ECLI:NL:RBAMS:2023:2291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
10060834 \ CV EXPL 22-10920
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.J. Hamming
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit vervoersovereenkomsten tussen DFDS Logistics Nijmegen B.V. en Bilal Chicken Centre B.V.

In deze zaak vordert DFDS Logistics Nijmegen B.V. (DFDS) betaling van openstaande facturen van Bilal Chicken Centre B.V. (BCC) op basis van vervoersovereenkomsten die in 2021 en 2022 zijn gesloten. DFDS heeft BCC op 21 april 2022 gesommeerd om te betalen, maar BCC betwist de vordering en stelt dat DFDS niet alle relevante stukken heeft overgelegd. BCC voert aan dat zij een tegenvordering heeft op DFDS ter hoogte van € 17.862,30 wegens tekortkomingen in de nakoming van de vervoersovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat DFDS niet heeft voldaan aan haar stelplicht en dat de vordering van DFDS wordt afgewezen. BCC heeft ook haar vordering in reconventie afgewezen gekregen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van BCC en DFDS, waarbij DFDS in de kosten van BCC wordt veroordeeld en vice versa.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10060834 \ CV EXPL 22-10920
Vonnis van 21 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DFDS LOGISTICS NIJMEGEN B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: DFDS,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BILAL CHICKEN CENTRE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: BCC,
gemachtigde: mr. J. van de Graaf.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident en hoofdzaak van 20 januari 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de mondelinge behandeling van 20 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de op de mondelinge behandeling ingediende producties 6 en 7 en overgelegde pleitaantekeningen van de zijde van BCC.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DFDS is een vervoersbedrijf.
2.2.
BCC maakt deel uit van het Bilal concern, dat is gespecialiseerd in de verwerking, verpakking en distributie van halal pluimveevlees in Europa.
2.3.
Partijen hebben in 2021 en 2022 meerdere vervoersovereenkomsten met elkaar gesloten.
2.4.
DFDS heeft BCC op 21 april 2022 gesommeerd over te gaan tot betaling van openstaande facturen op basis van de vervoersovereenkomsten.
2.5.
De gemachtigde van DFDS heeft in een e-mail van 25 mei 2022 aan de gemachtigde van BCC het volgende geschreven:
“(…) Er valt sowieso het nodig af te dingen op de facturen van DFDS. Bovendien heeft cliënt een tegenvordering op DFDS. Daar ga ik graag dieper op in, maar daarvoor moet ik eerst mijn dossier compleet krijgen. In dat kader kon cliënt mij de onderliggende overeenkomsten niet overleggen, omdat DFDS de online portal voor cliënt heeft geblokkeerd en daarin staan de overeenkomsten. Ik verzoek DFDS hierbij om de online portal weer voor cliënt open te zetten en mij de logingegevens toe te sturen. (…)”
2.6.
In een e-mail van 8 juni 2022 aan de gemachtigde van BCC heeft de gemachtigde van DFDS opnieuw verzocht de online portal open te zetten en de logingegevens toe te sturen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
DFDS vordert veroordeling van BCC tot betaling van € 22.476,23, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
DFDS legt aan haar vordering ten grondslag dat zij vervoersovereenkomsten heeft gesloten met BCC. DFDS heeft op grond daarvan transport verricht voor BCC en daarvoor facturen gestuurd. In deze procedure vordert DFDS betaling van de facturen van 31 december 2021 tot en met 24 februari 2022. Dit zijn acht facturen voor een bedrag van in totaal € 22.476,23.
3.3.
BCC voert verweer. BCC concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DFDS, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van DFDS in de kosten van deze procedure.
3.4.
BCC voert aan dat zij zich niet goed tegen de vordering van DFDS kan verweren, omdat DFDS niet alle relevante stukken heeft overgelegd. DFDS weigert toegang te geven tot de portal waar ook de overeenkomsten met BCC in staan. Daarnaast stelt BCC dat de factuurbedragen onjuist zijn. Verder beroept BCC zich op opschorting en verrekening met een tegenvordering die zij stelt te hebben op DFDS ter hoogte van € 17.862,30. BCC heeft ter zitting erkend dat de vervoersovereenkomsten waar deze zaak betrekking op heeft met haar zijn gesloten en niet met een van de andere ondernemingen uit het Bilal concern. Het daarop gerichte verweer uit de conclusie van antwoord heeft BCC dan ook niet gehandhaafd.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
BCC vordert - samengevat - veroordeling van DFDS tot betaling van:
  • een bedrag van € 17.862,30, vermeerderd met rente,
  • buitengerechtelijke kosten van € 907,53,
  • de proceskosten, vermeerderd met rente,
  • de nakosten.
3.7.
BCC legt aan haar vordering ten grondslag dat DFDS is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de vervoersovereenkomsten. DFDS heeft volgens BCC ten onrechte meerdere transporten niet (tijdig) uitgevoerd. BCC stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden van € 17.862,30 en dat DFDS gehouden is deze te vergoeden.
3.8.
DFDS voert verweer. DFDS concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BCC, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van BCC in de kosten van deze procedure.
3.9.
DFDS betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Zij heeft BCC voorafgaand aan de inwerkingtreding van fase 2 van de Brexit geïnformeerd over de in verband daarmee noodzakelijke documentatie. BCC heeft desondanks deze documentatie niet aangeleverd, waardoor DFDS niet in staat en niet gehouden was het vervoer uit te voeren op de door BCC genoemde data. Dit is aan BCC zelf te wijten, aldus DFDS.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
DFDS vordert nakoming van de verbintenis tot betaling die BCC heeft op grond van de vervoersovereenkomsten.
4.2. Tegen de vordering is gemotiveerd verweer gevoerd. Volgens BCC kloppen de aantallen van de pallets niet die op de facturen zijn vermeld en ook is BCC het niet eens met de prijzen die DFDS voor de pallets heeft gerekend. Daarnaast betwist BCC dat is afgesproken dat DFDS brandstof- en weekendtoeslagen in rekening mag brengen, althans van de door DFDS gerekende hoogte.
4.3.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van de vordering had het op de weg van DFDS gelegen om (nader) te onderbouwen waar de betalingsverplichting volgens haar uit voortvloeit. Dat heeft DFDS niet gedaan. DFDS heeft de vervoersovereenkomsten waarop zij haar vordering baseert, niet overgelegd. Ook heeft zij niet gesteld wat de afspraken van partijen precies inhielden. Op de zitting heeft DFDS verklaard dat zij voor grote klanten schriftelijke overeenkomsten opstelt en dat zij andere klanten alleen de tarieven en algemene voorwaarden toestuurt. Dit laatste zou ook bij BCC zijn gebeurd, maar DFDS heeft deze tarieven niet in het geding gebracht en ook niet aangetoond dat deze door BCC zijn geaccepteerd. Daarnaast heeft DFDS niet gesteld wat er voor de specifieke transporten waar de facturen op zien is afgesproken, zoals welk aantal pallets vervoerd zou worden voor welk bedrag. Ieder inzicht in de opdrachten en afspraken ontbreekt.
4.4.
Al met al heeft DFDS niet duidelijk gemaakt welke concrete afspraken van partijen aan de facturen ten grondslag liggen. Dit had wel op haar weg gelegen, aangezien DFDS zich op de rechtsgevolgen van die afspraken beroept. De kantonrechter kan nu niet vaststellen welke betalingsverplichting voor BCC uit de door partijen gemaakte afspraken voortvloeit.
4.5.
Opmerking verdient dat het sturen van facturen, ook als daar niet direct tegen wordt geprotesteerd, op zich geen betalingsverplichting schept. Het beroep van DFDS op de klachtplicht van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek kan haar niet baten, omdat deze van toepassing is op de ontvangst van gebrekkige prestaties en niet op de ontvangst van facturen.
4.6.
DFDS heeft ter zitting aangeboden om alsnog stukken in het geding te brengen om haar vordering te onderbouwen, maar dit is te laat. BCC heeft meermaals – niet alleen voorafgaand aan de procedure, maar ook in haar conclusie van antwoord – uitdrukkelijk verzocht om inzage in de stukken, waaraan DFDS geen gehoor heeft gegeven. DFDS heeft in het licht van de betwisting door BCC onvoldoende gesteld om haar vordering te kunnen dragen. Nu DFDS niet heeft voldaan aan haar stelplicht, is er geen ruimte voor bewijslevering.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van DFDS wordt afgewezen.
4.8.
DFDS is de partij die ongelijk krijgt en zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van BCC vastgesteld op € 1.058,00 aan salaris gemachtigde (2,00 punten × € 529,00).
4.9.
De nakosten worden ambtshalve toegewezen en begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
4.10.
BCC stelt dat zij schade heeft geleden door een tekortkoming van DFDS. DFDS heeft volgens BCC ten onrechte het vervoer van meerdere partijen vlees naar Imperial Foods en TMC Meat in Groot-Brittanië niet uitgevoerd. BCC stelt dat zij een deel van deze partijen heeft moeten laten vernietigen, omdat de houdbaarheidsdatum was verstreken. Zij heeft zich vervolgens moeten verplichten vervangende partijen vlees te leveren, waarvoor zij ook extra transportkosten heeft moeten maken. Voor een ander deel was de houdbaarheidsdatum bijna verstreken en heeft zij korting moeten geven, aldus BCC.
4.11.
De kantonrechter kan niet vaststellen dat DFDS is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting. Dat DFDS de verplichting had de bewuste transporten vóór een bepaalde datum uit te voeren en dat zij daaraan niet heeft voldaan, blijkt nergens uit. BCC heeft geen stukken in het geding gebracht om dit te onderbouwen. Er wordt enkel verwezen naar mails waarin BCC bij DFDS melding maakt van schade en een aantal creditfacturen van BCC aan Imperial Foods en TMC Meat. BCC heeft niet onderbouwd dat daadwerkelijk partijen zijn vernietigd of voor minder afgenomen om een reden die te maken had met handelen van DFDS. Ook zijn de bedragen in de e-mails en de creditfacturen niet te rijmen met de door BCC in reconventie gevorderde bedragen.
4.12.
Bovendien heeft DFDS gemotiveerd verweer gevoerd, waartegen BCC onvoldoende heeft ingebracht. DFDS heeft aangevoerd dat er een goede reden voor was dat bepaalde transporten vertraging hebben opgelopen, namelijk dat BCC zelf haar papieren niet op orde had. BCC heeft in reactie daarop slechts gesteld dat DFDS haar had moeten uitleggen om welke documenten het ging en dat DFDS de transporten niet had moeten aannemen. Deze argumenten heeft DFDS voldoende weerlegd met de e-mail van haar legal counsel van 25 maart 2022, waarin uitgebreid de gang van zaken rondom de bewuste transporten in chronologische volgorde uiteen is gezet. Daarnaast is het zorgen voor de juiste documentatie in beginsel een verplichting van de afzender. Dus voor zover er al een koppeling kan worden gemaakt tussen de gestelde schade en transporten die niet of later zijn vervoerd, is dit geen gevolg van een tekortkoming aan de zijde van DFDS.
4.13.
Nu BCC tegenover het gemotiveerde verweer van DFDS onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een tekortkoming van DFDS, wordt de vordering van BCC afgewezen.
4.14.
BCC is de partij die ongelijk krijgt en zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van DFDS vastgesteld op € 396,00 aan salaris gemachtigde (1,00 punten × € 396,00).
4.15.
De nakosten worden ambtshalve toegewezen en begroot op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
veroordeelt BCC in de proceskosten, aan de zijde van DFDS tot dit vonnis vastgesteld op € 187,00,
5.2.
veroordeelt BCC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 93,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als BCC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
in de hoofdzaak
in conventie
5.3.
wijst de vorderingen van DFDS af,
5.4.
veroordeelt DFDS in de proceskosten, aan de zijde van BCC tot dit vonnis vastgesteld op € 1.058,00,
5.5.
veroordeelt DFDS in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als DFDS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.6.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van BCC af,
5.8.
veroordeelt BCC in de proceskosten, aan de zijde van DFDS tot dit vonnis vastgesteld op € 396,00,
5.9.
veroordeelt BCC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen met de explootkosten als BCC niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.J. Hamming, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.M. Eisenhardt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.