ECLI:NL:RBAMS:2023:2349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
21-5760 (verzet)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake herstelverzuimbrief

Op 29 november 2021 heeft opposante beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, welke uitspraak op 18 oktober 2021 is gedaan. De rechtbank heeft op 22 april 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet aangetekend. De zitting voor het verzet vond plaats op 20 februari 2023, waarbij opposante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar echtgenoot.

De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank stelt vast dat opposante in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld, wat niet in geschil is. De griffier heeft een aangetekende brief verzonden, maar opposante heeft aangevoerd dat zij de herstelverzuimbrief niet heeft ontvangen. De rechtbank moet onderzoeken of de brief op regelmatige wijze is aangeboden.

De rechtbank concludeert dat er voldoende twijfel is gerezen over de ontvangst van de herstelverzuimbrief. De bewijsstukken van PostNL tonen aan dat er geen handtekening van opposante of haar echtgenoot is, en de code op de bezorging komt niet overeen met hun identiteitsbewijzen. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het verzet gegrond is. De buiten-zittinguitspraak vervalt en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan. Er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/5760 Verzet

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2023 op het verzet van

[opposante] , uit Amsterdam, opposante

(gemachtigde: P. van den Besselaar).

Procesverloop

Opposante heeft op 29 november 2021 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam van 18 oktober 2021.
Bij uitspraak van 22 april 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen de uitspraak van de rechtbank verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde (haar echtgenoot).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht op de grond dat opposante kan worden verweten niet tijdig de gronden van het beroep te hebben ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank pas toe als het verzet gegrond is.
3. In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb, is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. In artikel 6:6 van de Awb is bepaald dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het verzuim niet tijdig wordt hersteld, mits de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid is gesteld om het verzuim te herstellen.
4. De rechtbank stelt vast dat opposante in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld. Dat is ook niet in geschil. De griffier heeft per aangetekend verzonden brief van
30 november 2021 (herstelverzuimbrief) gevraagd om binnen vier weken na dagtekening alsnog de gronden in te sturen. De laatste dag van deze termijn is
28 december 2021. In die herstelverzuimbrief is ook aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien opposante niet aan het verzoek tot indiening van de gronden voldoet en evenmin tijdig een verzoek om uitstel heeft gedaan. Opposante heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Opposante heeft de gronden bij brief van
29 januari 2022 na afloop van de gestelde termijn ingezonden. De rechtbank heeft de gronden van het beroep op 2 februari 2022 ontvangen. Opposante heeft niet om uitstel van het indienen van de gronden verzocht.
5. De rechtbank overweegt dat indien een partij niet reageert op een aan haar gericht en per aangetekende post verzonden stuk, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze op het adres van die partij is aangeboden. Als de rechtbank op grond van de bevindingen van dat onderzoek concludeert dat PostNL het stuk op het juiste adres heeft uitgereikt, rechtvaardigt dat het vermoeden dat het stuk op regelmatige wijze op dat adres is aangeboden. In een dergelijk geval kan de rechtbank het onderzoek sluiten en het ingestelde beroep met toepassing van artikel 8:54 Awb niet-ontvankelijk verklaren op de grond dat niet binnen een in dat stuk gestelde termijn is voldaan aan een vereiste voor het in behandeling nemen van het (hoger) beroep. [1]
6. Nu opposante in verzet aanvoert dat zij de herstelverzuimbrief niet heeft ontvangen, ligt het op haar weg om het hiervoor bedoeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe is voldoende dat zij feiten en omstandigheden aanvoert op grond waarvan de ontvangst of de aanbieding van het stuk, in weerwil van de ter beschikking staande gegevens van PostNL, redelijkerwijs kan worden betwijfeld. [2]
7. De rechtbank stelt vast dat op de uitdraai van de website van Post.NL (track & trace code [code 1] ) die in het dossier zit en waarop staat dat de herstelverzuimbrief bij opposante op [datum 1] om [tijdstip 1] uur op haar woonadres [adres] in Amsterdam) is bezorgd, geen handtekening van opposante of haar echtgenoot staat, maar de code C651. Volgens opposante ziet deze code op het laatste deel van het nummer van het identiteitsbewijs dat bij de bezorging zou zijn getoond. Deze code komt niet overeen met de laatste vier cijfers van de paspoorten en rijbewijzen van opposante of haar echtgenoot. Opposante vermoedt dat de code het laatste deel van het identiteitsbewijs van de postbezorger is. De gemachtigde heeft op de zitting toegelicht dat het woonadres een eigen brievenbus en voordeur heeft en dat er geen andere familieleden wonen die poststukken in ontvangst kunnen nemen. Verder heeft de gemachtigde – bij wijze van voorbeeld en ter onderbouwing van zijn stelling dat de postbezorging van aangetekende stukken op het adres van opposante niet volgens de regels verloopt – verklaard dat de aangetekend verzonden kennisgeving van deze zitting in de brievenbus is aangetroffen zonder dat opposante of de gemachtigde voor ontvangst heeft getekend. Op de uitdraai van Post.NL (track & trace code [code 2] ) staat vermeld dat het stuk op [datum 2] om [tijdstip 2] uur is bezorgd. De uitdraai is voorzien een voor opposante of de gemachtigde onbekende handtekening. De rechtbank vindt dat deze feiten en omstandigheden bij elkaar genomen maakt dat er voldoende twijfel is gerezen dat de herstelverzuimbrief van 30 november 2021 op regelmatige wijze is aangeboden en dat er niet van uit kan worden gegaan dat opposante de herstelverzuimbrief heeft ontvangen.
8. Gezien het voorgaande is het verzet gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Oosterhuis, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De behandeling van het beroep wordt voortgezet.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1774.
2.Zie uitspraak van de Hoge Raad van 7 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:705.