ECLI:NL:RBAMS:2023:1897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/204326-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Griekenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Griekse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Groot-Brittannië, was gedetineerd in Nederland en werd gevraagd om overgeleverd te worden aan Griekenland. De rechtbank heeft de zaak behandeld in verschillende zittingen, waarbij de detentieomstandigheden in Griekenland een belangrijk onderwerp van discussie waren. Tijdens de zittingen op 4 oktober en 2 november 2022 werd de behandeling aangehouden om aanvullende informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in de Griekse gevangenissen, met name in Trikala. De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 november 2022 vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt. De rechtbank heeft de Griekse autoriteiten de gelegenheid gegeven om met een aangepaste detentiegarantie te komen, maar de informatie die werd verstrekt was onvoldoende om het gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon in Trikala zou worden geplaatst, waar niet voldaan wordt aan de vereisten van minimaal 3 m² per gedetineerde. Gezien de omstandigheden en de gebrekkige garanties van de Griekse autoriteiten heeft de rechtbank besloten om geen gevolg te geven aan het EAB, met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet. De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Trikala niet voldoen aan de Europese normen en dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/204326-22
RK nummer: 22/3986
Datum uitspraak: 18 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2022 door
the prosecutor’s office of the appeal court of Thessaloniki(Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 oktober 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 oktober 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat in Den Haag, en door een tolk in de Engelse taal. In verband met het stellen van aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ten aanzien van de effectieve rechterlijke bescherming en de detentieomstandigheden is de behandeling voor bepaalde tijd aangehouden.
Zitting 2 november 2022
De rechtbank heeft de behandeling hervat op de openbare zitting van 2 november 2022. Het onderzoek is, met instemming van partijen, voortgezet in gewijzigde samenstelling. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat in Den Haag, en door een tolk in de Engelse taal.
De termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen, is op 4 oktober 2022 met dertig dagen verlengd op grond van het derde lid van dit artikel, omdat de rechtbank die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 16 november 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 16 november 2022 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de uitvaardigende justitiële autoriteit de gelegenheid te geven een aangepaste detentiegarantie te doen toezenden.
In deze tussenuitspraak heeft zij de termijn eenmalig met 60 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.
Zitting 4 januari 2023
De behandeling van het EAB is, met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 4 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat in Den Haag en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 16 november 2022

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 16 november 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:6696), waarin zij (onder 4) de grondslag en de inhoud van het EAB en (onder 5) de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld. De overwegingen van de rechtbank met betrekking tot deze onderwerpen en met betrekking tot ‘Artikel 11: Detentieomstandigheden’ (onder 7) dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden in Griekenland

De rechtbank heeft in haar tussenuitspraak van 16 november 2022 overwogen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in de detentie-instelling in Thessaloniki en dat in die detentie-instelling niet voldaan wordt aan het vereiste van minimaal 3 m2
personal spaceper gedetineerde in een meerpersoonscel (zoals bepaald in het arrest
Dorobantuvan het Hof van Justitie EU, 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857), zodat ten aanzien van de opgeëiste persoon sprake is van een reëel gevaar van schending van artikel 4 Handvest in geval van overlevering aan Griekenland. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een eventuele wijziging in de detentie-omstandigheden af te wachten.
Op 3 januari 2023 is namens de uitvaardigende justitiële autoriteiten de volgende garantie gegeven:
In Trikala Prison the condition of 3 sq.m. living space, which includes the individual equipment of the prisoner (for instance: bedside table) but not the toilet which is shareable, can be met. The wanted person will have between 3 m.s and 4m.s, throughout his detention. In case he cannot be provided with the 3 sq.m. living space in the above mentioned Detention Establishment, the Central Transfer Committee will ensure the transfer of the detainee to another Detention Establishment where the necessary condition of 3 sq.m. living space will be met.
Daarnaast is er op 4 januari 2023 door de officier van justitie een e-mail van Eurojust verstrekt met de volgende gegevens:
According to our PPO of Appeals in Thessaloniki, the Penitentiary of Trikala has been selected- and not the one in Thessaloniki- because in the Trikala Store all required conditions are met. The requested guarantee for non-detention of the wanted person in the Penitentiaries mentioned in your email, has already been provided by the relevant Department of the Ministry of Citizen Protection, which, in the document we send yesterday, guaranteed that any transfer of the wanted person will be held only in a Penitentiary, which meets the necessary conditions.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat – bij deze stand van zaken – er geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat voldoende informatie is verstrekt over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Trikala. Mocht er in de gevangenis van Trikala sprake zijn van zodanige overbevolking dat de minimumeis van 3 m2 niet wordt gehaald, dan ligt er een algemene garantie dat de Griekse autoriteiten zullen zorgdragen voor overplaatsing van de opgeëiste persoon naar een instelling waar wel aan het minimumvereiste van 3 m2 kan worden voldaan. De Griekse autoriteiten hebben daarbij nog expliciet laten weten dat de opgeëiste persoon niet naar Thessaloniki zal gaan bij een eventuele overplaatsing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de behandeling bij tussenuitspraak van 16 november 2022 is aangehouden om de Griekse autoriteiten in de gelegenheid te stellen om met een wijziging van de detentieomstandigheden te komen waarbij het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. In antwoord hierop is bij brief van 3 januari 2023 aanvullende informatie verstrekt, waaruit volgt dat de opgeëiste persoon in Trikala zal worden geplaatst na overlevering.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken aangenomen dat een algemeen en reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Thessaloniki [2] en Komotini [3] . De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 9 april 2020 sterke aanwijzingen bevat voor eveneens een dergelijk reëel gevaar ten aanzien van de detentie-instelling in Trikala. Uit het CPT-rapport blijkt dat de capaciteit van de gevangenis in Trikala (600 gedetineerden) op dat moment niet wordt overschreden (578 gedetineerden), maar dat het aantal van drie gedetineerden op cel in sommige delen van de gevangenis wel wordt overschreden. De gevangenis bestaat uit cellen van 13,5 m2 (inclusief toilet en sanitair) met enkele stapelbedden en één eenpersoonsbed, waarin vaak meer dan vier gedetineerden verblijven, terwijl daar aanvankelijk niet meer dan drie gedetineerden – bij voorkeur twee – zouden moeten verblijven. Hieruit blijkt dat in de detentie-instelling in Trikala (zeer waarschijnlijk) niet voldaan zal worden aan het vereiste van minimaal 3 m2
personal spaceper gedetineerde, zoals bepaald in het arrest
Dorobantuvan het Hof van Justitie EU van 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857.
Ook vermeldt het CPT-rapport dat er door overbevolking sprake is van onhygiënische omstandigheden en apparatuur die niet werkt, zoals licht en sanitair. Verder wordt aangegeven dat er in alle bezochte gevangenissen, waaronder de detentie-instelling in Trikala, er voor gedetineerden onvoldoende passende activiteiten buiten de cel worden aangeboden. Het CPT uit ook zorgen over de chronische personele onderbezetting, waardoor onder andere niet (voldoende) wordt opgetreden tegen intimidatie en geweld. De medische en psychische zorg voor gedetineerden is ook in Trikala niet toereikend volgens het CPT-rapport.
De rechtbank komt tot de conclusie dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in Trikala. Deze vaststelling kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in bepaalde detentiecentra, en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert namelijk niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld (arrest
Aranyosi en Căldăraruvan het Hof van Justitie EU van 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 91 en 93).
Om te verzekeren dat artikel 4 van het Handvest wordt geëerbiedigd in het bijzondere geval van een persoon tegen wie een EAB is uitgevaardigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering aan deze lidstaat een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van dat artikel wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd (arrest
Aranyosi en Căldăraru, punten 92 en 94).
Op basis van de hierboven opgenomen informatie stelt de rechtbank vast dat in het geval van de opgeëiste persoon dit gevaar bestaat, omdat de opgeëiste persoon in Trikala terecht zal komen. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat deze detentie-instelling niet voldoet aan de vereisten van artikel 4 Handvest. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met de hiervoor weergegeven garantie van 3 januari 2023 en het e-mailbericht van Eurojust van 4 januari 2023 over de detentie-omstandigheden het vastgestelde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon niet is weggenomen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de mededelingen uit de brief van de
Public Prosecutor’s office of Appeal Court of Thessalonikivan 3 januari 2023 en de e-mail van Eurojust van 4 januari 2023 te summier en algemeen van aard zijn. Zo is weliswaar meegedeeld dat een
Central Transfers Committeezich ertoe verbindt zorg te dragen voor overplaatsing van een gedetineerde wanneer niet voldaan wordt aan het minimumvereiste van 3 m2, maar uit de informatie blijkt niet hoe snel dat zal gebeuren en welke procedure daartoe wordt gevolgd. De opgeëiste persoon zal (aanvankelijk) in Trikala worden geplaatst, terwijl daar niet is uitgesloten dat hij over minder dan 3 m2
‘personal space’zal beschikken en ook is geen concrete informatie verstrekt over zijn overplaatsing, met name over de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon bij een eventuele overplaatsing zal worden gedetineerd. Nu de brief en de e-mail voor de opgeëiste persoon het vastgestelde algemene gevaar niet uitsluiten, is sprake van een sterk vermoeden dat de opgeëiste persoon in Trikala of, in geval van overplaatsing, in een andere detentie-instelling onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven. Dit vermoeden kan alleen worden weerlegd als “ten eerste, de persoonlijke ruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate wordt gereduceerd ten opzichte van de vereiste minimale 3 m2, ten tweede hierbij voldoende bewegingsvrijheid buiten de cel wordt geboden en buiten de cel passende activiteiten worden aangeboden en, ten derde, in de inrichting in het algemeen sprake is van decente detentieomstandigheden en de betrokkene niet wordt onderworpen aan andere elementen die worden beschouwd als verzwarende omstandigheden voor slechte detentieomstandigheden” (arrest Dorobantu, punt 73).
De rechtbank is van oordeel dat aan deze cumulatieve eisen niet is voldaan, zodat het sterke vermoeden van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de gevangenis Trikala niet is weerlegd. De aanvullende informatie neemt het vastgestelde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon dan ook niet weg, waardoor er voor de opgeëiste persoon sprake is van een reëel gevaar dat hij in detentie in Trikala onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.
De rechtbank dient ingevolge artikel 11, tweede lid, OLW te beslissen of er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van de in het artikel 11, eerste lid, OLW bedoelde schending alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank komt in deze zaak tot het oordeel dat zij gelet op het tijdsverloop geen aanleiding ziet om de termijn te verlengen om aanvullende informatie op te vragen nu de redelijke termijn naar het oordeel van de rechtbank is verlopen. In dit kader is van belang dat de rechtbank, op grond van artikel 22, eerste lid, OLW, in beginsel binnen 60 dagen na aanhouding van de opgeëiste persoon uitspraak moet doen op het overleveringsverzoek. In bijzondere gevallen kan deze termijn met 30 dagen worden verlengd. Die verlenging heeft in deze zaak reeds plaatsgevonden. Daarnaast heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van 16 november 2022 de termijn uitdrukkelijk eenmalig met 60 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW. Het IRC heeft in deze zaak al meerdere malen vragen gesteld over de detentieomstandigheden. De rechtbank verwacht niet dat de Griekse autoriteiten binnen afzienbare tijd nadere informatie zullen verstrekken op grond waarvan het reële gevaar voor de opgeëiste persoon alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank zal daarom gebruik maken van haar bevoegdheid om op grond van artikel 28, derde lid, OLW geen gevolg te geven aan het EAB.

5.Slotsom

De rechtbank geeft met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 van de Overleveringswet.

7.Beslissing

De rechtbank
GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 18 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.