Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 13/130609-22. De verzoeker, die op 15 september 2022 door de meervoudige kamer van deze rechtbank was vrijgesproken, diende op 18 november 2022 een verzoekschrift in op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek strekte tot vergoeding van immateriële schade en advocaatkosten, in totaal € 11.120,36. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsvrouw van de verzoeker en de officier van justitie, mr. C.P. Staal, in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet verschenen, maar het verzoek is tijdig ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die zij in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft de gebruikelijke vergoeding van € 130,- per dag toegekend voor vier dagen. Daarnaast heeft de rechtbank de advocaatkosten, die onderbouwd zijn met urenspecificaties en een declaratie, toegewezen. De officier van justitie verzet zich tegen een deel van de gevraagde vergoeding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker recht heeft op de volledige vergoeding van de advocaatkosten en de kosten van het verzoekschrift. De totale vergoeding die aan de verzoeker is toegekend bedraagt € 11.120,36, te betalen door de Staat.