ECLI:NL:RBAMS:2023:2019

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
13/154767-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen inzake onderzoek 13/DELOS met betrekking tot SkyECC en Encrochat

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2]. De rechtbank heeft verschillende onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld, die betrekking hadden op de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de SkyECC- en Encrochat-hack. De verdediging had verzocht om verstrekking van stukken en het horen van getuigen om de rechtmatigheid van de verkregen data te onderzoeken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stukken in het dossier voldoende inzicht geven in het bewijsgaringsproces en heeft de verzoeken tot verstrekking van onderliggende stukken afgewezen. Wel heeft de rechtbank de verzoeken tot het horen van de NFI-deskundige toegewezen, om vragen te kunnen stellen over de betrouwbaarheid van de data.

Daarnaast heeft de verdediging verzocht om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij van mening is dat er geen rechtsonzekerheid bestaat over de toepassing van dit beginsel. De rechtbank heeft ook verzoeken tot het horen van getuigen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de noodzaak hiervan. De rechtbank heeft wel enkele verzoeken tot het horen van getuigen toegewezen, waaronder getuigen die betrokken zijn bij de productie van verdovende middelen. De rechtbank heeft de zaak verder behandeld en beslissingen genomen over de onderzoekswensen van de verdediging.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek 13Delos
Parketnummers: 13.154767.21 (A) en 13.326921.21 (B) ( [verdachte 1] )
13.083796.22 (A) en 13.303148.22 (B) ( [verdachte 2] )
Beslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen verdachten:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedag 1] 1985 in [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] .
Raadsman: mr. R.A. Van der Horst
en
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 1978 in [geboorteplaats 2] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
nu gedetineerd in [detentieplaats]
Raadslieden: mrs. M.F. Wijngaarden en R.D.A. van Boom.

1.Inleiding

De raadslieden van verdachten hebben op verschillende momenten in het vooronderzoek onderzoekswensen ingediend. Op de regiezitting d.d. 7 oktober 2022 zijn de definitief geformuleerde verzoeken besproken, toegelicht en aangevuld. Op 8 december 2022 heeft de rechtbank een beslissing genomen op de onderzoekswensen.
Op 9 december 2022 heeft andermaal een pro forma/regiezitting plaatsgevonden. Hier was sprake van een andere samenstelling van de rechtbank. De verdediging van verdachte [verdachte 2] heeft te kennen gegeven niet akkoord te gaan met het voortzetten van de zaak in de stand waarin deze zich bij de schorsing op 7 oktober 2022 bevond. Dit betekent dat de behandeling opnieuw moet aanvangen en opnieuw op de onderzoekswensen moet worden beslist.
Naar aanloop van de pro forma/regie zitting van 23 februari 2023 is door het Openbaar Ministerie een aanvulling op het dossier aan de verdediging en de rechtbank toegezonden. Aan de verdediging is vervolgens gevraagd eerder ingediende onderzoekswensen niet opnieuw in te zenden nu deze bekend zijn -en als opnieuw ingediend worden beschouwd- , maar zich te beperken tot nieuwe onderzoekswensen die uit de aanvullende stukken zijn voortgekomen. De verdediging heeft op diverse momenten per e-mail (nieuwe) onderzoekswensen ingediend, waarop door het Openbaar Ministerie
-eveneens per e-mail- is gereageerd.
Na beraadslaging beslist de rechtbank als volgt.

2.Beslissingen op de onderzoekswensen

Bij de bespreking van de beslissingen maakt de rechtbank onderscheid tussen 1) verzoeken met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de SkyECC- en Encrochat-hack en 2) verzoeken met betrekking tot de inhoud van de verschillende zaaksdossiers.
Op de zitting van 23 februari 2023 heeft mr. Van Boom de onderzoekswensen ten aanzien van de SkyECC- en Encrochat-hack nader toegelicht. De verdediging van verdachte [verdachte 1] heeft zich bij deze onderzoekswensen aangesloten.
2.1.
Algemene overweging ten aanzien van verzoeken met betrekking tot de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de resultaten van de SkyECC- en Encrochat-hack.
Verstrekking van stukken en horen getuigen in onderzoeken Argus en Lemont
De raadslieden van verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben onderzoekswensen ingediend met betrekking tot de verstrekking van diverse stukken en het horen van getuigen om de rechtmatigheid en de betrouwbaarheid van de uit de SkyECC- en Encrochat-hack verkregen data te kunnen onderzoeken. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen verspreiding van deze stukken verzet, nu niet aannemelijk is geworden dat in de onderzoeken Argus en Lemont onregelmatigheden hebben plaatsgevonden die doorwerken in het onderzoek Delos.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek Delos is gestart naar aanleiding van informatie afkomstig uit de onderzoeken Argus en Lemont. In een tweetal brieven van 28 sept 2020 (Encrochat) en 2 juni 2022 (SKY-ECC), voorzien van bijlagen, heeft het openbaar ministerie een uiteenzetting gegeven over het verloop van de strafrechtelijke onderzoeken in Nederland, het verloop van de internationale samenwerking met Frankrijk en België, het verloop van de interceptie van de Encrochat en SKY-ECC servers en de Nederlandse ontwikkeling en inzet van de interceptietool. De rechtbank is van oordeel dat de stukken die thans deel uitmaken van het dossier voldoende inzicht geven in het bewijsgaringsproces rondom de Encrochat en SKY-ECC data om de rol van de Nederlandse opsporingsambtenaren hierbij te kunnen duiden en de rechtsgevolgen daarvan te kunnen waarderen. De rechtbank ziet vooralsnog derhalve geen aanleiding voor nader onderzoek naar de in de onderzoeken Argus en Lemont ingezette opsporingsmethoden.
Gelet op het voorgaande worden de verzoeken met betrekking tot het verstrekken van onderliggende stukken uit de onderzoeken Argus en Lemont, waaronder de (ongelakte) vorderingen, machtigingen en verlengingen ex. artikel 126uba en artikel 126t Sv, de stukken uit de Franse onderzoeken, de JIT-overeenkomst, alsmede het horen van alle opgegeven getuigen die enigerlei betrokken zouden zijn geweest bij de SkyECC en Encrochat-hack, afgewezen.
De rechtbank acht het voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het gebruik van de uit Argus en Lemont verkregen gegevens echter wel van belang dat de machtiging van de rechter-commissaris tot het verrichten van nader onderzoek naar de SkyECC- en Encrochat-accounts die in de onderzoeken Argus en Lemont met (vooraf door de rechter-commissaris goedgekeurde) zoekslagen zijn gevonden en aan verdachten worden toegeschreven (of een proces-verbaal van de rechter-commissaris waaruit blijkt dat de machtiging is verstrekt) aan het dossier wordt toegevoegd. De verzoeken van de raadslieden die daarop zien, worden dan ook toegewezen.
Uit de op 6 februari 2023 ontvangen nazending in het onderzoek Delos is gebleken dat deze stukken met betrekking tot het onder Lemont in de nazending zijn opgenomen (doorgenummerde pagina’s 1608-1622). De machtiging van de rechter-commissaris met betrekking tot het onderzoek Argus treft de rechtbank daarin niet aan en verzoekt het Openbaar Ministerie deze alsnog zo spoedig mogelijk te verstrekken.
Nader (tegen) onderzoek NFI-rapportages
Voorts heeft de verdediging van verdachte [verdachte 2] verzocht om NFI-deskundige [naam NIFP deskundige] , opsteller van het rapport ‘Volledigheid en correctheid van decodering van SkyECC berichten met de Toolbox-methode’ van 22 juni 2022, te horen als getuige om hem te kunnen bevragen over onder andere zijn deskundigheid op dit gebied, de betekenis van de data en de betrouwbaarheid daarvan en vragen te stellen over de berichten die niet ontsleuteld/gedecodeerd zijn en hoe dat kan worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuige verzet, nu de relevantie daarvan voor het beantwoorden van de vragen van 348/350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman van verdachte [verdachte 1] heeft om tegenonderzoek verzocht door een deskundige op het gebied van
digital forensics, niet-zijnde een deskundige van het NFI, om de werking van de gebruikte technische hulpmiddelen en de betrouwbaarheid en integriteit van de verkregen data te beoordelen. Ook wil de verdediging een deskundigenverslag ontvangen waarin vragen worden beantwoord met betrekking tot de koppeling tussen verstuurde en ontvangen berichten aan gebruikersaccounts, alsmede de koppeling tussen die berichten en de mobiele telefoons met bijbehorend imei-nummer. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege het ontbreken van een voldoende onderbouwd verdedigingsbelang.
De rechtbank heeft in haar beslissing van 8 december 2022 aan het Openbaar Ministerie verzocht het deskundigenrapport van de [naam NIFP deskundige] aan het dossier Delos toe te voegen. In de nagezonden stukken van 6 februari 2023 is de NFI-rapportage van de deskundige [naam NIFP deskundige] opgenomen (doorgenummerde pagina’s 1573-1607). In dezelfde beslissing heeft de rechtbank ruimte geboden aan de verdediging hun verzoeken op een later tijdstip te herhalen, hetgeen op de zitting van 23 februari 2023 door de verdediging van verdachte [verdachte 2] is gebeurd. De verdediging van [verdachte 1] heeft zich hierbij aangesloten. De rechtbank heeft kennis genomen van het deskundigenrapport en ziet het verdedigingsbelang bij het ondervragen van de deskundige. Het verzoek ten aanzien van de deskundige [naam NIFP deskundige] zal daarom worden toegewezen in de zaak van [verdachte 2] en van [verdachte 1] . De verdediging heeft in algemene bewoordingen toegelicht waarover hij de deskundige wil bevragen. Het verzoek bevat nog geen concrete vragen. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris, waarna de rechter-commissaris kan bepalen hoe de deskundige kan worden bevraagd. Dit kan schriftelijk dan wel in een getuigenverhoor plaatsvinden. Ook kan de rechter-commissaris bepalen welke vragen aan de deskundigen kunnen worden gesteld. Indien nodig kan de deskundige ter zitting aanvullend worden bevraagd.
Verstrekking/inzage in (volledige) datasets pgp-berichtenverkeer
Verder hebben de raadslieden verzoeken ingediend met betrekking tot het verstrekken van/inzage in de uit de SkyECC- en Encrochat-hack verkregen data. Enerzijds zien deze verzoeken op verstrekking van de berichten die zijn verstuurd en ontvangen door de accounts die aan verdachten worden toegeschreven, alsmede de historische locatiegegevens die aan deze accounts en telefoonnummers van verdachten worden gekoppeld. Het Openbaar Ministerie heeft in haar schriftelijke reacties toegezegd deze data aan de raadslieden te verstrekken. De rechtbank vertrouwt erop dat deze data reeds verstrekt zijn dan wel op korte termijn zullen worden verstrekt.
Op de zitting van 23 februari 2023 is gebleken dat aan de verdediging bestanden zijn verstrekt met gesprekken van SkyECC, maar dat de rechtbank niet over deze bestanden beschikt. Indien de verdediging data relevant acht, kan verzocht worden deze aan het dossier toe te voegen. Daar zal dan aan worden voldaan.
Voorts hebben de raadslieden verzocht om verstrekking van/inzage in het volledige berichtenverkeer van en naar alle in het dossier genoemde accounts en groepsgesprekken waarin zou zijn gecommuniceerd over de ten laste gelegde feiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich daartegen verzet, nu de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd dat verstrekking van deze data relevant is voor het beantwoorden van de vragen van 348/350 Sv. Daarnaast wordt daarmee een inbreuk gemaakt op de privacy van deze gebruikers en kunnen de belangen van lopende opsporingsonderzoeken worden geschaad.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie en wijst de verzoeken af. De raadslieden hebben onvoldoende onderbouwd dat inzage in het volledige berichtenverkeer relevant is voor door hen te voeren verweren en de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat verdachten tot op heden geen enkele (alternatieve) verklaring hebben gegeven voor de inhoud van berichten die aan hen worden toegeschreven.
2.2.
Verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
De raadsman van verdachte [verdachte 2] , mr. Van Boom, heeft verzocht om, indien de verzoeken tot verstrekking van nadere stukken uit de onderzoeken Argus en Lemont omtrent de SkyECC- en Encrochat-hack op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden afgewezen, hierover prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Daartoe is aangevoerd dat ondanks het standaardarrest van de Hoge Raad uit 2010, dit rechtsbeginsel door feitenrechters verschillend wordt uitgelegd, hetgeen rechtsongelijkheid en rechtsonzekerheid met zich meebrengt. Dit geldt te meer nu de uitleg van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van bijzonder gewicht is voor zaken die uitsluitend bewijs bevatten dat afkomstig is van de hack op de servers van SkyECC en/of Encrochat. Gelet op het [getuige 9] aantal SkyECC- en Encrochat-zaken in heel Nederland, is het zaaksoverstijgend belang van het stellen van de vragen volgens de verdediging gegeven. Ter afsluiting van zijn betoog heeft mr. Van den Boom een aantal prejudiciële vragen over de uitleg van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voorgesteld.
De raadsman van verdachte [verdachte 1] , mr. Van der Horst, heeft zich op de regiezitting van 7 oktober 2022 bij dit voorwaardelijke verzoek aangesloten.
Op de zitting van 23 februari 2023 heeft mr. Van Boom zijn verzoek aangescherpt. Inmiddels is gebleken dat de rechtbank Noord Nederland en de rechtbank Overijssel hun prejudiciële vragen bij de Hoge Raad hebben ingediend. De beantwoording van deze vragen zijn ook van belang voor het onderzoek Delos. De raadsman heeft daarom verzocht de behandeling van de zaak aan te houden totdat door de Hoge Raad op deze vragen is beslist.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 553 Sv is het mogelijk om in strafrechtelijke procedures prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Alleen zuivere rechtsvragen, waarop het antwoord nodig is om in strafzaken te beslissen en aan die beantwoording bijzonder gewicht kan worden toegekend gelet op het zaaksoverstijgend belang, komen hiervoor in aanmerking. Volgens de Memorie van Toelichting is deze procedure onder meer bedoeld voor vragen over de uitleg van een delictsomschrijving, een procesrechtelijke regel of overgangsrecht, met als doel rechtsontwikkeling te bevorderen en het risico op tegenstrijdige uitspraken door feitenrechters en rechtsonzekerheid te voorkomen.
De rechtbank volgt het standpunt van het Openbaar Ministerie dat in dit geval geen sprake is van rechtsonzekerheid of rechtsonduidelijkheid met betrekking tot de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en wijst daarom het verzoek af.
Dat de reikwijdte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de SkyECC- en Encrochat-hack in veel verschillende zaken in Nederland door raadslieden ter discussie wordt gesteld, maakt niet zonder meer dat daarmee rechtsonzekerheid bestaat. Over het algemeen wordt dit vraagstuk door feitenrechters in den lande op vergelijkbare wijze beoordeeld.
De rechtbank is bekend met de door de rechtbanken Noord-Nederland en Overijssel gestelde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De rechtbank ziet geen aanleiding deze zaken aan te houden in afwachting van de beantwoording van de Hoge Raad van deze prejudiciële vragen. De rechtbank begrijpt de behoefte van de verdediging aan een eenduidige beslissing over de bruikbaarheid van de SkyECC data voor het bewijs in strafzaken, maar het is nog niet gezegd dat de Hoge Raad daarin zal voorzien. Daarbij is het niet te verwachten dat de prejudiciële vragen op korte termijn beantwoord zullen worden. Bij de huidige stand van zaken, waarbij de zaken nagenoeg afdoeningsrijp zijn, is de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is de behandeling van deze zaak aan te houden in afwachting van de antwoorden van de Hoge Raad. De rechtbank acht zich voldoende in staat om op basis van de stukken uit het dossier en de standpunten, zelf tot een oordeel te komen over de eventueel op te werpen rechtmatigheidsverweren.
Het verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden tot nadat de Hoge Raad een antwoord heeft geformuleerd op de prejudiciële vragen van de rechtbanken Noord-Nederland en Overijssel, wordt afgewezen.
2.3.
Verzoeken met betrekking tot de inhoud van de verschillende zaaksdossiers
2.3.1.
Inzake verdachte [verdachte 1]
Identificatie pgp-accounts
De raadsman, mr. Van der Horst, heeft verzocht diverse Encrochat- en SkyECC-gebruikers te horen als getuigen om hen te bevragen over de identiteit van de gebruiker van de accounts [naam Encrochat account] (Encrochat) en [naam SkyECC account 1] , [naam SkyECC account 2] , [naam SkyECC account 3] en [naam SkyECC account 4] (SkyECC) die aan verdachte [verdachte 1] worden toegeschreven, en over zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de bedoelde gebruikers af. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd en zijn daarmee geen getuigen waarbij het verdedigingsbelang tot het horen van deze getuigen wordt verondersteld. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom de genoemde gebruikers moeten worden bevraagd over de identiteit van de gebruiker van de aan verdachte toegeschreven pgp-accounts en zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten. Bovendien is een [getuige 9] deel van de verzochte gebruikers (nog) niet geïdentificeerd, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Zaaksdossier Hoofddorp
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , verbalisanten [getuige 7] , [getuige 8] en [getuige 9] , verbalisant [getuige 10] , verbalisant [getuige 11] , verbalisanten [getuige 12] en [getuige 13] , verbalisant [getuige 14] , [getuige 15] , [getuige 16] en [getuige 17] .
De rechtbank wijst toe het verzoek tot het horen van getuige [getuige 2] , de verhuurder van de loods waarin een laboratorium voor de productie van verdovende middelen is aangetroffen en waarvan verdachte [verdachte 1] verdacht wordt betrokken te zijn.
De rechtbank wijst ook toe het horen van getuige [getuige 1] , de huurder van de loods. Inmiddels zijn de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] reeds gehoord bij de rechter-commissaris.
De rechtbank wijst de rest van de verzoeken tot horen van getuigen af.
[getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] waren aanwezig in de loods ten tijde van de inval door de politie. Zij hebben zich op hun zwijgrecht beroepen, dan wel een verklaring afgelegd die niet belastend is voor verdachte. Daarmee zijn het geen Keskin-getuigen en heeft de raadsman onvoldoende onderbouwd waarom het horen van deze getuigen in het belang is van de verdediging is. Bovendien zijn de gegevens van deze getuigen (in het buitenland) niet bekend, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Voorts heeft de verdediging geen aanknopingspunt aangevoerd op grond waarvan de rechtbank reden zou hebben om te twijfelen aan de inhoud van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van genoemde verbalisanten. Tevens heeft de rechtbank inmiddels een aanvullend proces-verbaal van verbalisanten [getuige 7] en [getuige 8] ontvangen met betrekking tot de inbeslagname van de telefoons. Ook is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat verbalisant [getuige 13] in zijn proces-verbaal van observatie abusievelijk heeft vermeld dat hij de persoon herkende als [naam] in plaats van [verdachte 1] . Met verstrekking van deze aanvullende processen-verbaal bestaat naar het oordeel van de rechtbank dus ook geen verdedigingsbelang om deze verbalisanten als getuigen hierover te horen.
Ook het horen van getuige [getuige 17] , rechercheur in België, is niet in het belang van de verdediging gebleken. De raadsman wil de getuige bevragen over de herkomst van het adres [adres] . De herkomst van dit adres blijkt voldoende uit andere bronnen die zijn genoemd in het dossier. Zo staat het adres geregistreerd als eindbestemming van een van de containers en staat het vermeld op de brief van Liander die is aangetroffen in de auto waarin verdachte op 12 november 2020 werd aangehouden.
Verder is verzocht [getuige 15] en [getuige 16] te horen over de betrokkenheid van verdachte bij de gecontroleerde ‘lege’ container. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd. Gelet op de zeer summiere onderbouwing van dit verzoek, wijst de rechtbank het verzoek tot horen van deze getuigen af.
Tot slot heeft de raadsman op 2 september 2022 in een aanvullend verzoek verzocht navraag te doen in Uruguay naar de controle van de container. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu onvoldoende is onderbouwd dat deze informatie van belang is voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv.
Zaaksdossier Antwerpen
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: verbalisant [getuige 18] , verbalisant [getuige 19] , [getuige 20] (recherche België), [getuige 21] en [getuige 22] . Het Openbaar Ministerie heeft zich tegen het horen van deze getuigen verzet.
De rechtbank wijst het horen van verzochte getuigen af. Ten aanzien van de verbalisanten is onvoldoende onderbouwd dat moet worden getwijfeld aan de inhoud van de door hen op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding hen hierover nader te bevragen. Dat geldt ook voor [getuige 20] en de door hem verstrekte informatie. Ten aanzien van [getuige 21] en [getuige 22] stelt de rechtbank vast dat zij geen belastende verklaring over verdachte [verdachte 1] hebben afgelegd en dat het belang bij het horen van deze getuigen onvoldoende is onderbouwd. Bovendien zijn de gegevens van getuigen (in het buitenland) niet bekend, waardoor het horen van deze personen sterk bemoeilijkt wordt en hoogstwaarschijnlijk niet gerealiseerd kan worden.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht tot het verstrekken van printgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] en IMEI-nummer eindigend op [nummer] . De rechtbank wijst dit verzoek af, nu het onvoldoende concreet is geformuleerd en niet wordt onderbouwd.
Ten derde heeft de raadsman in een aanvullend verzoek d.d. 2 september 2022 verzocht in België navraag te doen naar de identiteit van de persoon die op 2 of 3 maart 2021 zou hebben geprobeerd de inbeslaggenomen container op te halen van het haventerrein, alsmede de bestemming van deze container. Ook dit verzoek wijst de rechtbank af, nu uit de reactie van het Openbaar Ministerie d.d. 28 oktober 2022 blijkt dat reeds navraag is gedaan bij de Belgische autoriteiten en dat dit geen informatie heeft opgeleverd.
Zaaksdossier [locatie 1]
Naar aanleiding van de inhoud van genoemd zaaksdossier heeft de raadsman verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 23] , medeverdachten [getuige 24] en [verdachte 2] , [getuige 25] , [getuige 26] en verbalisanten [getuige 27] , [getuige 28] , [getuige 29] en [getuige 30] .
De rechtbank wijst het verzoek tot horen van getuigen [getuige 23] en medeverdachten [getuige 24] en [verdachte 2] toe, onder de voorwaarde dat de raadslieden van de medeverdachten de rechter-commissaris op de hoogte stellen van de verklaringsbereidheid van hun cliënten. Inmiddels heeft [getuige 24] aangegeven geen verklaring te willen afleggen, zodat hij niet gehoord zal worden door de rechter-commissaris. [verdachte 2] zal op 31 maart 2023 gehoord worden.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van [getuige 25] en [getuige 26] af. Deze getuigen hebben geen belastende verklaring afgelegd en zijn daarmee geen Keskin-getuigen waarvan het verdedigingsbelang bij het ondervragen van deze getuigen wordt verondersteld. Voorts heeft de raadsman onvoldoende onderbouwd waarom het horen van deze getuigen noodzakelijk is voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv.
Ook het verzoek tot het horen van genoemde verbalisanten wijst de rechtbank af, nu de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd op welke onderdelen moet worden getwijfeld aan het door hen op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
Overige onderzoekswensen
Tot slot heeft de raadsman de volgende algemene onderzoekswensen ingediend:
  • Verstrekking van/inzage in het volledige (BOB-)dossier van onderzoeken Dillingham en Escambia.
  • Inzage in de camerabeelden van de video-observatie in de garagebox aan de [locatie 1] .
  • Inzage in de camerabeelden van de opslag en diefstal van de cocaïne in garage aan de [locatie 2] .
Uit de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie volgt dat onderzoek Dillingham is overgegaan in onderzoek Escambia. Het Openbaar Ministerie heeft eerder toegezegd dat het BOB-dossier van het onderzoek Escambia zal worden versterkt zodra het onderzoek is afgerond. Uit de schriftelijke reactie d.d. 28 oktober 2022 blijkt dat dit nog niet het geval is, maar dat alle voor het onderzoek Delos relevante stukken reeds aan het dossier zijn toegevoegd. De rechtbank vertrouwt erop dat het Openbaar Ministerie het BOB-dossier verspreidt zodra het onderzoek Escambia is afgerond. Voorts heeft de verdediging onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken uit onderzoek Dillingham (voor zover deze niet zijn toegevoegd in het dossier Delos) van belang zijn voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Daarom zal dat verzoek worden afgewezen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen inzage in de camerabeelden van observaties van de garagebox aan de [locatie 1] , omdat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank ziet echter wel het belang van de verdediging bij inzage in deze camerabeelden en wijst daarom het verzoek toe. Ter zitting van 23 februari 2023 heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat deze beelden inmiddels aan de verdediging zijn verstrekt.
Het Openbaar Ministerie heeft zich in de reactie d.d. 28 oktober 2022 niet verzet tegen inzage in de camerabeelden van de garagebox aan de [locatie 2] door de verdediging bij de politie. De rechtbank vertrouwt erop dat deze toezegging wordt nagekomen en zal dus geen beslissing nemen op het verzoek van de raadsman.
Aanvullende onderzoekswensen
In de e-mail van 17 februari 2023 heeft de verdediging een nader verzoek ingediend om verbalisant - [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisant 2] te horen. Ook dit verzoek tot het horen van de verbalisanten wijst de rechtbank af omdat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd op welke onderdelen moet worden getwijfeld aan de door hen op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
2.3.2.
Verdachte [verdachte 2]
Naar aanleiding van het opsporingsonderzoek en de bevindingen in de zaaksdossiers met betrekking tot de verdenkingen jegens verdachte [verdachte 2] , heeft de verdediging verzocht medeverdachten [verdachte 1] en [getuige 24] als getuige te horen. De rechtbank wijst dit verzoek toe, onder de voorwaarde dat de raadslieden van de medeverdachten de rechter-commissaris op de hoogte stellen van de verklaringsbereidheid van hun cliënten. Inmiddels hebben zij aangegeven geen verklaring te willen afleggen, zodat deze getuigen niet meer gehoord zullen worden door de rechter-commissaris.
In het kader van de witwasverdenkingen heeft de verdediging verzocht de volgende getuigen te horen: [getuige 31] , [getuige 32] of [getuige 33] , [getuige 34] , [getuige 35] , [getuige 36] en [getuige 37] , [getuige 38] en verbalisant [getuige 39] . De rechtbank wijst alle verzoeken af. De verdediging wil genoemde getuigen onder andere vragen stellen over de wijze waarop verdachte [verdachte 2] de tenlastegelegde goederen zou hebben betaald en over de dodenlijst waarop hij vermeld zou staan. De betalingswijze en de risico’s voor het leven van verdachte zijn echter niet relevant voor de beantwoording van de vragen van 348/350 Sv. Verdachte wordt verdacht van witwassen van verschillende goederen en geldbedragen. Het is in dat geval aan verdachte om een concrete verifieerbare verklaring voor de herkomst daarvan te geven, niet de wijze van de uitgaven daarvan. Niet gesteld is dat de getuigen kunnen verklaren over de herkomst van de gelden. Indien later blijkt dat een of meer van deze personen een verklaring van verdachte hierover kunnen ondersteunen, kan het verzoek tot horen van deze getuigen eventueel worden herhaald.
Ook het verzoek tot horen van verbalisant [getuige 40] wordt afgewezen. De verdediging wil deze verbalisant horen over de waarde die hij aan verschillende in de woning aangetroffen goederen heeft toegekend.
In het aanvullend verzoek heeft de raadsman het verzoek om verbalisant [getuige 40] te horen herhaald. De door het Openbaar Ministerie overgelegde Excelsheets kunnen niet worden gezien als een taxatierapport, wat door het Openbaar Ministerie was toegezegd. De verdediging wil daarom alsnog de verbalisant horen om duidelijkheid te verkrijgen hoe deze verbalisant aan de waardes van de goederen is gekomen.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat nog een totaaloverzicht zal worden verstrekt van de huidige waardes. Indien de verdediging naar aanleiding van dat totaaloverzicht nog vragen heeft, kan zij zich hiervoor wenden tot de rechtbank.
Aanvullend verzoek
Op de zitting van 23 februari 2023 heeft de raadsman van verdachte [verdachte 2] verzocht om de nieuwe chats over de partij van 1500 kilo cocaïne verstrekt te krijgen. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat deze chats inmiddels aan de verdediging zijn verstrekt, zodat de rechtbank geen beslissing zal nemen op dit verzoek.

3.Beslissingen

Op basis van het voorgaande komt de rechtbank kort weergegeven tot de volgende beslissingen:
3.1.
Inzake verdachte [verdachte 1] en [verdachte 2]
-
Wijst afalle verzoeken tot het verstrekken van onderliggen stukken en horen van getuigen uit de onderzoeken Argus en Lemont met betrekking tot de SkyECC- en Encrochat-hack.
-
Wijst toehet verzoek tot verstrekking van de machtiging van de rechter-commissaris (of een proces-verbaal van de rechter-commissaris waaruit blijkt dat de machtiging is verleend) tot het verrichten van verder opsporingsonderzoek naar de SkyECC- en Encrochat-accounts die in de onderzoeken Argus en Lemont met (vooraf door de rechter-commissaris goedgekeurde) zoekslagen zijn gevonden en aan verdachten worden toegeschreven. [1]
-
Wijst toehet horen van verdachten [getuige 24] , [verdachte 1] en [verdachte 2] als getuige in elkaars zaken, tenzij op voorhand bij de rechter-commissaris aangeven dat zij zich op hun zwijgrecht/verschoningsrecht zullen beroepen. [2]
-
Wijst afde verzoeken tot het horen van (nog) niet-geïdentificeerde SkyECC- en Encrochat-gebruikers als getuigen.
-
Wijst afhet verzoek de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot na de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad.
-
Wijst toehet verzoek om de deskundige [naam NIFP deskundige] te ondervragen en stelt de stukken daartoe in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, om deze getuige te ondervragen en voorts al datgene te verrichten wat hij of zij in het belang van het onderzoek acht. De getuige kan schriftelijk dan wel in een getuigenverhoor worden bevraagd. Indien nodig kan de deskundige daarna nog ter zitting aanvullend worden gehoord.
3.2.
Inzake verdachte [verdachte 1] :
  • Wijst toehet verzoek tot het horen van getuigen:
  • [getuige 23], geboren op [geboortedag getuige 23] 1979 in [geboorteplaats getuige 23] , wonende op het adres [adres getuige 23] . [3]
[getuige 2], geboren op [geboortedag getuige 2] 1945 in [geboorteplaats getuige 2] , wonende op het adres [adres getuige 2] .
[getuige 1], geboren op [geboortedag getuige 1] 1991 in [geboorteplaats getuige 1] , e-mailadres: [e-mailadres getuige 1] , overige gegevens niet bekend. [4]
-
Stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank,
om voornoemde getuigen te horenen voorts al datgene te verrichten wat hij of zij in het belang van het onderzoek nodig acht.
-
Wijst toehet verzoek tot inzage in de camerabeelden van de video-observatie in de garagebox aan de [locatie 1] . [5]
- Wijst alle overige verzoeken af.
3.3.
Inzake verdachte [verdachte 2] :
- Wijst alle overige verzoeken af.
Deze beslissing is op 7 maart 2023 genomen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en G.M. Beunk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,

Voetnoten

1.[... 2]
2.[... 2]
3.[... 2]
4.[... 2]
5.[... 2]