ECLI:NL:RBAMS:2023:213

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
9880489 / CV EXPL 22-6578
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door een advocaat met verweer van gedaagde over de kwaliteit van de geleverde juridische bijstand

In deze zaak vordert de besloten vennootschap DE KONING VERGOUWEN ADVOCATEN B.V. (DKVA) betaling van openstaande facturen door gedaagde, die juridische bijstand heeft ontvangen van DKVA. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat de advocaat niet naar behoren heeft gewerkt, maar de kantonrechter oordeelt dat er geen beroepsfout is aangetoond. De procedure begon met een dagvaarding op 14 april 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis. Gedaagde was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling op 11 januari 2023, wat leidde tot een vonnis op 10 februari 2023. De kantonrechter concludeert dat DKVA de werkzaamheden voldoende heeft onderbouwd en dat gedaagde de gefactureerde bedragen verschuldigd is. De vordering van DKVA wordt toegewezen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9880489 / CV EXPL 22-6578
Vonnis van de kantonrechter van 10 februari 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
DE KONING VERGOUWEN ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: E.E. van Bambost,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als DKVA en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 april 2022 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 15 juli 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald op 20 september 22;
- de mondelinge behandeling van 20 september 2022 heeft niet plaatsgevonden, omdat [gedaagde] de kantonrechter op 19 september 2022 heeft laten weten dat hij om gezondheidsredenen verhinderd was. In die e-mail heeft hij tevens een verzoek gedaan de zitting aan te houden totdat hij weer hersteld zou zijn;
- op 20 september 2022 heeft de griffie [gedaagde] verzocht om een doktersverklaring te overleggen over de verwachtte datum van herstel;
- omdat van [gedaagde] geen reactie is ontvangen zijn bij brief van 24 oktober 2022 de verhinderdata van partijen opgevraagd en is [gedaagde] verzocht een brief van zijn dokter te overleggen indien hij niet in staat is een mondelinge behandeling bij te wonen. Vervolgens is op 4 november 2022 een datum voor mondelinge behandeling bepaald en aan partijen meegedeeld;
- op 11 januari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgehad, waarbij [gedaagde] niet is verschenen. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt die behoren tot het procesdossier;
- ter zitting is vonnis bepaald;
- bij e-mail van 12 januari 2023 heeft [gedaagde] de kantonrechter meegedeeld dat hij verhinderd was wegens ziekte;
- de kantonrechter heeft partijen per e-mail van 17 januari 2023 laten weten dat op 10 februari vonnis zal worden gewezen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] exploiteerde tot 31 december 2021 een eenmanszaak onder de naam [naam bedrijf] . Dat deed hij in een gehuurde bedrijfsruimte op de [adres] (hierna: de ‘bedrijfsruimte’).
2.2.
DKVA is een advocatenkantoor.
2.3.
In oktober 2020 heeft de verhuurder van de bedrijfsruimte de huur opgezegd, vanwege ontwikkelplannen met het pand.
2.4.
Op 29 januari 2020 hebben DKVA en [gedaagde] een opdrachtovereenkomst ondertekend, waarbij DKVA zich ertoe verplichtte [gedaagde] juridische bijstand te verlenen in zijn geschil met de verhuurder over de huuropzegging. In de overeenkomst is een uurtarief opgenomen.
2.5.
Op 26 mei 2021 heeft er een zitting plaatsgevonden op de rechtbank. De huurovereenkomst is per 31 december 2021 beëindigd.
2.6.
Voor haar diensten heeft DKVA vanaf februari 2020 aan [gedaagde] een honorarium gefactureerd, waarbij [gedaagde] conform een betaalafspraak steeds in delen heeft betaald. In totaal heeft [gedaagde] een bedrag van om en nabij € 1.700,00 aan DKVA voldaan.
2.7.
De volgende facturen heeft [gedaagde] onbetaald gelaten:
Datum
Factuurnummer
Bedrag
4 november 2020
[fact.nr. 1]
€ 421,18
2 december 2020
[fact.nr. 2]
€ 194,39
12 januari 2021
[fact.nr. 3]
€ 162,00
9 maart 2021
[fact.nr. 4]
€ 2.397,44
8 april 2021
[fact.nr. 5]
€ 453,57
13 april 2021
[fact.nr. 6]
€ 85,00
8 juni 2021
[fact.nr. 7]
€ 1.749,48
Totaal
€ 5.463,06

3.Het geschil

3.1.
DKVA vordert om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.285,79 aan openstaande facturen, te vermeerderen met € 400,60 aan wettelijke handelsrente berekend over de periode 18 november 2020 tot 24 maart 2022 en te vermeerderen met de nog te berekenen wettelijke handelsrente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van algehele betaling,
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 639,29 aan buitengerechtelijke incassokosten,
III [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert aan dat hij niet is gehouden om de vordering van DKVA (geheel) te voldoen, omdat hij vindt dat DKVA hem niet naar behoren heeft bijgestaan. Daarnaast vraagt [gedaagde] om begrip voor zijn situatie en hoopt hij op een uitweg van zijn schuldenproblematiek.

4.De beoordeling

De vordering
4.1.
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, waaruit volgt dat [gedaagde] een vergoeding is verschuldigd voor de door DKVA verleende juridische bijstand. [gedaagde] betwist dat DKVA “haar huiswerk heeft gedaan”, maar met urenspecificaties en een nadere toelichting heeft DKVA haar werkzaamheden voldoende onderbouwd. Daarom neemt de kantonrechter aan dat DKVA de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht. Dat betekent dat [gedaagde] het onbetwiste uurloon uit de opdrachtovereenkomst voor deze werkzaamheden is verschuldigd. Het door [gedaagde] gevoerde verweer maakt dat niet anders, zoals hierna wordt toegelicht.
Het verweer
4.2.
[gedaagde] voert aan dat de juridische bijstand die DKVA heeft verleend, hem niet heeft geholpen. De huuropzegging is niet tegengehouden en [gedaagde] kon per 1 januari 2022 geen gebruik meer maken van de bedrijfsruimte. Daardoor heeft [gedaagde] op 11 maart 2022 zijn onderneming in het handelsregister uitgeschreven, zijn inkomen verloren en schulden opgebouwd. Volgens [gedaagde] is dit alles het gevolg van een fout van DKVA. De advocaat die hem bijstond, mr. M. Kashyap had een black-out tijdens de zitting in de zaak tegen de verhuurder en kende het dossier niet. Als gevolg hiervan moest [gedaagde] het gehuurde ontruimen, zo begrijpt de kantonrechter. [gedaagde] verlangt daarom begrip voor zijn situatie en een uitweg van zijn schuldenproblematiek.
4.3.
DKVA heeft ter zitting nader toegelicht dat mr. Kashyap op voorhand met [gedaagde] heeft besproken wat zijn juridische mogelijkheden waren. Tijdens de zitting ontstond verwarring over de kwalificatie van de bedrijfsruimte, omdat [gedaagde] een ander standpunt innam dan hij voordien had gedaan. Op verzoek van zijn advocaat werd de zitting geschorst om nogmaals de feiten met [gedaagde] door te spreken, waarbij werd geconcludeerd dat het voorafgaand aan de zitting besproken standpunt juist was. De verwarring die op zitting was ontstaan, kwam mogelijk doordat [gedaagde] de Nederlandse taal niet goed machtig is, aldus DKVA.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van een beroepsfout van de advocaat van DKVA. Zij heeft met [gedaagde] de goede en kwade kansen van een procedure doorgenomen en vervolgens ontruimingsbescherming verzocht en gedurende enige tijd verkregen. Dat [gedaagde] het niet eens is met de uiteindelijke beëindiging van de huurovereenkomst, maakt dat niet anders. Ook is niet gebleken dat met een andere juridische route een ander of beter resultaat voor [gedaagde] had kunnen worden bereikt. Daarmee heeft de advocaat van DKVA gedaan wat van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mocht worden verwacht. [1]
4.5.
Dat [gedaagde] vervolgens schulden heeft opgebouwd, komt niet voor rekening en risico van DKVA. Het staat partijen vrij om nadere betaalafspraken te maken.
4.6.
De slotsom luidt dat de vordering van € 5.285,79 aan openstaande facturen wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.7.
DKVA maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘Besluit’) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
4.8.
DKVA heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten en nakosten
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van DKVA tot op heden begroot op:
- explootkosten € 107,22
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 622,00 (2,0 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.243,22
4.10.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 5.285,79, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW van € 400,60 over de periode tot aan 24 maart 2022 en de nog te berekenen wettelijke handelsrente vanaf 24 maart 2022 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 639,29 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van DKVA tot op heden begroot op € 1.243,22,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis aan de zijde van DKVA ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. L. Voetelink, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 17 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:61.