ECLI:NL:RBAMS:2023:2054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
C/13/703273 / HA ZA 21-558
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijslevering en betaling van LTO-tokens in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de besloten vennootschap Firm24 B.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Schram, vorderde dat Firm24 zou voldoen aan een eerder vonnis door een afschrift van een originele lijst te verstrekken. Firm24, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J. Tielemans, had een PDF-document gestuurd dat volgens de eiser niet voldeed aan de eisen van het vonnis, omdat het slechts een selectie van gegevens bevatte en niet de volledige lijst. De rechtbank oordeelde dat Firm24 wel degelijk had voldaan aan het vonnis, aangezien het document correct was opgemaakt en de zwartgelakte gegevens in overeenstemming waren met de vertrouwelijkheidseisen van het eerdere vonnis. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in staat was om het gevraagde bewijs te leveren dat hij recht had op een vergoeding van € 20.000,- in LTO-tokens. Echter, Firm24 erkende dat de eiser recht had op 3.000 LTO-tokens, maar had deze verplichting niet nagekomen. De rechtbank veroordeelde Firm24 tot betaling van 3.000 LTO-tokens en bepaalde dat Firm24 ook verantwoordelijk was voor eventuele waardeverlies van deze tokens. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/703273 / HA ZA 21-558
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A. Schram te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIRM24 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.J. Tielemans te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 24 augustus 2022 en het herstelvonnis van 31 augustus 2022
  • akte houdende indiening producties van [eiser] , met producties;
  • antwoordakte van Firm24.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In het vonnis in incident van 24 augustus 2022 is Firm24 opgedragen – voor zover hier van belang – om [eiser] een afschrift te verstrekken van de in rov. 3.3 van dat vonnis bedoelde originele lijst.
2.2.
Firm24 heeft op 8 september 2022 per e-mail een PDF-document aan [eiser] toegezonden.
2.3.
[eiser] heeft in zijn akte naar voren gebracht dat met toezending van het PDF-document door Firm24 niet aan het vonnis in incident is voldaan. Het PDF-document bevat hooguit een selectie uit een Excel-bestand en niet een volledige weergave daarvan. Het kan daarom niet als afschrift daarvan worden aangemerkt. Door het omzetten van het Excel-bestand naar een PDF-bestand kan niet aan de hand van metadata worden nagegaan of sprake is van (een selectie uit) de originele lijst en of gegevens zijn gewijzigd. In het PDF-document zijn niet alleen namen zwart gelakt, maar ook aanduidingen die beginnen en eindigen met een getal. Er is door Firm24 in het document dus méér zwart gelakt dan in het vonnis in incident is toegestaan. Volgens [eiser] dient Firm24 daarom, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te worden bevolen om alsnog over te gaan tot het verstrekken van een afschrift van de originele lijst. Subsidiair dient volgens [eiser] de gevolgtrekking te worden gemaakt dat hij voorshands is geslaagd in het op hem rustende bewijs, namelijk dat is overeengekomen dat hij zijn werkzaamheden voor Firm24 zou verrichten tegen vergoeding van $ 23.000,- in LTO-tokens.
2.4.
Dat standpunt van [eiser] wordt niet gevolgd. Daartoe is het volgende redengevend.
2.5.
Het stuk dat door Firm24 aan [eiser] is gepresenteerd ter voldoening aan het vonnis in incident betreft een document dat is opgemaakt in Google Sheets en niet, zoals [eiser] veronderstelt, als Excel-document. Dat verklaart waarom het stuk in de kolommen aan de randen van het document anders oogt dan dat volgens [eiser] bij een Excel-document het geval zou moeten zijn. Het stuk is door Firm24 als PDF-bestand aan [eiser] gemaild. Bij het afdrukken van dat document is de weergave gelijk aan het Google Sheets document. Onjuist is dus de conclusie van [eiser] dat het stuk hooguit een selectie is uit een Excel-bestand en niet een volledige weergave van het Excel-bestand. Dat [eiser] niet de metadata van het document heeft kunnen bekijken, maakt evenmin dat het stuk daarom a priori in bewijsrechtelijk opzicht gediskwalificeerd moet worden.
2.6.
Op zichzelf genomen is juist dat in het stuk niet alleen de namen van adviseurs aan wie een vergoeding/LTO-tokens toekomt, zijn zwart gelakt. Het zwart lakken van die namen, waarbij overigens de eerste en de laatste letters van die namen leesbaar zijn gelaten, is in overeenstemming met rov 3.6 van het vonnis in incident. Ook andere gegevens zijn echter zwart gelakt. Het betreft de omschrijvingen van de
walletsvan de betreffende adviseurs. Het zwart lakken van die gegevens is weliswaar niet expliciet in het vonnis in het incident genoemd, maar wel in overeenstemming met de strekking van rov. 3.6 van het vonnis in incident nu daarin is overwogen dat rekening gehouden moet worden “met de vertrouwelijkheid van de inhoud van de […] lijst”. De bezwaren die [eiser] daartegen maakt, zijn eveneens tevergeefs.
2.7.
De (tussen)conclusie is dat Firm24 heeft voldaan aan het vonnis in het incident. [eiser] moet dan ook geacht worden over het document te beschikken dat hij voor het leveren van het op hem rustende bewijs wilde gebruiken. De vraag is vervolgens of dat bewijs aan dat document ontleend kan worden.
2.8.
Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De naam van [eiser] komt niet voor op de lijst van adviseurs aan wie een vergoeding/LTO-tokens toekomt. Volgens [eiser] is dat echter niet geloofwaardig omdat Firm24 (Schmitz) in een e-mail van 25 maart 2019 (zie rov. 1.16 van het tussenvonnis van 6 april 2022) heeft geschreven dat de naam van [eiser] op een lijst(je) is vermeld en Firm24 bij de mondelinge behandeling dienovereenkomstig heeft verklaard. Firm24 heeft toegelicht dat de lijst een interne functie had. Het was niet meer of minder dan een (interne)
mental notemet betrekking tot de personen aan wie LTO-tokens waren toegezegd waren. Verder heeft Firm24 naar voren gebracht dat de lijst niet door Schmitz maar door zijn zakenpartner Migchelsen werd opgesteld en bijgehouden. Schmitz heeft de lijst nooit zelf beheerd, geopend of aangepast. Dat verklaart voor de rechtbank op afdoende wijze waarom de lijst niet een bijster gestructureerd overzicht van namen en andere gegevens weergeeft – het was niet meer of minder dan een interne
mental note– en ook waarom Schmitz ten tijde van de e-mail van 25 maart 2019 en de mondelinge behandeling ten onrechte in de veronderstelling kon verkeren dat [eiser] op de lijst vermeld stond.
2.9.
De (eind)conclusie is dat aan de lijst niet het bewijs kan worden ontleend dat tussen Firm24 en [eiser] is overeengekomen dat Firm24 hem € 20.000,- aan LTO-tokens zou betalen voor zijn werkzaamheden. Aan dat bewijsoordeel draagt ook bij dat [eiser] op geen enkel moment in deze procedure voor het voetlicht heeft weten te brengen dat het door hem verrichte advieswerk zodanig substantieel is geweest dat een vergoeding van dergelijke omvang enigszins voor de hand liggend is.
2.10.
[eiser] heeft niet naar voren gebracht dat hij in staat gesteld wenst te worden om het verlangde bewijs te leveren door middel van andere bewijsverrichtingen. Gelet daarop, en op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt thans geoordeeld dat [eiser] niet is geslaagd in het aan hem opgedragen bewijs.
2.11.
Firm24 heeft erkend dat [eiser] wel aanspraak heeft op 3.000 LTO-tokens. Firm24 heeft de keuze gemaakt die verplichting jegens [eiser] niet na te komen omdat [eiser] niet bereid was tegenover die betaling finale kwijting aan haar te verlenen (zie rov. 1.19 van het tussenvonnis van 6 april 2022). Dat neemt niet weg dat de vordering van [eiser] in zoverre toewijsbaar is en Firm24 tot betaling van 3.000 LTO-tokens zal worden veroordeeld, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te vermeerderen met de niet-weersproken buitengerechtelijke kosten, die in omvang zullen worden bepaald op basis van het gebruikelijke tarief en aan de hand van de tegenwaarde van 3.000 LTO-tokens in euro’s. Verder is toewijsbaar de vordering om voor recht te verklaren dat Firm24 gehouden is om [eiser] te compenseren voor het eventuele nadeel dat hij lijdt doordat de LTO-tokens in de tussentijd mogelijk minder waard zijn geworden.
2.12.
De vordering is deels toewijsbaar gebleken. Omdat partijen dus over en weer deels in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.13.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Firm24 om aan [eiser] te voldoen 3.000 LTO-tokens door overschrijving op een door [eiser] aangegeven wallet, zulks binnen één week nadat [eiser] de gegevens van die wallet aan Firm24 bekend heeft gemaakt, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat Firm24 daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 750,--
3.2.
verklaart voor recht dat Firm24 gehouden is om bij wijze van schadevergoeding aan [eiser] te betalen het verschil in de waarde van 3.000 LTO-tokens op 19 april 2021 en de dag dat Firm24 3.000 LTO-tokens in de hiervoor genoemde wallet van [eiser] zal hebben gestort, indien en voor zover de waarde van die LTO-tokens op de laatst genoemde lager is dan op 19 april 2021;
3.3.
veroordeelt Firm24 om aan [eiser] te betalen € 45,- aan buitengerechtelijke kosten;
3.4.
verklaart de veroordelingen van Firm24 uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
compenseert de proceskosten zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.