ECLI:NL:RBAMS:2023:1892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/280068-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 18 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 17 november 2022. De opgeëiste persoon, geboren in 2001 en gedetineerd in Nederland, werd beschuldigd van afpersing en het handelen in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 4 januari 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld, waarbij eerder is geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Roemenië. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvaardigende justitiële autoriteit garanties heeft verstrekt over de detentieomstandigheden, waaronder een minimum individuele celruimte van 3 m². De rechtbank oordeelde dat er geen reëel gevaar bestond dat de opgeëiste persoon in Roemenië onderworpen zou worden aan onmenselijke of vernederende behandeling, en dat de garanties voldoende waren om het risico op schending van zijn rechten weg te nemen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Roemenië toegestaan. De beslissing is genomen door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/280068-22
RK nummer: 22/4804
Datum uitspraak: 18 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 november 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 oktober 2022 door de
Trial Court of District 1, Bucharest(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M.G. Wolffs, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
criminal judgment no. 473 handed down on 1.07.2022 by Trial Court of District 1, Bucharest in criminal case no. 6906/299/2022, final by the criminal decision no. 994/C/6.09.2022 of Bucharest Court of Law - Criminal Law Division.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon moet de gehele straf nog ondergaan. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Uit de aanvullende informatie van 7 december 2022 blijkt dat de vrijheidsstraf voorwaardelijk is opgelegd aan de opgeëiste persoon bij het vonnis van de
First District Court of Bucharestvan 15 september 2020 (No. 19247/299/2020.) en dat de tenuitvoerlegging van deze straf bevolen bij het hierboven genoemde vonnis van 1 juli 2022.
Dit onderhavige vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In de aanvullende informatie van 7 december 2022 staat dat aan de opgeëiste persoon bij het hierboven genoemde vonnis van 15 september 2020 een geheel voorwaardelijk straf is opgelegd. In de aanvullende informatie staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot voornoemd vonnis van 15 september 2020 heeft geleid. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW is daarom op dit vonnis niet van toepassing.
De voorwaardelijke straf is op 1 juli 2022 ten uitvoer gelegd. Deze laatste beslissing, valt niet onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ - en dus niet onder die van artikel 12 OLW - nu niet gebleken is dat de autoriteit die deze beslissing heeft gegeven op dit punt over een zekere beoordelingsbevoegdheid beschikte. [1]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
afpersing
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie

5.Detentieomstandigheden in Roemenië

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) (zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5).
Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt het volgende:
“De vaststelling dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen.
Wanneer het bestaan van een dergelijk gevaar eenmaal is vastgesteld, dient immers vervolgens de uitvoerende rechterlijke autoriteit nog concreet en nauwkeurig te beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene dit gevaar zal lopen vanwege de te verwachten omstandigheden van zijn detentie in de uitvaardigende lidstaat.
Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen, en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.”. [2]
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 13 december 2022 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
given the insight of the implementation of measures included in the "Action Plan for the period 2020 - 2025, prepared in order to implement the pilot decision Rezmives and others against Romania and the trend of the current number of inmates who are held in custody by the National Administration of Prisons, as a result of the criminal policies adopted by the Romanian Government, the National Administration of Prisons shall guarantee to provide a minimum individual space of 3 sqm while serving the sentence, including the related bed and furniture, without including the space intended for the sanitary annex.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat zijn in artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht zal worden geschonden als hij wordt overgeleverd aan Roemenië, nu haar geluiden bekend zijn waaruit zou blijken dat de detentieomstandigheden in de praktijk ondermaats zijn. Bovendien is de opgeëiste persoon er psychisch slecht aan toe. Hij heeft psychische zorg nodig, die hij in een Roemeense gevangenis waarschijnlijk niet of onvoldoende zal krijgen. De aanvullende informatie die de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 13 december 2022 heeft verstrekt neemt het gevaar voor de opgeëiste persoon niet weg, nu deze informatie slechts een algemene beschrijving van de zorgmogelijkheden betreft en niet een individuele garantie voor de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon heeft eerder in Roemenië vastgezeten en heeft daar ervaren dat de detentieomstandigheden dermate slecht zijn dat de mensenrechten worden geschonden. De raadsvrouw heeft verzocht geen gevolg te geven aan het EAB en heeft daarbij verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank van 25 augustus 2022. [3]
De officier van justitie is van mening dat de verstrekte garanties voldoende zijn om het gevaar voor schending van het in artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht weg te nemen. Bij brief van 13 december 2022 is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon de beschikking tot voldoende celruimte krijgt. Er bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de opgeëiste persoon geen toegang en beschikking zal hebben en krijgen tot medische en psychische zorg. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, gelet op de verstrekte garanties, geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Roemenië waar hij naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te weten
Bucharest-Rahovaen vervolgens
Bucharest-Jilava Prison, onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Bij brief van 13 december 2022 is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3 m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het – niet met objectieve, verifieerbare informatie onderbouwde – standpunt van de raadsvrouw. De uitspraak waar de raadsvrouw naar verwijst zag op een niet-vergelijkbaar geval omdat daar was volstaan met een algemene detentiegarantie zonder dat was aangegeven waar de betrokkene zou worden gedetineerd. De persoonlijke ervaringen van de opgeëiste persoon in een Roemeense detentie-instelling maken dit niet anders.
Hetgeen van de zijde van de raadsvrouw is aangevoerd omtrent de tekortschietende medische en/of psychische zorg is niet nader onderbouwd. Uit de brief van 13 december 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon gedurende de detentie beschikking kan krijgen over enige vorm van psychische hulp en begeleiding en dat kan worden voorzien in de noodzakelijk geachte medicamenteuze behandeling.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het met het oog op de feitelijke overlevering van belang is dat de officier van justitie de beschikking krijgt over informatie betreffende de medische situatie van de opgeëiste persoon, zodat deze informatie dan kan worden overgedragen aan de justitiële autoriteiten in Roemenië.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 317 van het Wetboek van Strafrecht, 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Trial Court of District 1, Bucharest(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026 (Ardic), punt 77.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C404/15 en C659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, punt 91 tot en met 93.
3.ECLI:RBAMS:2022:7013.