ECLI:NL:RBAMS:2023:171

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
13/255432-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met verminderde toerekeningsvatbaarheid door cannabispsychose

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 oktober 2022 in Amsterdam een poging tot doodslag heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die handelde vanuit een cannabispsychose, het feit heeft bekend. De officier van justitie, mr. P. Velleman, heeft de primair tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen geacht, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.T.M. Eijsbouts, geen bewijsverweren heeft gevoerd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot doodslag, maar heeft de strafbaarheid van de verdachte in sterk verminderde mate vastgesteld, gezien de invloed van de psychose op zijn handelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod op drugsgebruik en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de borgsom van € 10.000,- teruggegeven aan degene die deze had betaald. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met het strafblad van de verdachte, dat geen eerdere veroordelingen vertoonde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/255432-22
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
opgegeven adres in het buitenland:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.T.M. Eijsbouts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 oktober 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan (primair) poging tot doodslag, (subsidiair) poging tot zware mishandeling of (meer subsidiair) mishandeling van [persoon] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging tot doodslag kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het feit bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit. Daarom wordt op grond van artikel 359, lid 3, Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:
De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 3 januari 2023;
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022210947-3 van 6 oktober 2022, in de wettelijk vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] (doorgenummerde pagina’s 4 t/m 6);
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [persoon] met nummer PL13002022210947-12 van 6 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 2] en [naam opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pagina’s 25 t/m 28);
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022210947, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 4] (doorgenummerde pagina’s 51 t/m 53).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 6 oktober 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [persoon] opzettelijk van het leven te beroven, die [persoon] heeft geslagen en toen die [persoon] op de grond lag die [persoon] heeft gestompt en die [persoon] met kracht bij de keel heeft gepakt en een arm om de keel van die [persoon] heeft gehouden en zijn, verdachtes, arm heeft strakgetrokken rondom de keel van die [persoon] en zijn, verdachtes, duimen tegen de keel van die [persoon] heeft gedrukt en gedrukt gehouden, ten gevolge waarvan die [persoon] geen adem meer kreeg en bewusteloos is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

6.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde niet toerekeningsvatbaar was, omdat hij handelde vanuit een door drugs veroorzaakte psychose. Toch moet het feit hem in enige mate, hoewel sterk verminderd, worden toegerekend op grond van de
culpa in causa-leer. Het optreden van de psychose is geheel of gedeeltelijk aan hem te wijten.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar in verband met de door cannabisgebruik veroorzaakte psychose. Van
culpa in causais geen sprake. Verdachte had het ontstaan van de psychose niet kunnen voorzien, omdat hij veel vaker cannabis heeft gebruikt zonder dat hij in een psychose raakte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De psycholoog, S.J.D. Dijkstra, heeft naar aanleiding van het trajectconsult van 14 oktober 2022 geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake lijkt te zijn geweest van een door cannabis veroorzaakte psychose.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een door cannabis veroorzaakte psychose. Het handelen van verdachte werd door deze psychose beïnvloed.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat de verdachte strafrechtelijk – zij het in sterk verminderde zin – verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, nu de opgetreden psychose aan zichzelf te wijten is geweest. Verdachte heeft namelijk zelf de keuze gemaakt cannabis en alcohol te gebruiken. Dat verdachte niet heeft geweten of kunnen voorzien dat een psychose zou optreden als gevolg van het middelengebruik doet hier niet aan af.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het feit in sterk verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar voor de bewezenverklaarde poging doodslag.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden en 3 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaar. Ook heeft de officier van justitie gevorderd om – naast de algemene voorwaarden – de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een verbod op drugsgebruik in Nederland en een gebiedsverbod voor de gemeente Amsterdam. Daarnaast moet een taakstraf van 180 uur worden opgelegd, waarvan de tenuitvoerlegging op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) aan [land] kan worden overgedragen. Verder heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om met een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest te volstaan.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Dit is een zeer ernstig feit. Dat het feit niet is voltooid, is slechts te danken aan het handelen van de politie. Het handelen van verdachte heeft ongetwijfeld veel impact op het slachtoffer gehad. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat het feit op de openbare weg in het centrum van Amsterdam is gepleegd. Verdachte heeft gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij degenen die getuige van het feit zijn geweest.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 23 november 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank weegt in de straftoemeting mee dat het feit sterk verminderd aan verdachte wordt toegerekend. De rechtbank ziet hierin meer aanleiding dan de officier van justitie om de op te leggen straf te matigen.
Alles afwegende vindt de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, een passende straf. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte tijdens de proeftijd geen drugs mag gebruiken. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 100 uur op, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Ook zal de rechtbank bevelen dat de borgsom van € 10.000,-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van het bevel tot de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, moet worden teruggegeven aan degene die deze borgsom heeft betaald.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
152 (honderdtweeënvijftig) dagenvan deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van verdovende middelen.
Voorwaarde daarbij is dat verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
50 (vijftig) dagen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Beveelt dat de
borgsom van € 10.000,- (tienduizend euro), die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van het bevel tot de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort,
wordt teruggegevenaan degene die de zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P van Kesteren, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en C. Mellema, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Middelburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2023.
[…]