken, zie 6.35 en 6.38,
- deuren afstellen berging, zie 6.40,
- beschadiging zetwerk hoekkozijn, zie 6.42,
- vloer aanhelen, zie 6.48.
6.117. Wat de toewijsbaarheid van de vordering van De Bouwhorst betreft is het uitgangspunt de door De Bouwhorst gevorderde hoofdsom zoals onder 3.3 vermeld: € 109.807,50. Hierop dienen de volgende correcties plaats te vinden:
Af
(ex BTW)
rechtsoverweging
------------------------------------------
-------------
----------------
---------------------
gevorderd (inclusief BTW)
109.807,50
3.3
schoonmaak verdeler
25,00
6.9
vergoeding wegens vertraging
PM
te hoog meerwerk kozijnen 6350-500
5.850,00
6.62
stelkozijnen
8.454,67
6.71
aluminium bekleding
4.574,44
6.74
vogelhuisjes
1.428,00
6.77
stucen badkamer
1.520,00
6.85
aanbrengen hang- en sluitwerk
1.220,00
6.88
architraven
380,00
6.91
bitumen fundering
1.720,00
6.94
hemelwaterafvoeren
2.679,00
6.96
holonite onderdorpels
270,00
6.98
kitwerk
300,00
6.1
Totaal af excl BTW
28.421,11
Totaal af inclusief BTW
34.389,54
Saldo te vorderen
(inclusief BTW)
€ 75.417,96
Let wel: bij de te bevelen mondeling behandeling en de daarna te nemen beslissing kunnen verdere correcties op dit bedrag plaatsvinden. Ook komt hierop in mindering de tegenvordering, voor zover deze wordt toegewezen, omdat [gedaagde] zich op verrekening heeft beroepen. Over hetgeen een van de partijen aan de ander verschuldigd is zal de wettelijke rente worden toegewezen en voor zover gevorderd buitengerechtelijke incassokosten.
6.118. De Bouwhorst heeft een verhoging van de wettelijke rente met 2% gevorderd, gerekend vanaf 15 april 2019, althans een in goede justitie te bepalen dag. Zij baseert dat op artikel 14 AVA 2013. [gedaagde] heeft die verhoging niet betwist.
6.119. De rechtbank toetst een beroep op dit beding ambtshalve aan het toepasselijk Nederlands en Europees consumentenrecht en acht dit beding niet onredelijk bezwarend, omdat het is toegestaan bij overeenkomst van de wettelijke rente af te wijken en de overeengekomen verhoging niet leidt tot een onaanvaardbaar hoge rente; deze blijft beneden de wettelijke handelsrente die in de rechtspraak als bovengrens van wat toelaatbaar is wordt gezien. Indien De Bouwhorst per saldo een vordering heeft zal daarom de wettelijke rente vermeerderd met deze verhoging van 2% worden toegewezen.

7.De beoordeling van de tegenvorderingen van [gedaagde]

Bouwtijdoverschrijding
7.1.
[gedaagde] heeft gesteld dat hem een hogere schadevergoeding wegens bouwtijdoverschrijding toekomt dan De Bouwhorst had berekend. Dit is reeds besproken bij de vordering van De Bouwhorst, onder 6.49 - 6.56.
Schadevergoeding wegens gebreken en wegens gevolgschade
7.2.
[gedaagde] heeft voor alle door hem gestelde gebreken die niet door De Bouwhorst zijn opgelost een schadevergoeding verlangd. Deels zijn deze gebreken door [gedaagde] zelf opgelost, deels zijn zij nog niet opgelost, aldus [gedaagde] . Hij stelt daarvoor een tegenvordering in voor de in rechtsoverweging 4.1 onder I.2 en I.3 genoemde bedragen. [gedaagde] baseert zich hierbij op het rapport van FD Advies.
7.3.
De Bouwhorst stelt dat FD Advies een door [gedaagde] ingeschakelde deskundige is, zodat hij niet gebonden is aan het door FD Advies uitgebrachte rapport. Verder beroept zich op artikel 16.3 lid 1 AVA 2013, volgens welke bepaling De Bouwhorst niet aansprakelijk is voor (vermeende) gebreken die na de oplevering zijn gemeld. Verder stelt De Bouwhorst dat [gedaagde] de gebreken niet tijdig heeft gemeld (art. 6:89 BW).
7.4.
Voor zover het gaat om opleverpunten zijn de door [gedaagde] gestelde gebreken al in de rechtsoverwegingen 6.1 en volgende besproken. Bij de mondelinge behandeling heeft De Bouwhorst van een aantal gebreken gezegd dat deze zichtbaar zouden moeten zijn geweest bij de oplevering. Kennelijk doelt De Bouwhorst daarbij op de wettelijke regeling in artikel 7:758 lid 3, waar is bepaald:
De aannemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.Hieruit volgt dat voor zover gebreken bij de oplevering zichtbaar waren, deze alleen door de aannemer verholpen behoeven te worden als deze bij de oplevering als opleverpunt zijn genoteerd.
7.5.
Wat FD Advies betreft geldt dat het gaat om een partijdeskundige, wiens oordeel niet doorslaggevend is. Maar de bevindingen van FD Advies kunnen wel in de beoordeling worden betrokken.
7.6.
De Bouwhorst heeft van een groot aantal van de door [gedaagde] gestelde gebreken bij de mondelinge behandeling verklaard
“zichtbaar bij oplevering”, zie het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, pagina 2 en 3.
[gedaagde] heeft wel betwist dat een oplevering heeft plaatsgevonden, maar dat de genoemde gebreken zichtbaar waren, heeft [gedaagde] niet weersproken. Omdat wel een oplevering heeft plaatsgevonden en niet is weersproken dat de door Bouwhorst genoemde gebreken zichtbaar waren, terwijl zij niet als opleverpunten zijn genoteerd, gelden deze niet als tekortkoming van De Bouwhorst en de rechtbank zal er daarom ook niet meer op ingaan.
De gebreken waarvoor dat niet geldt en de overige door [gedaagde] gestelde schadeposten die nog niet hiervoor zijn beoordeeld, komen nu aan de orde.
Tweede inbraakschade
7.7.
De tweede inbraakschade is al besproken bij de opleverpunten. Daar was de conclusie een tegenvordering voor door [gedaagde] betaalde kosten tot een bedrag van € 2.124,01 inclusief BTW toewijsbaar is (zie 6.20 - 6.21).
Overige gebreken
7.8.
[gedaagde] heeft zich ten aanzien van deze gebreken op het rapport van FD Advies beroepen.
7.9.
Van de volgende door [gedaagde] op grond van het FD-rapport gestelde gebreken heeft De Bouwhorst gesteld dat het gebrek op de foto onvoldoende zichtbaar is dan wel stelt zij dat niet duidelijk is wat het gebrek is of betwist zij dat van een gebrek sprake is. Dit betreft (zoals weergegeven in het proces verbaal van de mondelinge behandeling):
Woonkamer:
- Foto 1: De Bouwhorst betwist dat het een tekortkoming is.
- Gebreken woonkamer: - Foto 2: Dit is veroorzaakt door uitzetkoofjes van de verschillende materialen. Dat is normaal bij het bouwproces.
- Derde gedachtestreepje: Het is onduidelijk wat de tekortkoming zou zijn.
Installatieruimte:
onduidelijk/geen tekortkoming.
Achtergevel
- Foto’s 8: gevolg van de stand van het grondwater waarop De Bouwhorst geen invloed
heeft,
- Foto 13: client onbekend mee, dus hier kan ik niets van zeggen,
- volgende gedachtestreepje: onduidelijk wat bedoeld/geen tekortkoming,
Dakterras
- Foto’s 3 en 4: onduidelijk wat gebrek is,
- Foto 10: verschillende uitzetcoëfficiënten waardoor altijd kleine scheur of kier zonder dat
er sprake is van een gebrek,
Dakvlak van de serre en berging:
- Foto 3 en streepje eronder: onduidelijk wat gebrek is /geen tekortkorning,
Gebreken aan dak 8500+ en 8900+:
-Foto 6: ook onduidelijk wat de tekortkoming is, De Bouwhorst betwist dat sprake is van
een gebrek.
7.10.
De rechtbank oordeelt over deze gestelde gebreken als volgt:
Woonkamer:
- Foto 1: dit heeft betrekking op de woningscheidende wand ter plaatse van huisnummer 17 en het gebrek is volgens de deskundige dat de wand koud aanvoelt, vermoedelijk door niet volledig afgedichte naden en kieren in de wandopbouw HSB wand.
Gezien deze concrete toelichting volstaat de betwisting van De Bouwhorst niet. Echter: de deskundige spreekt slechts een vermoeden uit, een gebrek staat niet vast.
- Foto 2: het commentaar lijkt te behoren bij de constatering “scheurvorming op stucwerk ombouw haard”; op foto 2 (0049) is geen gebrek te zien.
- Voor zover De Bouwhorst heeft gereageerd op het “derde gedachtestreepje” is onduidelijk wat zij bedoelt.
Installatieruimte:
De aldaar geconstateerde gebreken zijn:
1. wapeningsstaal in het zicht,
2. openingen rondom sparingen niet dichtgezet.
Deze gebreken zijn duidelijk benoemd, waarom dit geen tekortkoming is behoeft nadere toelichting van de kant van De Bouwhorst.
Achtergevel
- Foto 8: dit betreft schade flagstone bekleding open haard door optrekkend vocht. Volgens De Bouwhorst is dit een gevolg van de stand van het grondwater waarop De Bouwhorst geen invloed heeft. [gedaagde] heeft daar niet op gereageerd.
- Foto 13: dit betreft “Stucwerk losgetrokken door vervormen/kromtrekken houten achterplaat dakrand”. De Bouwhorst stelt dat zij hier onbekend mee is. Foto 13:0024 is onduidelijk. Ook de rechtbank kan hier niets van zeggen.
Voor zover De Bouwhorst heeft gereageerd op het “volgende gedachtestreepje” is onduidelijk wat zij bedoelt.
Dakterras
- Foto’s 3 en 4: Dit betreft foto 0088, waarop niet direct duidelijk is waar het om gaat. Blijkens de omschrijving betreft dit: “Nauwelijks isolatie onder kozijnen” en “lekdorpels aluminium kozijnen onvoldoende ondersteund”. Dus kan niet worden gezegd dat onduidelijk is wat het gebrek is.
- Foto 10: dit gaat over “scheurvorming stucwerk tpv aluminium raamdorpel. Volgens De Bouwhorst wordt dit veroorzaakt door verschillende uitzetcoëfficiënten waardoor altijd kleine scheur of kier kan ontstaan zonder dat er sprake is van een gebrek. Op foto 10: 0093 is geen scheurvorming waarneembaar. De rechtbank acht hier geen gebrek aanwezig.
Dakvlak van de serre en berging:
Foto 3: Dit gaat over onvoldoende afschot, zodat De Bouwhorst niet kan worden gevolgd in haar verweer dat onduidelijk is wat het gebrek is. Wel zal nog moeten worden vastgesteld of dit een tekortkoming is.
Dak 8500+ en 8900+:
-Foto 6: Dit gaat over koudebruggen als gevolg van bevestigingsmiddelen dakpakket, zodat De Bouwhorst niet kan worden gevolgd in haar verweer dat onduidelijk is wat gebrek is. Wel zal nog moeten worden vastgesteld of dit een tekortkoming is.
Voor zover de rechtbank niet heeft beslist over deze gestelde gebreken zullen deze in een te bevelen mondelinge behandeling door partijen nader moeten worden toegelicht.
7.11.
Ten aanzien van een aantal gestelde gebreken heeft De Bouwhorst zich beroepen op artikel 15 lid 6 AVA. Deze bepaling luidt als volgt:
“6. Indien de opdrachtgever een onderaannemer of leverancier heeft voorgeschreven, en deze niet, niet tijdig of niet deugdelijk presteert, komen de gevolgen hiervan voor
rekening van de opdrachtgever.”
De Bouwhorst heeft zich op deze bepaling beroepen voor de volgende gebreken aan het dakterras: Foto 1, Foto 6 en Foto 8. Daarbij voert De Bouwhorst aan dat dit gaat om het werk van Windowmakers.
7.12.
[gedaagde] betwist dat van een voorgeschreven onderaannemer of leverancier sprake was. Dit verweer is onder 6.52 al verworpen. De rechtbank toetst een beroep op dit beding ambtshalve aan het toepasselijk Nederlandse en Europese consumentenrecht en acht dit niet onredelijk bezwarend. Naar hierna onder 7.13 zal blijken, kan De Bouwhorst echter geen beroep doen op dit beding .
7.13.
Foto 1 heeft betrekking op te weinig afschot, dit staat los van de door Windowmakers geleverde kozijnen.
Foto 6 laat een loshangend sluitrubber zien. Dit is wel onderdeel van een door Windowmakers geleverd kozijn, maar daarmee staat niet vast dat Windowmakers niet deugdelijk heeft gepresteerd. Overigens is daarmee niet gezegd dat het loshangen van het sluitrubber een tekortkoming van De Bouwhorst is die bij oplevering niet kon worden geconstateerd.
Foto 8 gaat over de hoogte van de borstwering van het dakterras. Zie daarover wat hiervoor is overwogen inzake de balustrade (6.10-6.12). Dit gaat dus ook niet over een door Windowmakers geleverd kozijn.
Tegelwerk
7.14.
Ten aanzien van de gestelde gebreken aan het tegelwerk in de tweede badkamer heeft De Bouwhorst gesteld dat dit niet tot het werk behoorde. [gedaagde] heeft dat niet bestreden, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
Voordeur
7.15.
Volgens [gedaagde] voldoet de voordeur niet aan de U-waarde van het verstrekte productiecertificaat (en daarmee vermoedelijk niet aan het Bouwbesluit). De deur is te licht waardoor het feitelijk een klankkast is. Indien de deur open staat, is het minder gehorig dan wanneer de deur gesloten is, aldus [gedaagde] .
7.16.
De Bouwhorst stelt dat dit bij oplevering niet is geconstateerd.
7.17.
De Bouwhorst heeft niet gesteld dat dit een bij de oplevering zichtbaar gebrek zou zijn. Anderzijds heeft [gedaagde] het gestelde gebrek tot op heden onvoldoende concreet onderbouwd.
In het FD-rapport staat:
“Voordeur is licht, klinkt hol. Voordeur dient cf bouwbesluit (U waarde max 2,0 W/m2K, geluidswering minimaal 20dB) te zijn voor wat betreft warmte- en geluidsisolatie.Als actie is vermeld:
“Kwaliteitsverklaringen voordeur aanleveren.”De rechtbank acht dat laatste aangewezen alvorens verder te beslissen.
Gevolgschade
7.18.
[gedaagde] vordert vergoeding van gevolgschade van € 10.355,54 inclusief BTW. Dit betreft:
- de onder 6.24 besproken traptrede: € 2.032,80 inclusief BTW;
- meerkosten van een vochtscherm € 2.605,43 inclusief BTW;
- herstel van de gevolgen van binnendringen van vocht via de kim, te weten dat
de gietvloer van de cementdekvloer is losgeduwd, begroot op € 1.620,25, inclusief algemene kosten, risico, winst en BTW;
- meerkosten voor het aanbrengen van de warmtepomp en aanverwante werkzaamheden, als gevolg van vertraging in de bouwwerkzaamheden: € 4.097,06 inclusief BTW.
7.19.
[gedaagde] stelt dat vochtigheidsgraad van de cementdekvloer dusdanig hoog was geworden, dat de gietvloer daar niet rechtstreeks op aangebracht kon worden en een vochtscherm nodig was.
Het herstel van de gietvloer is door Van der Drift op genoemd bedrag begroot.
De vertraging van de bouwwerkzaamheden is aan De Bouwhorst te wijten, aldus [gedaagde] .
7.20.
De Bouwhorst betwist dat de fundering waterdicht behoort te zijn en wijt het binnendringen van water aan een hoge grondwaterstand. Bovendien betwist De Bouwhorst dat een gietvloer normaalgesproken zonder vochtscherm kan worden aangebracht. De Bouwhorst betwist ook verantwoordelijk te zijn voor het oorzakelijk verband tussen de met de gietvloer ondervonden problemen, voor zover deze gelegen zou zijn in de kim. Een deskundige zal hierover uitsluitsel kunnen geven, aldus De Bouwhorst.
7.21.
De Rechtbank heeft onder 6.94 overwogen dat de aanvankelijke lekkage van de kim door De Bouwhorst op eigen kosten verholpen diende te worden. Het is mogelijk dat door deze lekkage de vloer vochtiger is geworden. Hieruit vloeit niet zonder meer voort dat De Bouwhorst ook aansprakelijk is voor de kosten van het aanbrengen van een vochtscherm onder de gietvloer. Dat zou alleen het gevolg zijn als het vochtscherm anders niet nodig zou zijn geweest. De Bouwhorst betwist dat. Dit zal bij de nog te houden mondeling behandeling worden besproken.
7.22.
De Bouwhorst betwist ook dat er verband is tussen het binnendringen van vocht via de kim en de gestelde schade, te weten dat de gietvloer van de cementdekvloer is losgeduwd. Dit zal ook bij de nog te houden mondeling behandeling worden besproken.
7.23.
De Bouwhorst stelt dat de aardwarmteinstallatie in een veel vroeger stadium had
kunnen worden aangebracht. Dat dat niet (eerder) heeft plaatsgevonden, is echter niet de verantwoordelijkheid van De Bouwhorst.
7.24.
[gedaagde] heeft niet toegelicht welk onderdeel van de bouw nodig was voor het plaatsen van de aardwarmte-installatie en welke vertraging er in het realiseren daarvan is opgetreden. Dus kan niet worden vastgesteld dat de vertraging in de bouw tot gevolg heeft gehad dat de aardwarmte-installatie niet eerder kon worden aangebracht. De rechtbank zal deze schadepost dan ook afwijzen.
Waardevermindering kozijnen
7.25.
[gedaagde] vordert hiervoor € 15.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag. Hij stelt dat hij onder tijdsdruk akkoord is gegaan met het herstelplan van Novanet, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat De Bouwhorst alsdan een "nieuw voor oud" vergoeding voor de kozijnen met [gedaagde] zou verrekenen. De kozijnen zouden immers nimmer meer als "nieuw" kunnen worden opgeleverd. Er is dus sprake van een blijvende en duurzame waardevermindering. De Bouwhorst acht een waardevermindering van € 500,00
redelijk, [gedaagde] is het daarmee niet eens. Uitgaande van een abstracte schadeberekening van deze schadepost acht [gedaagde] het niet redelijk om enkel uit te gaan van de kosten voor de poedercoating. [gedaagde] wenst aan te knopen bij de aanschafkosten van de kozijnen, en meent dat een waardevermindering van 25% op haar plaats is. Dat komt neer op een schadevergoeding van € 15.000,00.
7.26.
De Bouwhorst stelt dat zich op de aluminium kozijnen wat - amper waarneembare en bovendien nog door poedercoating verholpen - krasjes bevinden.
7.27.
De rechtbank wijst de gevorderde schadevergoeding van € 25.000,00 af. De redenering dat de kozijnen niet meer nieuw zijn omdat deze zijn gedemonteerd en opnieuw gemonteerd kan de rechtbank niet volgen. De stelling van De Bouwhorst dat de krasjes door poedercoating zijn verholpen is door [gedaagde] niet betwist, zodat er niet vanuit kan worden gegaan dat de waarde van de kozijnen door de demontage en hermontage is verminderd. Van schade is alleen sprake als [gedaagde] de kosten van de poedercoating heeft betaald. Of dat het geval is, is de rechtbank niet duidelijk. Dit zal besproken worden bij de nog te houden mondelinge behandeling, aan de hand van een te voren door de partij die deze kosten betaald heeft in het geding te brengen factuur.
Expertisekosten
7.28.
Naast een reeds door De Bouwhorst toegezegd bedrag inzake Gevelsupport vordert [gedaagde] expertisekosten tot een bedrag van € 10.309,45 inclusief BTW.
Volgens [gedaagde] was het noodzakelijk om deze kosten te maken, omdat zij (deskundige) bijstand nodig had om De Bouwhorst op de verschillende tekortkomingen te wijzen. [gedaagde] meent dat De Bouwhorst hiervoor ingevolge artikel 6:74 juncto artikel 6:96 lid 2 sub b BW aansprakelijk is.
Het gaat om de volgende kosten (inclusief BTW):
1.
Inschakeling en rapportages van Gevelsupport
€ 1.024,87
2.
Architect Kwa
€ 3.711,68
3.
FD advies: vier facturen
1 juli 2017 ad € 774,40
1 mei 2018 ad € 774,40
1 juni 2018 ad € 871,20
1 maart 2019 ad € 1.742,40
€ 4.162,40
4.
Van der Drift
€ 2.435,37
Deze kosten heeft [gedaagde] als volgt toegelicht:
1. Erkend door De Bouwhorst.
2. Architect Kwa heeft [gedaagde] nader moeten adviseren toen de bouw stil lag en de herstart niet zonder meer van de grond kwam.
3. FD Advies heeft [gedaagde] meerdere keren geadviseerd, onder meer ten aanzien van de problemen met de kim en het opstellen van de rapportage van 12 maart 2019.
4. Dit zijn kosten om de offerte van Van der Drift op te laten stellen.
7.29.
De Bouwhorst erkent dat zij heeft bewilligd in betaling van de kosten van Gevelsupport. De overige kosten betwist zij. [gedaagde] heeft uit eigen vrije wil ervoor gekozen om allerlei externe adviseurs in te schakelen. Daarvoor bestond geen aanleiding en er is geen grondslag voor het vorderen van deze kosten. Daarvoor zou namelijk tenminste noodzakelijk zijn dat De Bouwhorst in verzuim verkeerde (of te voorzien zijn dat De Bouwhorst niet zou nakomen). Ten aanzien van de kosten van de architect betwist De Bouwhorst dat er enig verband met haar werkzaamheden of door haar gemaakte fouten bestaat.
7.30.
De door De Bouwhorst erkende kosten van Gevelsupport zijn toewijsbaar.
De werkzaamheden van architect Kwa zijn onvoldoende toegelicht om deze te kunnen scharen onder kosten tot vaststelling van schade of aansprakelijkheid en worden afgewezen.
De kosten van FD Advies kunnen voor vergoeding in aanmerking komen indien dit kosten zijn ter vaststelling van aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 sub b BW). Dat de eerdere rapporten van FD-advies noodzakelijk waren heeft De Bouwhorst niet betwist. Uit het voorafgaande blijkt dat het laatste rapport van FD Advies daartoe mede heeft bijgedragen, maar dat het laatste rapport door het onjuiste uitgangspunt dat geen oplevering had plaatsgevonden ook voor een aanzienlijk deel niet relevant was. De kosten zijn dus deels kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid; de rechtbank kan niet nauwkeurig vaststellen welk deel daarvoor heeft gediend en schat de kosten van de rapporten voor zover die voor vergoeding in aanmerking komen met toepassing art. 6:97 BW op de helft.
De kosten van de offerte van Van der Drift zijn niet toewijsbaar omdat deze zien op de begroting van de omvang van de gevorderde vervangende schadevergoeding. Voor het vorderen van vervangende schadevergoeding bestaat echter geen grond. Dit zal worden uitgelegd onder 7.34. Gevolg hiervan is dat de kosten om de omvang van de vervangende schadevergoeding te berekenen ook niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Per saldo is toewijsbaar: € 1.024,87 (Gevelsupport) en € 2.081,20 (de helft van de facturen van FD Advies) = € 3.106,07.
Verzekerde garantie
7.31.
Pas wanneer De Bouwhorst - of Perdok indien De Bouwhorst haar dat
opdraagt - de bouw afmeldt, kan en zal de garantie worden verleend. [gedaagde] vordert dan ook
dat zodra het BGI-systeem aan de daaraan te stellen eisen voldoet, De Bouwhorst de bouw bij de garantieverlenende instantie afmeldt, zodat de garantie verleend wordt en er
ten bewijze daarvan ook een certificaat zal worden gemaakt en verstrekt. [gedaagde] verlangt dit certificaat te ontvangen.
7.32.
De rechtbank verwijst naar de rechtsoverwegingen 6.15, 6.30 en 6.103. [gedaagde] zal
De Bouwhorst in de gelegenheid moeten stellen de voor de verkrijging van de garantie benodigde werkzaamheden te verrichten, waarna De Bouwhorst de garantie zal moeten aanvragen. Dit zal indien dan nog niet afgewikkeld nader worden besproken bij de nog te houden mondelinge behandeling.
Voorlopige opstelling
7.33.
De rechtbank acht de tegenvordering van [gedaagde] (voor zover niet meegerekend bij de beoordeling van de vordering van De Bouwhorst) als volgt toewijsbaar:
- traptrede: € 2.032,80 inclusief BTW, zie 7.18,
- expertisekosten € 3.106,07, zie 7.30.
Over de onder 7.35 genoemde onderwerpen moet nog worden beslist; hieruit kunnen nog aanvullende schadeposten voortvloeien.
Voortgang van de procedure
7.34.
De rechtbank kan op dit moment geen eindvonnis wijzen, nu nog een aantal punten open staat:
1) Op een aantal punten is geconstateerd dat De Bouwhorst nog werkzaamheden moet verrichten. Uitgangspunt is dat zij daartoe de gelegenheid dient te krijgen. [gedaagde] heeft weliswaar vervangende schadevergoeding gevorderd, maar ging er daarbij van uit dat nog geen oplevering had plaatsgevonden en dat Bouwhorst verplicht was alle door FD Advies gesignaleerde gebreken te herstellen. Dat is niet zo. De eis om alle door FD Advies geconstateerde gebreken te herstellen was dus ongegrond en daarom kwam De Bouwhorst niet in verzuim toen zij aan die ongegronde eis niet voldeed. Dus is de verplichtingen tot nakoming niet omgezet in een vervangende schadevergoeding. Maar voor zover in dit vonnis wordt vastgesteld dat
De Bouwhorst haar verplichtingen nog niet volledig is nagekomen, kan nog wel nakoming daarvan worden gevorderd;
2) Op een aantal punten heeft de rechtbank nadere informatie nodig van partijen of is het partijdebat onvoldoende gevoerd;
3) Nu het een omvangrijk en onoverzichtelijk dossier betreft, is het mogelijk dat de rechtbank beslispunten over het hoofd heeft gezien.
7.35.
De rechtbank zal daarom een nieuwe mondelinge behandeling houden om de zaak met partijen te bespreken.
Bij de mondelinge behandeling gaat het alleen om de in de onderstaande agenda genoemde openstaande punten. Er zal geen gelegenheid worden geboden om de in dit vonnis besliste geschilpunten opnieuw aan de orde te stellen.Deze zitting zal op een termijn van meer dan drie maanden na dit vonnis worden gepland, om De Bouwhorst in de tussentijd in de gelegenheid te stellen de openstaande punten die hierboven vermeld zijn op te lossen. Van [gedaagde] wordt verwacht dat hij daarvoor de gelegenheid biedt.
Ook dient deze termijn om te onderzoeken of het mogelijk is op basis van dit vonnis in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Dat is in deze zaak veel beter dan verder procederen, omdat dat beide partijen veel zal kosten en die kosten naar alle waarschijnlijkheid niet zullen opwegen tegen het mogelijk te behalen betere resultaat in vergelijking met een schikking.
Indien partijen niet tot een schikking komen en een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvindt zal het volgende worden besproken.
AGENDA
Rechts- overweging
1.
Stand van zaken algemeen
2.
Balustrade
6.12
3.
Bouwtijdoverschrijding; het voornemen de gefixeerde schadevergoeding van art. 10 lid 3 AVA 2013 te vernietigen
6.55, 7.1
4.
Ombouw badkamers
6.82
5.
Aanpassing opslag risico en winst aan meer- /minderwerk
6.115
6.
Overige gebreken
7.8-7.10
7.
Voordeur
7.17
8.
Vochtscherm
7.21
9.
Losraken gietvloer
7.22
10.
Garantie BGI-systeem voorgevel
7.32
11.
Vergeten beslispunten ?
12.
Schikking ?

8.De beslissing

De rechtbank
8.1.
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden,
8.2.
verwijst de zaak naar de rol van
8 maart 2023voor opgave van verhinderdata over de maanden juni tot en met september 2023;
8.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.