Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die op 15 september 2022 door de meervoudige kamer van deze rechtbank was vrijgesproken, heeft een verzoek ingediend voor schadevergoeding wegens immateriële schade en advocaatkosten. Het verzoekschrift is op 18 november 2022 ter griffie ontvangen. De rechtbank heeft op 22 maart 2023 het verzoek in openbare raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigde raadsvrouw van de verzoeker en de officier van justitie, mr. C.P. Staal, zijn gehoord. De verzoeker is niet verschenen, ondanks een goede oproep.
De verzoeker vraagt een vergoeding van € 520,- voor immateriële schade en € 11.120,36 voor advocaatkosten. De officier van justitie verzet zich tegen de vergoeding van een deel van de advocaatkosten, maar niet tegen de overige gevraagde vergoedingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is ingediend en dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 130,- per dag voor de vier dagen die de verzoeker in verzekering heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank de advocaatkosten beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van deze kosten, ondanks dat de zaak in de piketfase is behandeld. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 680,- voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek toe en kent een totale vergoeding van € 520,- toe aan de verzoeker, ten laste van de Staat.