ECLI:NL:RBAMS:2023:23

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
13/186167-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Snijders Blok - Nijensteen
  • P.K. Oosterling – van der Maarel
  • J. van Zijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige dochter met diverse ontuchtige handelingen en poging tot seksueel binnendringen

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De zaak kwam aan het licht na een gesprek tussen de moeder van het slachtoffer en een klasgenootje, die meldde dat de vader aan zijn dochter had gezeten. Tijdens de zitting op 20 december 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel misbruik, waaronder seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen, gepleegd in de periode van januari 2020 tot mei 2022.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn dochter, die op dat moment minderjarig was. De verdachte heeft onder andere een vibrator gebruikt en ontuchtige handelingen verricht, zoals het betasten en zoenen van de schaamstreek en borsten van het slachtoffer. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat er sprake was van seksueel binnendringen met vingers of tong, omdat de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer niet voldoende bewijs hiervoor opleverden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/186167-22 (Promis)
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J. Sneller, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – na wijziging op de zitting van 20 december 2022 ten aanzien van feit 5 – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1. primair: seksueel binnendringen bij zijn kind, [slachtoffer] , die op dat moment nog geen twaalf jaar oud was, door zijn – verdachtes – vingers en tong en een vibrator tussen de schaamlippen van [slachtoffer] te brengen, in de periode van 12 januari 2020 tot en met 8 augustus 2021 te Amsterdam, subsidiair tenlastegelegd als een poging tot seksueel binnendringen;
2. een poging tot seksueel binnendringen bij zijn kind, [slachtoffer] , die op dat moment nog geen twaalf jaar oud was, door zijn – verdachtes – penis tegen de anus, althans tussen de blote billen, van [slachtoffer] te brengen/houden, in de periode van 12 januari 2020 tot en met 8 augustus 2021 te Amsterdam;
3. primair: seksueel binnendringen bij zijn kind, [slachtoffer] , die op dat moment tussen de twaalf en zestien jaar oud was, door zijn – verdachtes – vingers en tong en een vibrator tussen de schaamlippen van [slachtoffer] te brengen, in de periode van 9 augustus 2021 tot en met 21 mei 2022, subsidiair tenlastegelegd als een poging tot seksueel binnendringen;
4. een poging tot seksueel binnendringen bij zijn kind, [slachtoffer] , die op dat moment tussen de twaalf en zestien jaar oud was, door zijn – verdachtes – penis tegen de anus, althans tussen de blote billen, van [slachtoffer] te brengen/houden, in de periode van 9 augustus 2021 tot en met 21 mei 2022 te Amsterdam;
5. het plegen van ontuchtige handelingen met zijn kind, [slachtoffer] , die op dat moment minderjarig was, bestaande uit het uitkleden, (tong)zoenen, betasten en/of zoenen en/of likken van de schaamstreek/vagina/schaamlippen en borsten en billen van [slachtoffer] , het houden van een vibrator tegen de schaamstreek/vagina/schaamlippen van [slachtoffer] , het brengen van de hand van [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis, het laten vasthouden van zijn penis door [slachtoffer] , het zich laten aftrekken door [slachtoffer] en het brengen van zijn penis tussen de blote billen van [slachtoffer] , in de periode van 12 januari 2020 tot en met 21 mei 2022 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Inleiding
Verdachte en zijn partner [naam] (hierna: de moeder van [slachtoffer] ) hebben een dochter, [slachtoffer] , die op [geboortedatum slachtoffer] is geboren. Op 16 juli 2022 spreekt de politie met de moeder van [slachtoffer] . Zij verklaart dat zij een dag daarvoor met een klasgenootje van [slachtoffer] heeft gesproken. Het klasgenootje heeft aan haar verteld dat [slachtoffer] in de klas briefjes heeft verspreid, waarop staat dat haar vader aan haar heeft gezeten. Diezelfde dag hebben [slachtoffer] , haar moeder en verdachte een gezamenlijk gesprek. In dat gesprek komt naar voren dat verdachte zijn dochter [slachtoffer] seksueel heeft misbruikt, wat zowel verdachte als [slachtoffer] op dat moment bevestigt.
Verklaring [slachtoffer]
Op 21 juli 2022 wordt [slachtoffer] in een kindvriendelijke studio gehoord. [slachtoffer] verklaart – samengevat – het volgende. Haar vader heeft aan haar borsten, billen en ‘flamoes’ gezeten. De rechtbank begrijpt uit de context van de verklaring dat [slachtoffer] met ‘flamoes’ haar vagina bedoelt. Onder de douche ging haar vader met zijn piemel tussen haar billen. Als zij het niet wilde, stopte het. Ook moest [slachtoffer] de piemel van haar vader aanraken, en omhoog en omlaag gaan met haar handen. Dit is meerdere keren gebeurd. Als [slachtoffer] met haar vader onder de douche stond, waste hij haar hele lichaam, zonder washandje. Hij waste ook haar borsten, billen en flamoes. Ook heeft de vader van [slachtoffer] haar T-shirt en topje omhoog gedaan, aan haar borsten gezeten en aan haar borsten gelikt. Verder heeft haar vader aan haar flamoes gelikt. Dat is twee of vier keer gebeurd. Hij ging niet met zijn tong er tussenin, maar alleen er overheen.
Dit is allemaal meerdere keren gebeurd in hun eigen huis. Ze weet niet wanneer de eerste keer was en ook niet hoe oud ze toen was. Ook weet ze niet wanneer de laatste keer was. Het gebeurde als de moeder van [slachtoffer] er even niet was, of als zij op vakantie was.
Verklaring verdachte bij de politie
Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord. Hij heeft – samengevat – het volgende verklaard. De afgelopen twee jaar heeft verdachte meerdere keren met [slachtoffer] gedoucht, steeds als de moeder van [slachtoffer] van huis was. Onder de douche waste verdachte [slachtoffer] en ging dan overal langs: haar borsten, tussen haar billen en haar buik. Verdachte heeft onder de douche een paar keer zijn stijve penis tegen de anus van [slachtoffer] aangedrukt, met de bedoeling om haar van achteren te penetreren. Verdachte is daarmee gestopt omdat [slachtoffer] ‘au’ zei, maar als ze dat niet had gezegd, dan had hij haar gepenetreerd.
Ook heeft verdachte [slachtoffer] wel eens gevraagd of zij hem beet wilde pakken bij zijn penis en heeft hij [slachtoffer] gevraagd of zij hem wilde aftrekken, wat [slachtoffer] vervolgens deed. Verdachte heeft een paar keer geprobeerd om de schaamstreek van [slachtoffer] te likken en hij heeft haar venusheuvel gezoend en betast. Hij heeft [slachtoffer] ook getongzoend. Hij heeft haar borsten betast en aan haar tepel gelikt. Dit is allemaal gebeurd in een periode van twee en een half jaar. Op de vraag of verdachte nog meer heeft gedaan, verklaart hij dat hij een vibrator tegen de clitoris van [slachtoffer] heeft gebruikt. Hij heeft [slachtoffer] nooit gepenetreerd met vingers, tong of penis.
Verklaring verdachte ter terechtzitting
Verdachte heeft tijdens de zitting in grote lijnen hetzelfde als bij de politie verklaard, op enkele punten na. Zo heeft verdachte opnieuw bekend dat hij bij [slachtoffer] een vibrator heeft gebruikt, maar heeft hij op de zitting verklaard dat dit niet tegen de clitoris was, maar wel op de schaamlippen, in de buurt van de clitoris. Hij wilde [slachtoffer] daarmee een plezier doen. Dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij de vibrator tegen de clitoris heeft gebruikt, komt omdat hij op dat moment onder grote druk stond, aldus verdachte. Verder heeft verdachte verklaard dat het drukken van zijn penis tegen de anus van [slachtoffer] twee keer is gebeurd, in mei 2022.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte met zijn vingers, tong en een vibrator tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is gekomen. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte met zijn tong en vingers over – en dus niet in – haar vagina is gegaan, vormen de grote en kleine schaamlippen een natuurlijke lichaamsopening die makkelijk kan worden binnengedrongen. Het is onwaarschijnlijk dat verdachte bij het likken en wassen van de vagina niet met zijn vingers of tong naar binnen is geweest. Er is dan ook sprake van seksueel binnendringen.
Dat geldt ook voor het brengen van de vibrator tussen de schaamlippen van [slachtoffer] . Verdachte heeft bij de politie uit zichzelf verklaard dat hij een vibrator tegen de clitoris van [slachtoffer] heeft gehouden. Voor het aanraken van de clitoris zal de natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen moeten worden binnengedrongen, waardoor sprake is van seksueel binnendringen. Dat verdachte tijdens de zitting heeft verklaard dat hij de vibrator niet tegen de clitoris heeft aangehouden maar alleen tegen de schaamlippen, maakt dit niet anders. De officier van justitie gaat uit van de verklaring van verdachte bij de politie.
Zowel verdachte als [slachtoffer] heeft verklaard dat deze handelingen in een periode van twee jaar voorafgaande aan de aanhouding hebben plaatsgevonden. De handelingen hebben dus plaatsgevonden voordat [slachtoffer] twaalf jaar oud was en daarna. Dat geldt niet voor het tegen de clitoris houden van de vibrator. Daarover heeft verdachte verklaard dat dit is gebeurd in de laatste periode. Dat betekent dat feit 1 primair bewezen kan worden, met een partiële vrijspraak ten aanzien van de handelingen met de vibrator, en daarnaast feit 3 primair bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2. Hoewel volgens de officier van justitie vaststaat dat verdachte zijn penis tussen de billen van [slachtoffer] heeft gebracht met de bedoeling haar te penetreren, kan niet worden vastgesteld dat het in de tenlastegelegde periode onder feit 2 heeft plaatsgevonden. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot seksueel binnendringen. Op basis van de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de verklaring van [slachtoffer] kan worden vastgesteld dat verdachte in mei 2022 zijn penis tegen de anus van [slachtoffer] heeft gebracht en gehouden. Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat hij de intentie had om haar te penetreren.
Van vrijwillige terugtred is geen sprake. Door het brengen van zijn penis tussen de billen en tegen de anus van [slachtoffer] brengen en houden, heeft verdachte een begin van uitvoering gemaakt. Dat verdachte daarmee stopte in plaats van over te gaan tot penetratie, komt door een externe omstandigheid, namelijk doordat [slachtoffer] ‘au’ zei. Dat is een invloed van buitenaf en geen omstandigheid afhankelijk van de wil van verdachte, waardoor geen beroep kan worden gedaan op vrijwillige terugtred.
Ten aanzien van feit 5
Tot slot kan ook worden bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen. [slachtoffer] heeft hierover verklaard en verdachte heeft dit ook bekend.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van feit 1 primair en feit 3 primair moet worden vrijgesproken, nu geen sprake is geweest van seksueel binnendringen. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat verdachte niet tussen haar schaamlippen is geweest, maar er altijd buiten is gebleven. Ook verdachte heeft ontkend dat hij tussen de schaamlippen of in de vagina is geweest. Over het gebruik van de vibrator heeft slechts verdachte verklaard, waardoor niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. Nu onder feit 1 primair en feit 3 primair dezelfde handelingen zijn tenlastegelegd, dient verdachte van beide feiten te worden vrijgesproken.
Dat geldt ook voor het onder feit 1 subsidiair en feit 3 subsidiair tenlastegelegde. Er is niet alleen onvoldoende bewijs dat die handelingen hebben plaatsgevonden, maar er is ook geen bewijs dat verdachte de intentie had om seksueel binnen te dringen met de beschreven handelingen.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw tot slot nog bepleit dat er geen wettig bewijs is dat het misbruik voor het 12e levensjaar van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van feit 2 en feit 4
De raadsvrouw heeft ook van feit 2 vrijspraak bepleit. Er is geen enkel bewijs dat de tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden voordat [slachtoffer] twaalf jaar oud was. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu sprake was van vrijwillige terugtred. Dat geldt ook voor (dezelfde) tenlastegelegde handelingen onder feit 4. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte stopte toen [slachtoffer] ‘au’ zei. Dit komt overeen met wat [slachtoffer] hier zelf over heeft verklaard. Verdachte is uit medeleven met zijn dochter gestopt met de poging tot seksueel binnendringen, een omstandigheid die afhankelijk is van de wil van verdachte. Er is dan ook sprake van vrijwillige terugtred, waardoor verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van feit 5
De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde
Geen sprake van seksueel binnendringen met tong of vingers (alleen buitenzijde)
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte vast dat verdachte met zijn vingers en tong de schaamstreek van [slachtoffer] heeft aangeraakt. Verdachte heeft verklaard dat hij de schaamlippen aan de buitenkant heeft gelikt en dat hij met zijn hand over de venusheuvel en schaamlippen heen is gegaan. Tijdens het studioverhoor is aan [slachtoffer] meerdere malen gevraagd of haar vader ook met zijn tong tussen haar schaamlippen kwam, waarop zij antwoordde ‘
nee, gewoon er overheen’. Ook toen [slachtoffer] werd gevraagd of haar vader tijdens het douchen met zijn handen ook tussen ‘het spleetje’ kwam, antwoordde zij daarop dat hij er met zijn handen overheen ging en dat haar vader er niet tussenin kwam.
Op basis van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte met zijn tong en vingers de buitenzijde van de vagina van [slachtoffer] heeft aangeraakt, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte met zijn vingers en tong ook tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is gekomen of dat heeft geprobeerd, waardoor geen sprake is van seksueel binnendringen of een poging daartoe.
Ontbreken van bewijs voor het plegen van handelingen onder de twaalf jaar
Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte, op het moment dat [slachtoffer] nog geen twaalf jaar oud was, een vibrator tussen haar schaamlippen heeft gebracht of dat heeft geprobeerd. Uit de verklaring van [slachtoffer] en van verdachte volgt niet dat dat in de tenlastegelegde periode onder feit 1 heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dan ook niet bewezen wat onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.4.2
Vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde
Ontbreken van bewijs voor het plegen van handelingen onder de twaalf jaar
Op basis van de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn penis meerdere keren tussen de blote billen en tegen de anus van [slachtoffer] heeft gehouden, met het doel haar te penetreren. Op basis van deze verklaringen kan echter niet worden vastgesteld dat deze handelingen hebben plaatsgevonden op het moment dat [slachtoffer] nog geen twaalf jaar oud was. Dat betekent dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich in de onder feit 2 tenlastegelegde periode aan dit feit heeft schuldig gemaakt, waardoor verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
4.4.3
Het oordeel over het onder feit 3 primair tenlastegelegde
Het gebruik van de vibrator: bewijsminimum
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie uit zichzelf verklaard dat hij bij [slachtoffer] een vibrator heeft gebruikt, tegen haar clitoris aan. De raadsvrouw van verdachte heeft erop gewezen dat [slachtoffer] hier zelf niets over heeft verklaard. Dat verdachte deze handeling heeft verricht, kan volgens de raadsvrouw niet uitsluitend op basis van zijn eigen verklaring bewezen worden geacht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt. Volgens het tweede lid van artikel 342 Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet alleen worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan geen algemene regels geven over de toepassing van dit artikel, maar kan slechts op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen. Er mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen één getuigenverklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal. [1]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over de door hem gebruikte vibrator tegen de clitoris van [slachtoffer] , in voldoende mate wordt ondersteund door het overige bewijsmateriaal in het dossier. Deze handeling past naar zijn aard bij de overige seksuele handelingen die in het dossier zijn beschreven. [slachtoffer] heeft uitgebreid verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij haar heeft verricht. Hoewel [slachtoffer] niet over het gebruik van de vibrator heeft verklaard, is zij daar ook niet op bevraagd.
Verdachte heeft pas na het verhoor van [slachtoffer] , uit eigen beweging, over de vibrator verklaard. De officier van justitie heeft op de zitting uitgelegd waarom hij er niet voor heeft gekozen om [slachtoffer] op dit specifieke punt opnieuw te bevragen, namelijk omdat dit voor haar schadelijk zou kunnen zijn. Gelet op de aard van de seksuele handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard, vindt de rechtbank dat de verklaring van verdachte over het gebruik van de vibrator voldoende wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] en daartussen niet een te ver verwijderd verband bestaat. Verdachte heeft verklaard dat hij de vibrator in ‘de laatste periode van de vakantie’ (de rechtbank begrijpt: in mei 2022) heeft gebruikt.
Seksueel binnendringen
De rechtbank acht bewezen dat verdachte met het gebruik van de vibrator bij [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. Daarbij gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte bij de politie, namelijk dat hij de vibrator tegen de clitoris heeft gebruikt. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor uit eigen beweging verklaard over de vibrator toen hem door de politie gevraagd werd of er nog meer was. Hieruit blijkt niet van enige druk die op dat moment werd uitgeoefend door de politie. Ook overigens blijkt dat niet uit het verhoor. De stelling van verdachte dat hij dit alleen maar heeft gezegd omdat hij onder druk stond, vindt geen steun in het dossier en is niet aannemelijk geworden.
De grote en kleine schaamlippen vormen een natuurlijke lichaamsopening, die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van de clitoris zal deze natuurlijk lichaamsopening moeten worden binnengedrongen. De rechtbank kwalificeert het handelen van verdachte dan ook als seksueel binnendringen. Dat betekent dat de rechtbank het primair tenlastegelegde onder feit 3 bewezen acht.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zijn tong en vinger(s) tussen de schaamlippen van [slachtoffer] heeft gebracht. [slachtoffer] heeft, zoals ook onder 4.4.1. is overwogen, meerdere malen duidelijk verklaard dat haar vader er alleen ‘overheen’ is gegaan en niet ‘er tussenin’. Verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting verklaard dat hij niet met zijn vingers en tong tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is geweest. Dat betekent dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt, waardoor hij ten aanzien van deze handelingen partieel zal worden vrijgesproken.
4.4.4
Het oordeel over het onder feit 4 tenlastegelegde
Geen vrijwillige terugtred
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer] en op grond van de verklaring van verdachte vast dat verdachte [slachtoffer] (in ieder geval twee keer) anaal wilde penetreren en daartoe zijn penis tegen haar anus, althans tussen haar billen heeft gebracht en gehouden.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte hier uiteindelijk uit eigen wil mee is gestopt en dat daarom sprake is van vrijwillige terugtred, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt als volgt.
Of de handelingen van verdachte tot de conclusie leiden dat het misdrijf niet is voltooid vanwege omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Van buiten af komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan. Bij een combinatie van relevante factoren mag de terugtred niet in overwegende mate door invloeden van buitenaf zijn bevorderd. [2]
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij twee keer heeft geprobeerd om zijn dochter anaal te penetreren. In beide gevallen waren zij samen aan het douchen. Hij vroeg haar dan zich om te draaien en voorover te bukken. Zij kneep haar billen heel hard samen en hij probeerde bij haar binnen te dringen. Voor zijn gevoel raakte hij met zijn penis haar anus aan. Toen zij ‘au’ zei, is hij gestopt. Het was wel de bedoeling om haar anaal te penetreren, maar hij wilde niet dat ze pijn had. Verdachte heeft verklaard dat de pijn zou kunnen zijn veroorzaakt doordat zij haar billen zo hard samenkneep of doordat hij met zijn penis tegen haar anus zat. De rechtbank begrijpt dat dit in beide gevallen op dezelfde manier is verlopen. Bij de politie en ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat als zijn dochter geen “au” zou hebben gezegd, hij haar dan wel had gepenetreerd.
De rechtbank vindt dat niet aannemelijk is geworden dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk, aangezien het misdrijf niet is voltooid omdat de dochter van verdachte haar billen hard heeft samengeknepen en ‘au’ heeft geroepen. Die omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank – ook gelet op de verklaring van verdachte hierover bij de politie en ter terechtzitting – van doorslaggevende betekenis geweest dat het misdrijf niet is voltooid. Voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred is dan ook geen plaats.
Verdachte heeft zelf verklaard dat de beschreven handeling twee keer heeft plaatsgevonden in mei 2022. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich in die periode schuldig heeft gemaakt aan een poging tot seksueel binnendringen van zijn kind, terwijl zij op dat moment tussen de twaalf en zestien jaar oud was.
4.4.5
Het oordeel over het onder feit 5 tenlastegelegde
Op basis van de verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] , acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd zoals tenlastegelegd. Hierop is geen verweer gevoerd en verdachte heeft dit feit ondubbelzinnig bekend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 3 primair:
in de periode van mei 2022 te Amsterdam, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zijnde zijn, verdachtes, kind, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, meermalen
- een vibrator tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en gehouden;
ten aanzien van feit 4:
in de periode van mei 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, om met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zijnde zijn, verdachtes, kind, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen te plegen, die zouden bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens zijn, verdachtes, penis tegen de anus van die [slachtoffer] , althans tussen de blote billen van de [slachtoffer] gebracht en gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 5:
in de periode van 12 januari 2020 tot en met 21 mei 2022 te Amsterdam, met zijn kind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- uitkleden van die [slachtoffer] en
- tongzoenen van die [slachtoffer] en
- betasten en zoenen en likken van schaamstreek/vagina/schaamlippen en borsten en betasten van billen van die [slachtoffer] en
- houden van een vibrator tegen de schaamstreek/vagina/schaamlippen van die [slachtoffer] en
- brengen van de hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachtes, penis en leggen van die hand op zijn, verdachtes, penis en
- laten vasthouden van zijn, verdachtes, penis en vervolgens zich af laten trekken door die [slachtoffer] en
- tegen en tussen de blote billen van die [slachtoffer] brengen en houden van zijn, verdachtes, penis.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder nummers 1, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals de reclassering heeft geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, een verplichting tot ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod.
8.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair verzocht om aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. In aanvulling daarop kan een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden worden opgelegd en een taakstraf voor de duur van 240 uur, te volbrengen in 18 maanden. Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht om als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting op te leggen, maar alleen zolang de reclassering dit nodig acht.
Verder heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte volledig inzicht in zijn handelen heeft gegeven en berouw heeft getoond. Ook volgt verdachte op dit moment therapie, waarbij hij hard werkt en houdt hij zich aan alle opgedragen beperkingen. Verdachte en zijn dochter werken aan contactherstel. Een gevangenisstraf zal de therapie en het contactherstel doorkruisen.
Bovendien zal verdachte in het geval van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door zijn werkgever ontslagen worden. Hierdoor zullen de vaste inkomsten van het gezin wegvallen. Dit zal tot heel veel stress in het gezin leiden. Een gevangenisstraf zal dus niet alleen voor verdachte, maar ook voor zijn gezin negatieve gevolgen met zich meebrengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan twee jaar schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn minderjarige dochter [slachtoffer] , waarbij ook sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de jonge leeftijd van zijn dochter en het vertrouwen dat zij in hem, als vader, stelde. Op momenten dat haar moeder niet in de nabije omgeving was, heeft verdachte [slachtoffer] seksueel misbruikt. Zeer wrang is daarbij dat [slachtoffer] dacht dat haar vader verdrietig zou worden als zij het misbruik niet toeliet, en dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat haar moeder er niets van mocht weten. Op deze manier heeft verdachte zijn twaalfjarige dochter medeverantwoordelijk gemaakt voor het vervullen van zijn eigen seksuele behoeftes en haar bovendien opgezadeld met een enorm zwaar geheim. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij zich volledig heeft laten leiden door gevoelens van lust, die naar eigen zeggen zouden zijn ontstaan doordat het tussen hem en zijn partner ontbrak aan seksuele gemeenschap. En hoewel [slachtoffer] meerdere malen duidelijke signalen heeft afgegeven dat zij het handelen van verdachte vies en niet prettig vond, is verdachte telkens een volgende keer overgegaan tot het misbruiken van zijn dochter.
Het behoeft geen betoog dat het de verantwoordelijkheid van elke vader is om zijn kind een veilige en geborgen omgeving te bieden. Verdachte is hierin in ernstige mate tekortgeschoten. Verdachte heeft voor zijn dochter een zeer onveilige en ongezonde situatie gecreëerd in haar eigen huis. En hoewel tot op heden bij [slachtoffer] geen psychologische schade is vastgesteld, is het een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik binnen het gezin kan leiden tot langdurige en ernstige psychische schade.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 16 november 2022. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 13 augustus 2022 geschorst met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een behandelverplichting, het meewerken aan persoonlijkheidsonderzoeken (welke voorwaarde is komen te vervallen), een contactverbod met zijn dochter, een contactverbod met minderjarigen en een locatieverbod.
In het door Reclassering Nederland opgemaakte rapport over verdachte van 3 oktober 2022 staat dat verdachte goed heeft meegewerkt aan zijn schorsingstoezicht. Het forensisch behandelcontact bij FamilySupporters is gestart. Deze behandeling zal meer inzicht moeten geven in de risico- en beschermende factoren. Hoewel nog niet duidelijk is wat precies aan het delictgedrag ten grondslag heeft gelegen, zijn er aanwijzingen voor problemen op het gebied van seksualiteit, waaronder het inzetten van seks als coping mechanisme voor (negatieve) gevoelens en een behoefte tot het opzoeken van seksuele grenzen. Binnen het gezin van verdachte bestaat een dringende wens tot gezingshereniging.
Uit de brief 12 december 2022 van R. Bullens, klinisch psycholoog bij FamilySupporters, blijkt dat verdachte sinds 5 september 2022 wekelijks wordt behandeld. Verdachte stelt zich meewerkend en gemotiveerd op. Hij werkt hard aan de behandeldoelen. Verdachte is schuldbewust en wil zo lang als nodig meewerken aan de behandeling. De verwachting van psycholoog Bullens is dat de behandeling nog een jaar zal duren. Tot slot blijkt uit een ongedateerde brief van Reclassering Nederland dat wordt gewerkt aan herstel van het contact tussen verdachte en zijn dochter. Verdachte verblijft sinds zijn schorsing op een camping, waar zijn dochter en zijn partner hem bezoeken. Er wordt toegewerkt naar gezamenlijk overnachten, waarbij de afspraak is dat de moeder van [slachtoffer] ervoor zorgt dat verdachte nooit alleen is met zijn dochter.
De reclassering schat het risico op toekomstig seksueel en gewelddadig delictgedrag in als laag. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.
De op te leggen straf
Hoewel verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en zich bereid heeft getoond om aan zichzelf te werken, is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf met een groot onvoorwaardelijk deel passend is voor wat verdachte zijn dochter heeft aangedaan. Dat verdachte heeft verklaard dat een gevangenisstraf alleen maar negatieve gevolgen heeft voor zijn gezin, maakt dat niet anders. De rechtbank vindt, gelet op de strafdoelen die zien op vergelding en (speciale en algemene) preventie maar vooral de ernst van de feiten, het niet passend om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen.
Daarbij heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan de vordering van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt. Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Daarbij zullen aan verdachte de bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht het van belang dat verdachte ook na het uitzitten van zijn straf wordt begeleid.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is tijdens de zitting opnieuw geschorst tot de uitspraak in deze zaak. Nu de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een deel van de tenlastegelegde feiten, ziet zij geen ruimte om de voorlopige hechtenis opnieuw te schorsen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 tenlastegelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het onder feit 3 primair, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 3, primair:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
een poging tot het met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf
in minderinggebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij de reclassering
Verdachte meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt.
Behandelverplichting
Verdachte laat zich behandelen door FamilySupporters te Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Ook als de behandeling inhoudt dat er gesprekken met gezinsleden plaatsvinden.
Contactverbod [slachtoffer]
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] , zolang de reclassering
dit nodig vindt.
Locatieverbod
Verdachte bevindt zich niet in de straat van het slachtoffer, te weten [adres] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering
de opdrachtals bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor
deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire
beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in
artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Snijders Blok - Nijensteen, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling – van der Maarel en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2022.

Voetnoten

1.Hoge Raad 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094,
2.Zie bijvoorbeeld: J. de Hullu,