ECLI:NL:RBAMS:2023:2070

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
13/313998-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal uit een auto en schuldheling met oplegging van ISD-maatregel

Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003 in Marokko, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en gedetineerd was. De zaak betrof diefstal uit een auto en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 november 2022 in Amsterdam een diefstal heeft gepleegd uit een auto van [benadeelde partij 1], waarbij brillen en brillenkokers zijn weggenomen door middel van het breken van een ruit. De verdachte is vrijgesproken van medeplegen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij het feit samen met een ander heeft gepleegd. In een tweede zaak, op 24 oktober 2022, heeft de verdachte een fiets voorhanden gehad waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd, met een tussentijdse toets. De rechtbank heeft de noodzaak van de ISD-maatregel onderbouwd door te verwijzen naar het recidiverisico en de problematische achtergrond van de verdachte, die geen rechtmatige verblijfsstatus heeft en geen hulpverlening heeft gezocht. De rechtbank heeft ook de vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat deze al was gelast in een eerdere zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/313998-22 (A), 13/272438-22 (B) en 13/052908-22 (tul)
Datum uitspraak: 15 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 in [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd te [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.E. Kötter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in
zaak A– kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 29 november 2022 in Amsterdam, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een auto van brillen, brillenkokers en een brillendoekje van [benadeelde partij 1] door middel van verbreking van een ruit.
In
zaak Bis aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich op 24 oktober 2022 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan heling van een fiets.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I van dit vonnis. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. De officier van justitie vindt dat verdachte in zaak A moet worden veroordeeld voor het tenlastegelegde voor zover het betreft het plegen van het feit maar dat hij dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onderdeel medeplegen. Ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak B vindt de officier van justitie schuldheling bewezen. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte naar eigen zeggen de fiets heeft geleend, had hij redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde in zaak B moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft geleend van de rechtmatige eigenaar genaamd [naam] . Deze alternatieve lezing wordt niet weerlegd door de inhoud van het dossier. De raadsman heeft ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen. Voor het plegen van het onder zaak A tenlastegelegde refereert de raadsman zicht aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt het tenlastegelegde in zaak A en B bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.3.1.
Zaak A
[benadeelde partij 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn auto op 29 november 2022 in Amsterdam. Hij heeft verklaard dat de ruit van het voorportier van de auto was gebroken en dat er twee brillen en twee brillenkokers zijn weggenomen.
[getuige] hoorde in de nacht van 29 november 2022 het geluid van brekend glas. Toen hij naar buiten keek, zag hij een persoon in een auto zitten. Hij zag een andere jongen aan de overkant van de weg op de stoep staan. Hij heeft 112 gebeld en er een filmpje van gemaakt. De politie was snel ter plaatse en heeft deze beelden bekeken en het signalement van verdachte doorgegeven aan collega’s. Het signalement bleek overeen te komen met het uiterlijk van de verdachte die zij hadden staande gehouden. Daarop hebben ze verdachte aangehouden. Dit was enkele minuten na de diefstal om de hoek van de plaats delict.
Op de routes die verdachte en medeverdachte hebben afgelegd zijn een brillenkoker, een brillendoekje en een zonnebril aangetroffen. Aangever heeft verklaard dat deze goederen van hem zijn.
De politie heeft achteraf proces-verbaal opgemaakt van de beelden die door de getuige ter beschikking waren gesteld. Hierop is te zien dat de ruit van de auto is gebroken en dat een persoon met goederen in zijn hand de auto uitstapt. Eén van die goederen lijkt op een brillenkoker. De verbalisant heeft de persoon op de beelden herkend als verdachte.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte de ruit van de auto van aangever heeft gebroken en de goederen die in de tenlastelegging worden genoemd uit de auto heeft weggenomen.
Niet kan worden vastgesteld dat verdachte het feit samen met een ander heeft gepleegd, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen. Op grond van de feiten en omstandigheden in het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte en medeverdachte nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt. Dat één van de weggenomen goederen op de route van de medeverdachte is aangetroffen, maakt dat oordeel niet anders.
3.3.2.
Zaak B
Aangeefster [benadeelde partij 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar fiets. Nadat zij op 24 oktober 2022 tot de ontdekking was gekomen dat haar fiets niet meer op de plek stond waar deze op 22 oktober 2022 was neergezet, zag zij op station [locatie] een man met haar fiets. Deze man betrof verdachte. De sleutel van aangeefster paste wel in het slot van de fiets, maar werkte niet meer. Het slot van de fiets was geforceerd. Een verbalisant heeft de fiets op de foto van aangeefster herkend als de fiets die verdachte bij zich had.
De rechtbank stelt vast dat de fiets afkomstig was van diefstal. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte bij het voorhanden krijgen van de fiets wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze fiets afkomstig was van diefstal.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de fiets van een vriend of bekende had geleend of gekregen. Hij heeft die vriend een paar euro gegeven, maar dat was niet voor de fiets. De vriend gebruikt ook drugs. Hij wist niet dat de fiets gestolen was.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op basis van de omstandigheden waaronder hij de fiets voorhanden kreeg op zijn minst had moeten vermoeden dat de fiets gestolen was. Door een fiets met een zichtbaar geforceerd slot voorhanden te hebben, geleend of gekregen van een verslaafde vriend of bekende aan wie hij vaker geld geeft, zonder nader onderzoek te doen naar de herkomst van de fiets, heeft verdachte onzorgvuldig gehandeld. Ook heeft verdachte een wisselende verklaring afgelegd, nu hij eerste verklaard heeft de fiets van drie jongens op straat gekregen te hebben. Dat doet af aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
Zaak A
op 29 november 2022 te Amsterdam uit een personenauto ( [kentekennummer] ) twee brillen, twee brillenkokers en een brillendoekje, die aan [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking van een ruit van voornoemde personenauto.
Zaak B
op 24 oktober 2022 te Amsterdam een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest. De officier van justitie vindt een ISD-maatregel noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen en het risico op recidive in te perken. De noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel moet tussentijds worden getoetst.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Meer subsidiair vindt de raadsman dat een eventueel op te leggen een ISDmaatregel moet worden beperkt tot één jaar, omdat de noodzaak van een ISDmaatregel voor de duur van twee jaren niet is gebleken.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een auto en aan schuldheling. Dit zijn hinderlijke feiten die bij de slachtoffers overlast en schade veroorzaken. Verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen en enkel gedacht aan zijn eigen gewin.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte zich sinds november 2021 meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten, waaronder met name vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het adviesrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 14 februari 2023, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] . Hieruit blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte is een jongvolwassene die op negenjarige leeftijd op illegale wijze vanuit Marokko naar Europa is gekomen. Sindsdien heeft hij in verschillende Europese landen verbleven. Hij is in 2020 voor het eerst in Nederland aangekomen. In september 2021 heeft verdachte zich – na een kort tussenverblijf in Denemarken – gemeld bij het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Na twee dagen heeft hij de opvanglocatie in Ter Apel verlaten. Sindsdien is hij voor onderdak en inkomsten afhankelijk van vrienden en kennissen. Verdachte heeft geen werk of dagbesteding en beschikt over een negatief netwerk. Er is sprake van problematisch middelengebruik. Verdachte gebruikt alcohol en drugs om zijn psychisch leed te onderdrukken. Verdachte heeft in de afgelopen periode bewust gekozen voor een leven buiten de maatschappelijk geaccepteerde kaders en toont geen inspanning of motivatie voor het opbouwen van een stabiele toekomst. Verdachte heeft nooit een beroep gedaan op hulpverlenende instanties en lijkt door zijn verleden te zijn gehard.
Uit informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat verdachte in augustus 2021 een asielaanvraag heeft ingediend.
De reclassering constateert een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat, gelet op de leefomstandigheden, de psychische toestand, het middelengebruik en de houding van verdachte. Het risico op recidive is verhoogd indien verdachte geen rechtmatig verblijf in Nederland verkrijgt, omdat verdachte in dat geval geen aanspraak kan maken op structurele sociale voorzieningen of structurele hulp.
Vanwege de problematiek en jonge leeftijd van verdachte vindt de reclassering hulpverlening geïndiceerd. Verdachte komt vanwege zijn huidige verblijfsstatus niet in aanmerking voor begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden. Wel kan hulp worden verleend binnen de intramurale setting van een ISD-maatregel.
De reclassering adviseert bij een bewezenverklaring, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, een ISD-maatregel op te leggen. Indien verdachte niet (langer) over een rechtmatige verblijfsstatus beschikt, zal dat een ISD-maatregel voor vreemdelingen in het strafrecht zijn. De invulling van de maatregel zal in dat geval een bestraffend karakter hebben en gericht zijn op terugkeer naar Marokko. Binnen deze ISD maatregel kan scholing, psychische begeleiding en medische zorg geleverd worden. Dat kan bijdragen aan stabiliteit bij een eventuele terugkeer naar Marokko, de zogenaamde ‘zachte landing’.
Volgens de reclassering zal het recidiverisico bij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onverminderd hoog blijven. Immers hebben eerdere gevangenisstraffen verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook kan in het kader van een gevangenisstraf niet de nodige hulpverlening worden geboden.
Ter terechtzitting van 1 maart 2023 heeft de rechtbank [reclasseringsmedewerker] als deskundige gehoord. Zij heeft haar advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De deskundige heeft verklaard dat uit aanvullende informatie van de IND blijkt dat verdachte zijn asielaanvraag weer heeft ingetrokken. Hierdoor beschikt verdachte niet langer over een geldige verblijfsstatus in Nederland. Het advies is daarom een ISD maatregel op te leggen geschikt voor de vreemdeling in de strafrechtketen. Binnen de ISD- maatregel is hulpverlening gericht op terugkeer met ‘zachte landing’ mogelijk.
Motivering van de maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISDmaatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 16 januari 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 24 oktober 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage en het strafblad, moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit het strafblad dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Eerder opgelegde straffen hebben niet geleid tot gedragsverandering of het terugdringen van de recidive. De rechtbank vindt oplegging van de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk om het overlast veroorzakende delictgedrag van verdachte te doorbreken en de maatschappij te beveiligen.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om een ISD-maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen, zoals de raadsman heeft verzocht. Verdachte beschikt niet over een rechtmatige verblijfsstatus en heeft dus geen recht op sociale voorzieningen in Nederland, waardoor het stellen van voorwaarden niet mogelijk is.
Indien verdachte tijdens de intramurale fase meewerkt aan behandeling en eventueel diagnostiek, kan binnen de ISD maatregel hulpverlening plaatsvinden met het oog op een ‘zachte landing’ bij eventuele terugkeer naar Marokko. In dat geval zal de maatregel niet op een kale detentie neerkomen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 17 januari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/052908-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 3 maart 2022 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat uit het strafblad blijkt dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling al is gelast bij de veroordeling in de zaak parketnummer 13/095673-22.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek
4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Zaak B
schuldheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 1 (één) jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin de
vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/052908-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. K. Duker en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2023.
[...]

3.[...]