ECLI:NL:RBAMS:2023:175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
C/13/717893 / HA ZA 22-417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtinbreuk door verkoop van reproducties van fotografische werken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een bekende fotograaf, eiser, en een gedaagde die onder de naam [bedrijf] opereert. Eiser heeft gedaagde aangeklaagd wegens inbreuk op zijn auteursrechten door reproducties van zijn werken, waaronder portretten van Clint Eastwood, Keith Richards en Courtney Love, te verkopen zonder toestemming. De procedure begon met een dagvaarding op 24 februari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 6 december 2022. Eiser heeft gesteld dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de reproducties en dat deze inbreuk heeft geleid tot zowel materiële als immateriële schade. Gedaagde heeft betwist dat er sprake is van inbreuk en heeft aangevoerd dat zijn moeder ooit toestemming heeft gekregen van LGP voor het maken van reproducties van Tsjechische fotografen, waaronder die van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde inderdaad reproducties heeft verkocht en dat eiser geen toestemming heeft verleend. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen, waaronder een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, en gedaagde bevolen om de inbreuk te staken en gestaakt te houden. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot schadevergoeding en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/717893 / HA ZA 22-417
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
tegen
[gedaagde], handelend onder de naam [bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] (Tsjechië),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.G. Loos te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 februari 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 24 augustus 2022, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 december 2022, met de daarin genoemde stukken,
- de e-mail van mr. Van Dorp van 19 december 2022 waarin zij er op wees dat per abuis productie 43 aan de zijde van [eiser] niet was opgenomen onder het overzicht van stukken in het proces-verbaal, deze productie behoort wel tot het dossier.
- mr. Loos heeft bij e-mail van 11 januari 2023 opmerkingen gemaakt bij het proces-verbaal, die voor zover nodig in dit vonnis zijn meegenomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een bekende fotograaf, filmmaker en videoartiest. [eiser] biedt zijn (foto)werken aan in edities met een specifieke, vooraf bepaalde oplage, in door hem gekozen afmetingen. Daarbij bevatten deze werken zijn persoonlijke handtekening.
2.2.
De moeder van [gedaagde] exploiteert sinds 1994 samen met [gedaagde] een [bedrijf] in [plaats] onder de naam [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ), dat naast de verkoop van originele of gereproduceerde kunstwerken, waaronder foto’s, ook kunstwerken drukt voor musea, galeries, bedrijven en particuliere klanten. De moeder van [gedaagde] is in 2012 gestopt met de onderneming, waarna zij het bedrijf heeft overgedragen aan (de onderneming van) [gedaagde] .
2.3.
Van 5 september tot en met 6 oktober 2002 vond er een expositie van [eiser] plaats in Praag , getiteld “WERK”, georganiseerd door Leica Gallery Prague (hierna: LGP). Hierbij zijn zijn fotowerken van de serie ‘Star Trek’ tentoongesteld.
2.4.
Van deze serie ‘Star Trek’ maken de volgende werken deel uit, die voor deze zaak van belang zijn:
  • het portret van Clint Eastwood uit 1994,
  • het portret van Keith Richards uit 1999,
  • het portret van Courtney Love uit 1999.
2.5.
Op 6 juni 2020 is [eiser] per e-mail benaderd door een derde met de vraag de authenticiteit te verifiëren van een exemplaar van het portret van Clint Eastwood dat door [bedrijf] via Catawiki te koop werd aangeboden. Het zou gaan om een
limited editionvan 300 exemplaren van het portret, vergezeld door een “Certificate of Authenticity” van LGP.
2.6.
[eiser] heeft vervolgens zelf onderzoek gedaan naar de werken die door [bedrijf] werden aangeboden. [eiser] heeft gevonden dat [bedrijf] het genoemde portret van Clint Eastwood op haar website had aangeboden, waarbij het nummer 295/300 werd vermeld, en via een Google-zoekopdracht kwam [eiser] erachter dat [bedrijf] in 2018 ook een portret van Keith Richards heeft verkocht voor € 306,00 op Catawiki, waarbij het nummer 298/300 was vermeld. Bij de advertentie had [bedrijf] ook foto’s geplaatst van het certificaat van LGP. Op dit certificaat stond vermeld dat [eiser] toestemming zou hebben gegeven voor de editie, dat de editie bestaat uit 300 exemplaren, waarbij de nummers één en twee zouden zijn ondertekend door [eiser] , en dat de productie en de exclusieve distributierechten zouden zijn toegekend aan [bedrijf] . De advertenties bevatten niet alleen de certificaten van LGP, maar ook een bijgeleverde informatietekst over [eiser] met het logo van LGP, waarin expliciet wordt verwezen naar werk van [eiser] uit 2007 en 2010.
2.7.
[eiser] heeft zich tot LGP gewend en LGP heeft hem laten weten dat zij geen kennis en informatie over de door [bedrijf] aangeboden edities en certificaten. LPG is in 2010 overgenomen door de huidige eigenaren.
2.8.
Op 22 juni 2020 heeft [eiser] (middels zijn advocaat) een brief gestuurd aan [bedrijf] , [gedaagde] , en hem verzocht om (onder meer) iedere reproductie en/of publicatie van zijn werk, waaronder dat van Clint Eastwood en Keith Richards, te staken en gestaakt te houden en om informatie te verstrekken over de inbreuk.
2.9.
[gedaagde] heeft op 22 juni 2020 gereageerd. Hij heeft hierbij toegelicht dat zijn moeder in 2003 een overeenkomst had gesloten met LGP voor het maken van reproducties van werken van Tsjechische fotografen. In de bijlage bij zijn e-mail heeft hij het contract gevoegd dat zijn moeder hiervoor met LGP zou hebben gesloten. Zijn moeder had voor het maken van reproducties van de Tsjechische fotografen reproducties van [eiser] ontvangen als voorbeeld. [gedaagde] had die werken vervolgens weer gekregen nadat zijn moeder met pensioen was gegaan. Verder heeft [gedaagde] erkend dat hij bij de verkoop van het werk ‘Clint Eastwoord’ betrokken was en nog drie exemplaren had, maar hij was niet de maker van die reproducties.
2.10.
[eiser] heeft hierna in juli 2020 nog een aantal keer gevraagd om inzage en afgifte van informatie over de verkopen van de reproducties. [gedaagde] heeft dit geweigerd. Hij wilde eerst een volmacht van de advocaat van [eiser] zien.
2.11.
Bij brief van 22 februari 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de Tsjechische advocaat van [eiser] laten weten dat [gedaagde] “elke publicatie van de kunstwerken van de heer [eiser] heeft opgeschort, en geen reclame maakt voor deze werken en ze niet te koop aanbiedt.”
2.12.
Begin maart 2021 heeft [eiser] via een Tsjechische advocaat nog contact gezocht met [gedaagde] en nogmaals verzocht om inzage over de verkoopgegevens van de twee reproducties van Clint Eastwoord en Keith Richards.
2.13.
Op 25 maart 2021 heeft [gedaagde] gereageerd, waarbij hij aan gaf dat het om niet meer dan 25 reproducties ging en dat dus de bezorgdheid over een eventuele massale verspreiding van reproducties niet aan de orde was.
2.14.
Op 20 april 2021 heeft [gedaagde] informatie gegeven over de reproducties van [eiser] . In zijn (vertaalde) e-mail stond, voor zover relevant:
“(…) 1) het aantal reproducties dat via Catawiki is verkocht:
- 3x [eiser] – Keith Richards
- 2x [eiser] – Clint Eastwood
- 2x [eiser] – Courtney Love
2) ongeveer 10 – 15 meer reproducties zijn geschonken
Het totale bedrag dat de cliënt voor de verkochte werken heeft ontvangen bedroeg niet meer dan 2.500 EUR. (…)”
2.15.
Uiteindelijk staat vast dat [gedaagde] via [bedrijf] online in elk geval exemplaren van reproducties van werken van [eiser] met daarbij op afgebeeld de portretten van Clint Eastwoord, Keith Richards en Courtney Love heeft verkocht, in zijn bezit heeft, of heeft weggegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de auteursrechten van [eiser] door het portret van Clint Eastwood en/of het portret van Courtney Love en/of het portret van Keith Richards te drukken en/of, al dan niet te koop, aan te bieden aan derden dan wel weg te geven [rb: zoals uitgebreid ter zitting];
II. [gedaagde] te bevelen onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] door verveelvoudiging en/of openbaarmaking van exemplaren van de werken van [eiser] te staken en gestaakt te houden;
III. [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis Catawiki een schriftelijk verzoek te doen om zijn advertenties met werken van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden, onder verwijzing naar het vonnis van deze rechtbank, met verstrekking van een kopie van dit verzoek aan de advocaat van [eiser] ;
IV. [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [eiser] de contactgegevens te verstrekken van alle (rechts)personen aan wie [gedaagde] exemplaren heeft verkocht, althans voor zover [gedaagde] de exemplaren via een (online) veilinghuis heeft verkocht en hij niet zelf over de contactgegevens van de kopers beschikt, hij het betreffende (online) veilinghuis binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk verzoekt, onder verwijzing naar het vonnis van deze rechtbank, de contactgegevens van de koper binnen zeven dagen te verstrekken aan de advocaat van [eiser] , met verstrekking van een kopie van dit verzoek aan de advocaat van [eiser] ;
V. [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een lijst te verstrekken, gespecificeerd per portret, inclusief de editienummers, van alle exemplaren die [gedaagde] onder zich had en nog steeds onder zich heeft, alsmede van alle exemplaren van portretten van [eiser] anders dan Clint Eastwood, Courtney Love en Keith Richards, inclusief transactiegegevens zoals datum van de verkoop, het verkoopbedrag, onderbouwd met kopieën van bankafschriften, alsmede per exemplaar informatie over de herkomst;
VI. [gedaagde] te bevelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de exemplaren die hij nog heeft op eigen kosten en deugdelijk verzekerd naar de advocaat van [eiser] te sturen;
VII. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het onder I tot en met III omschreven onrechtmatig handelen geleden materiële schade, nader op te maken bij staat, en te betalen binnen twee weken na datum van het te wijzen vonnis in de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de algehele voldoening;
VIII. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het onder I omschreven onrechtmatig handelen geleden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat, en te betalen binnen twee weken na datum van het te wijzen vonnis in de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de algehele voldoening;
IX. [gedaagde] te veroordelen om na betekening van het vonnis uw rechtbank een dwangsom te betalen indien hij niet voldoet aan de bevelen hierboven gegeven onder II tot en met IV van € 500,00 per dag of dagdeel tot een maximum van € 100.000,00;
X. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van [eiser] op grond van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), begroot op € 20.000,00
XI. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. [eiser] heeft als rechthebbende van het auteursrecht op zijn werken geen toestemming verleend voor de
productie en/of het (ter verkoop) aanbieden van de reproducties die [gedaagde] heeft verkocht. [eiser] heeft ter zitting toegelicht dat ook de weggegeven exemplaren van reproducties vallen onder de auteursrecht inbreuk. [gedaagde] heeft ook (deels) erkend dat hij reproducties van de werken van [eiser] heeft verkocht of geschonken. Hierdoor staat de inbreuk op het auteursrecht van [eiser] vast.
Over de omvang van de inbreuk stelt [eiser] dat op basis van eigen onderzoek [gedaagde] in ieder geval 12 reproducties heeft verkocht. Daarnaast heeft [eiser] ook ontdekt dat er zeker nog tien reproducties zijn verkocht door derden met het certificaat van LGP over ‘de editie van 300’. Gelet op de houding van [gedaagde] , dat hij elke keer met een nieuw verhaal over de verkoop van de reproducties komt en het aantal reproducties, gaat [eiser] ervan uit dat [gedaagde] in werkelijkheid nog veel meer reproducties heeft verkocht. Op basis van de tekst van het certificaat gaat bij het bij de drie werken van Clint Eastwood, Courtney Love en Keith Richards om edities van 300 exemplaren, zodat [eiser] stelt dat [gedaagde] in totaal over 900 exemplaren zou hebben beschikt.
Daarom vordert [eiser] een verklaring voor recht dat sprake is van een auteursrechtinbreuk. Hij heeft belang om zijn auteursrecht tegenover [gedaagde] en derden effectief te kunnen handhaven. Ook bij inzage en afgifte van informatie over de auteursrechtinbreuk heeft hij belang om de derden die de reproducties hebben gekocht te informeren en ook ter handhaving van zijn auteursrechten. De schade die [eiser] heeft geleden bestaat uit materiële en immateriële schade, waarvoor hij verzoekt om een verwijzing naar de schadestaat. De materiële schade bestaat uit het feit dat hij exemplaren van de portretten niet meer kan verkopen, althans niet voor de originele prijs, omdat de reproducties in een editie van 300 stuks een negatieve invloed hebben op de exclusiviteit en de prijs. De immateriële schade bestaat uit reputatieschade. Tot slot vordert [eiser] volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat sprake is van een auteursrechtinbreuk. [gedaagde] stelt in ieder geval dat hij zelf noch zijn moeder ooit reproducties hebben gemaakt. Verder is hij zich van geen kwaad bewust. Hij erkent wel enkele reproducties van werken van [eiser] te hebben verkocht, maar hij meent dat het geautoriseerde reproducties zijn. Hij heeft deze reproducties van zijn moeder verkregen. Zijn moeder had deze reproducties verkregen van LGP in het kader van een schikking over een geschil met betrekking tot reproducties van Tsjechische fotografen die zijn moeder voor LGP heeft gemaakt. LGP heeft zijn moeder toegezegd dat er reproductierechten waren verstrekt. LGP heeft de reproducties op rechtmatige wijze gemaakt rekening houdend met de auteursrechten van [eiser] . [gedaagde] is namelijk overtuigd dat er een overeenkomst moet zijn tussen [eiser] en LGP in het kader van de tentoonstelling van [eiser] in 2002 op grond waarvan rechtmatige reproducties zijn gemaakt. [gedaagde] beschikt alleen niet over deze overeenkomst tussen LGP en [eiser] , maar [eiser] moet die wel hebben.
[gedaagde] stelt dat hij 25 exemplaren van, volgens hem geautoriseerde, reproducties van werken van [eiser] in zijn bezit heeft gehad. Hiervan heeft hij erkend dat hij in ieder geval zeven, of negen reproducties heeft verkocht via Catawiki. Verder heeft hij er nog drie in zijn bezit en hij heeft 10 à 15 exemplaren aan derden geschonken. Hij heeft nooit 300 exemplaren in zijn bezit gehad.
Ten aanzien van de vorderingen van [eiser] voert hij aan dat zijn laatste verkoop op Catawiki in 2020 was en dat hij dit dus al heeft gestaakt. Ook kan hij geen informatie geven over de verkopen via Catawiki omdat door reorganisatie bij Catawiki zijn account is verwijderd en hij dus niet meer over deze gegevens beschikt. Daarnaast is hij bereid om de drie exemplaren die hij nog heeft terug te sturen naar [eiser] . Verder betwist hij de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak is tussen partijen in geschil of [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van [eiser] door reproducties van zijn werken te reproduceren en/of te verkopen/wegschenken. Voordat deze vraag wordt beoordeeld zal eerst de bevoegdheid en het toepasselijk recht worden vastgesteld.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2.
[gedaagde] is woonachtig in Tsjechië en [eiser] in Nederland. Daarom heeft de zaak een internationaal karakter en dient de rechtbank eerst ambtshalve te beoordelen of zij bevoegd is kennis te nemen van het geschil van partijen. Gedaagde, [gedaagde] , is woonachtig in de Europese Unie en de vordering in de hoofdzaak betreft een burgerlijke of handelszaak die is ingesteld na 10 januari 2015. Dit betekent dat de vraag of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft, beantwoord wordt aan de hand van Verordening Brussel I-bis [1] (hierna: Brussel I-bis).
[gedaagde] is in deze procedure verschenen zonder de (internationale) bevoegdheid van deze rechtbank te betwisten. Dat betekent dat deze rechtbank op grond van artikel 26 Brussel I-bis internationaal bevoegd is om van de vorderingen tegen [gedaagde] kennis te nemen.
4.3.
Het toepasselijk recht moet in dit geval, nu sprake is van vorderingen op grond van onrechtmatige daad, worden bepaald aan de hand van de Rome II Verordening [2] (hierna: Rome II).
Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Rome II is Nederlands recht van toepassing, zoals [eiser] terecht stelt. De plaats waar de gestelde door [eiser] gevorderde schade ten gevolge van de gestelde auteursrechtinbreuk zich voordoet, is namelijk gelegen in Nederland, aangezien [eiser] het centrum van zijn belangen in Nederland heeft. [gedaagde] heeft daartegen geen verweer gevoerd.
Auteursrechtinbreuk
4.4.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] reproducties van de werken van [eiser] heeft verkocht. [eiser] stelt hiervoor geen toestemming te hebben gegeven, waardoor er dus sprake is van een auteursrechtinbreuk. [gedaagde] betwist dat maar heeft dat verder niet kunnen onderbouwen. [gedaagde] betoogt dat [eiser] dit moet doen omdat hij over het bewijs beschikt; er zou namelijk een overeenkomst moeten zijn tussen LGP en [eiser] over het rechtmatige maken van reproducties in het kader van de tentoonstelling van [eiser] in Praag in 2002. [eiser] ontkent dit echter. Hij heeft op de zitting voldoende toegelicht dat hij aan niemand (behalve aan zijn ene vaste drukker) toestemming geeft om zijn edities af te drukken. Het afdrukken van foto’s is namelijk een kwestie van vertrouwen en hij houdt altijd controle over zijn eigen werk. Het feit dat [eiser] heeft gezegd dat Torch Gallery namens hem afspraken heeft gemaakt met LGP over de tentoonstelling in Praag in 2002 doet verder niet ter zake omdat dat volgens [eiser] in ieder geval niet zag op het maken van reproducties, omdat hij, zoals hiervoor ook aangegeven dat nooit door iemand liet doen. [eiser] heeft verder toegelicht dat hij slechts series van rond 20 exemplaren of minder laat afdrukken. De enkele keer dat er een grotere oplage is geweest, bijvoorbeeld bij foto’s van U2, was dat fotografie in opdracht.
Dat [eiser] dus toestemming zou hebben gegeven voor de reproducties die [gedaagde] heeft verkocht is niet komen vast te staan. Vaststaat wel dat [gedaagde] reproducties van de werken van [eiser] heeft verkocht of weggegeven en daarbij ook, zoals op zitting aan het licht kwam, eigen gemaakte valse certificaten van LGP heeft bijgeleverd. Hierdoor is sprake van een auteursrechtinbreuk.
4.5.
Dat [gedaagde] de reproducties ook zelf heeft gemaakt is alleen niet komen vast te staan. De gevorderde verklaring voor recht onder I zal dan ook alleen worden toegewezen dat sprake is van een auteursrechtinbreuk vanwege het te koop aanbieden of weggeven aan derden van de reproducties.
4.6.
De gevorderde bevelen tot het staken van iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] wordt ook toegewezen. [gedaagde] heeft wel verklaart dat hij dat nu niet meer doet, maar omdat er een inbreuk heeft plaatsgevonden heeft [eiser] ook belang bij toewijzing van de vordering voor de toekomst.
Het gevorderde bevel om bij Catawiki een schriftelijk verzoek te doen om advertenties van [gedaagde] te verwijderen of verwijderd te houden is op dezelfde grond toewijsbaar. Ook al heeft [gedaagde] betoogt dat hij al lang geen reproducties meer van [eiser] heeft verkocht via Catawiki heeft [eiser] hier wel belang bij.
Omvang van de auteursrechtinbreuk
4.7.
De omvang van de gestelde auteursrechtinbreuk is niet duidelijk. [eiser] stelt dat [gedaagde] misschien wel 900 exemplaren in zijn bezit heeft gehad en/of heeft verkocht. [gedaagde] betoogt dat hij maar maximaal 25 reproducties heeft gehad. Er zijn echter wel aanwijzingen dat de omvang van de auteursrechtinbreuk mogelijk groter is dan de erkenning van [gedaagde] . Daarom kunnen de inzagevorderingen vorderingen IV en V ook worden toegewezen. Dit zal worden toegelicht aan de hand van de volgende omstandigheden.
4.8.
Op 22 juni 2020 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] voor het eerst benaderd over de verkoop van de reproducties van de werken van [eiser] (zie 2.8). Vanaf dat moment had [gedaagde] zich er van bewust kunnen zijn dat er mogelijk een probleem was/ er iets aan de hand was met de reproducties die hij had verkocht via Catawiki en dat dit serieus was. [gedaagde] heeft echter niet altijd voldoende meegewerkt, naar zijn mening omdat de advocaat van [eiser] niet zijn ‘power of attorney’ wilde laten zien en hij daarom niet zeker wist of hij wel echt handelde namens [eiser] . Voor [gedaagde] is dat op zich te begrijpen, omdat eenieder zich kan uitgeven voor de vertegenwoordiger van [eiser] . Mr. Van Kaam had er in dit geval wellicht goed aan gedaan om wel een ‘power of attorney’ te laten zien, ook al stond hij in zijn recht dat hij hiertoe in beginsel naar Nederlands recht niet verplicht was, maar dat had de communicatie met [gedaagde] wellicht makkelijker gemaakt.
4.9.
Vervolgens heeft [gedaagde] meerdere keren een ander verhaal verteld over de herkomst van de reproducties en de aantallen. In zijn eerste reactie van 22 juni 2020 (zie 2.9) heeft hij namelijk geschreven dat zijn moeder de reproducties van LGP had gekregen om als voorbeeld te gebruiken bij het drukken van foto’s van Tsjechische fotografen. Die reproducties waren afkomstig van de tentoonstelling van [eiser] uit 2002. Later is dit verhaal gewijzigd; de moeder van [gedaagde] zou de reproducties in 2010/2011 hebben gekregen van LGP in het kader van een afwikkeling van een geschil en zouden een waarde van € 7.000 vertegenwoordigen. Ook over de aantallen is [gedaagde] niet altijd consequent geweest. Pas na bijna een jaar corresponderen heeft hij gemeld dat hij circa 25 reproducties in zijn bezit heeft gehad, waarvan hij er zeven heeft verkocht, terwijl [eiser] daarvoor altijd dacht dat het slechts om twee exemplaren ging (zie 2.11). Vervolgens heeft [eiser] nog twee reproducties gevonden die zijn verkocht door [bedrijf] (nagekomen producties productie 44 Clint Eastwoord 16/300 en Keith Richards 131/300) en dit wordt door [gedaagde] dan niet ontkend en ook niet verder toegelicht, maar alleen beaamd dat dit nog past binnen de bandbreedte van de 25 reproducties die hij had.
Verder is het verhaal dat [gedaagde] pas op zitting heeft toegelicht, dat hij zelf de echtheidscertificaten bij de verkochte reproducties heeft gemaakt, of in ieder geval op de lege reproducties van LGP die hij nog had liggen de informatie over [eiser] heeft ingevuld, opmerkelijk te noemen. Doordat [gedaagde] dit zelf moest ‘namaken’ had hij al kunnen weten dat er iets niet in de haak was en bij [eiser] navraag kunnen doen.
4.10.
Ook het verhaal omtrent zijn account bij Catawiki is niet eenduidig. Bij conclusie van antwoord is het verhaal geschetst dat zijn account is verwijderd toen hem werd gevraagd zijn gegevens te transporteren naar het platform ‘LastDodo’ en [gedaagde] hier geen gebruik van wenste te maken (een zogenoemde opt-out). Op de zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij nooit zelf om verwijdering van zijn account heeft gevaagd, maar dat Catawiki zijn account ergens in het voorjaar van 2020 al had verwijderd, voordat de opt-out optie kwam van het overzetten naar LastDodo. Maar in de e-mail van 27 november 2022 die door zijn advocaat ter zitting is overgelegd staat “On 25 June 2020 I requested to cancel my account”, waaruit dus blijkt dat [gedaagde] toch zelf om verwijdering van zijn account bij Catawiki heeft verzocht. En daarvóór, in de eerste e-mail van 22 juni 2020 had de advocaat van [eiser] al verzocht om opgave te doen van de verkopen via Catawiki. Dat duidt er in ieder geval op dat [gedaagde] op 22 juni 2020 wist dat zijn account bij Catawiki belangrijk kon zijn. En als dan waar zou zijn dat hij zelf om verwijdering van zijn account heeft verzocht – hetgeen niet vast staat vanwege de tegenstrijdige verklaring die [gedaagde] heeft afgelegd over het eindigen van zijn account bij Catawiki – dan is dit niet in de haak.
4.11.
Kortom, het verhaal van [gedaagde] bevat veel tegenstrijdigheden, de omvang van de auteursrechtinbreuk is niet duidelijk en omvat mogelijk meer dan de erkenning van [gedaagde] en om hier meer inzage in te krijgen, worden die inzagevorderingen toegewezen. De termijnen voor het verzoeken en het verstrekken van de gegevens worden wel ruimer toegewezen, zoals in de beslissing vermeld.
Overige vorderingen
4.12.
De vordering tot het terugsturen van de reproducties die [gedaagde] nog in zijn bezit heeft, wordt ook toegewezen (vordering VI). [gedaagde] heeft ook aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
4.13.
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er sprake is van materiële en immateriële schade door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] . De verwijzing naar de schadestaat zal dan ook worden toegewezen (vordering VII en VIII). De materiële schade ziet op het onrechtmatig handelen omschreven in vordering I, II en III en bestaat uit het feit dat de echte prints minder waard zijn door de reproducties die nu in de omloop zijn (bedrijfswinst). De immateriële schade ziet op onrechtmatig handelen omschreven in vordering I en bestaat uit reputatieschade.
4.14.
Voor alle toegewezen verbodsbepalingen (vordering II, III, IV, V, VI) overweegt de rechtbank dat de gevorderde dwangsom (vordering IX) zal worden toegewezen als gevorderd.
Proceskosten
4.15.
[eiser] heeft gelijk gekregen. [gedaagde] dient dan ook de proceskosten van [eiser] te betalen. [eiser] heeft een proceskostenveroordeling gevorderd op de voet van artikel 1019h Rv.
4.16.
Tussen partijen is niet in geschil is dat deze zaak gaat over de handhaving van IE-rechten. [gedaagde] betoogt echter dat niet moet worden aangesloten bij de Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken. Hij betoogt dat in dit geval moet worden aangesloten bij de reguliere liquidatietarieven omdat gelet op de omstandigheden van de zaak de proceskosten moeten worden gematigd en de normale tarieven meer passend zijn. Welke omstandigheden dit precies zouden zijn heeft [gedaagde] verder onvoldoende toegelicht.
Aangezien de zaak gaat over handhaving van IE-rechten en [eiser] een proceskosten-veroordeling heeft gevorderd op grond van artikel 1019hRv ziet de rechtbank geen aanleiding om hiervan af te wijken.
4.17.
De rechtbank oordeelt dat onderhavige zaak is aan te merken als een normale bodemzaak zoals bedoeld in de Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken. Juridisch gezien gaat de zaak over een overzichtelijke auteursrechtinbreuk, waarbij verweer is gevoerd, en voor het overige geen ingewikkelde juridische geschilpunten omvat. Dat [gedaagde] gedurende het geschil nieuwe argumenten heeft aangevoerd en aantallen heeft gewijzigd maakt niet dat sprake is van een complexe zaak zoals [eiser] stelt.
4.18.
[eiser] stelt ook dat een volledige proceskostenveroordeling voor de hand ligt omdat [gedaagde] de rechtbank niet naar waarheid heeft geïnformeerd, zoals vereist in artikel 21 Rv. [gedaagde] is op sommige punten van koers gewijzigd en/of heeft andere aantallen van reproducties opgegeven, echter heeft hij ook vanaf het begin af aan aangegeven niet meer precies te weten om hoeveel exemplaren het ging omdat hij hiervan geen administratie had bijgehouden. Het feit dat [gedaagde] pas op de zitting heeft gezegd dat hij zelf het certificaat bij de reproducties heeft gemaakt is inderdaad laat en niet zoals het hoort maar de gevolgen hiervan voor deze procedure en de door [eiser] ingestelde vorderingen zijn niet dusdanig dat dit een veroordeling van de volledige proceskosten rechtvaardigt.
4.19.
Dit betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] op basis van het tarief voor normale zaken zoals bedoeld in de Indicatietarieven in IE-zaken rechtbanken. De gespecificeerde proceskosten (€ 32.150,86) overstijgen het geldende maximum-indicatietarief voor normale bodemzaken, zodat zij slechts tot het maximum van € 17.500,00 zullen worden toegewezen.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat de proceskosten te hoog zijn en niet in verhouding staan tot de complexiteit van de zaak en dat er maar liefst vijf advocaten aan de zaak hebben gewerkt. In reactie hierop heeft mr. Van Kaam voldoende toegelicht hoe dit is gegaan en waarom dit nodig was. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en evenredig en de kosten zullen toch alleen worden toegewezen tot het maximum van € 17.500,- en niet volledig.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden daarom tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,33
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
17.500,00
Totaal
17.939,33
4.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door inbreuk te maken op de auteursrechten van [eiser] door exemplaren van het werk van [eiser] met de beeltenissen van het portret van Clint Eastwood en/of het portret van Courtney Love en/of het portret van Keith Richards te koop aan te bieden aan derden, dan wel weg te geven,
5.2.
gebiedt [gedaagde] onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiser] door verveelvoudiging en/of openbaarmaking van exemplaren van de werken van [eiser] te staken en gestaakt te houden,
5.3.
gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis Catawiki een schriftelijk verzoek te doen om zijn advertenties met werken van [eiser] te verwijderen en verwijderd te houden, onder verwijzing naar dit vonnis van deze rechtbank, met verstrekking van een kopie van dit verzoek aan de advocaat van [eiser] ,
5.4.
gebiedt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan de advocaat van [eiser] de contactgegevens te verstrekken van alle (rechts)personen aan wie [gedaagde] exemplaren heeft verkocht, althans voor zover [gedaagde] de exemplaren via een (online) veilinghuis heeft verkocht en hij niet zelf over de contactgegevens van de kopers beschikt, hij het betreffende (online) veilinghuis binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk verzoekt, onder verwijzing naar het vonnis van deze rechtbank, de contactgegevens van de koper binnen vier weken te verstrekken aan de advocaat van [eiser] , met verstrekking van een kopie van dit verzoek aan de advocaat van [eiser] ,
5.5.
gebiedt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis aan [eiser] een lijst te verstrekken, gespecificeerd per portret, inclusief de editienummers, van alle exemplaren die [gedaagde] onder zich had en nog steeds onder zich heeft, alsmede van alle exemplaren van portretten van [eiser] anders dan Clint Eastwood, Courtney Love en Keith Richards, inclusief transactiegegevens zoals datum van de verkoop, het verkoopbedrag, onderbouwd met kopieën van bankafschriften, alsmede per exemplaar informatie over de herkomst,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het onder 5.1 tot en met 5.3 omschreven onrechtmatig handelen geleden materiële schade, nader op te maken bij staat, en te betalen binnen twee weken na datum van het te wijzen vonnis in de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de algehele voldoening,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van het onder 5.1 omschreven onrechtmatig handelen geleden materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat, en te betalen binnen twee weken na datum van het te wijzen vonnis in de schadestaatprocedure, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de algehele voldoening,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis aan [eiser] een dwangsom te betalen van telkens € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de bevelen onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 17.939,33,
5.10.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 163,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.12.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.

Voetnoten

1.de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I-bis)
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen, PbEU 2007, L 199/40.