ECLI:NL:RBAMS:2023:183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
13/320796-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering naar België van een 22-jarige man verdacht van poging tot ontvoering van een Belgische minister

Op 19 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een 22-jarige man aan België. De man wordt verdacht van poging tot ontvoering van een Belgische minister. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, gelet op de garantie van de Belgische autoriteiten dat de man in een detentie-instelling zal worden geplaatst die voldoet aan de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het algemene gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden is weggenomen door deze garantie. De behandeling van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) vond plaats op 5 januari 2023, waarbij de officier van justitie mr. C. McGivern en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J.P.A. van Schaik, aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgebracht naar België om zijn straf daar uit te zitten, met de garantie dat hij na veroordeling naar Nederland kan terugkeren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/320796-22
RK nummer: 22/5133
Datum uitspraak: 19 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 16 december 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2022 door de voorzitster van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 januari 2023. Het openbaar ministerie (OM) heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) van 7 december 2022.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de in onderdeel e) van het EAB vermelde feiten 1, 3 en 4 aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, op deze lijst onder nummers 1 en 16, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten 1, 3 en 4 waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het in onderdeel e) van het EAB vermelde feit 2 niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Federaal Magistraat heeft de volgende garantie gegeven:
In antwoord op uw vraag van 20.12.2022 heb ik de eer u te bevestigen dat, overeenkomstig artikel 5 § 3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2020 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, ik u de garantie bied voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] .2000.
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [3] Bij uitspraak van 28 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat de in die zaak gegeven nieuwe detentiegarantie het individuele gevaar op onmenselijke behandeling wegnam. [4]
Bij brief van 2 januari 2023 van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) is, in antwoord op door het OM gestelde vragen, de volgende garantie gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal, in geval van een eventuele aanhouding na zijn overlevering aan België, worden opgesloten in de gloednieuwe en pas geopende gevangenis van [plaats] .
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden; dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
De sanitaire blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren.
De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Standpunt van de verdediging
De opgeëiste persoon wil graag zo snel mogelijk overgeleverd worden naar België, zodat zijn Belgische raadsman over het strafdossier kan beschikken en de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten kan uitoefenen. De raadsman heeft verzocht om in de uitspraak als extra voorwaarde op te nemen dat de opgeëiste persoon op een eenpersoonscel zal worden geplaatst, zodat hij ook bij personeelstekort gebruik kan maken van de sanitaire voorzieningen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aanhouding teneinde op de volgende zitting te onderzoeken of er een wijziging in de omstandigheden is opgetreden.
Standpunt van de officier van justitie
De overlevering kan worden toegestaan. De detentiegarantie van 2 januari 2023 is voldoende om het individuele gevaar weg te nemen. De gegeven garantie is identiek aan de garantie in de zaak waarin bij uitspraak van 28 december 2022 de overlevering aan België is toegestaan. Indien na overlevering blijkt dat niet aan de detentiegarantie wordt voldaan, kan de opgeëiste persoon zich wenden tot zijn advocaat in België, of via zijn Nederlandse advocaat tot het Nederlandse OM. Het stellen van nadere vragen of het doen van nader onderzoek is niet nodig. De officier van justitie verzet zich tegen aanhouding.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op de gegeven garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Het is niet aan deze rechtbank om plaatsing in een eenpersoonscel als voorwaarde op te nemen. Het verweer wordt verworpen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 26 en 55 Wet wapens en munitie en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.