ECLI:NL:RBAMS:2023:2519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
C/13/717893 / HA ZA 22-417
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis in civiele procedure over intellectueel eigendomsrecht met verzoek tot verbetering en aanvulling

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser] tegen [gedaagde], heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2023 een herstelvonnis uitgesproken naar aanleiding van een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis van 18 januari 2023. [Eiser] heeft verzocht om correctie van een kennelijke fout in het dictum van het eerdere vonnis, waarin de toewijzing van de vordering tot terugsturen van reproducties door [gedaagde] niet was opgenomen. Daarnaast verzocht [eiser] om aanvulling van het vonnis met betrekking tot de gevorderde dwangsom, omdat onduidelijk was of deze was toegewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, waardoor de vordering tot terugsturen van de reproducties alsnog is toegewezen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde dwangsom, die eerder niet expliciet was vermeld, ook moet worden toegewezen. De bezwaren van [gedaagde] tegen het herstelverzoek zijn door de rechtbank verworpen, omdat deze betrekking hadden op de inhoudelijke beoordeling van het eerdere vonnis, waar de rechtbank niet op terug kan komen.

De rechtbank heeft in het herstelvonnis de nodige aanpassingen gedaan aan de overwegingen en het dictum van het eerdere vonnis, en heeft bepaald dat deze wijzigingen op de minuut van het vonnis van 18 januari 2023 moeten worden vermeld. Het vonnis is openbaar uitgesproken door rechter C.M.E. de Koning, bijgestaan door griffier E.H. van Kolfschooten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/717893 / HA ZA 22-417
Herstelvonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Praag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
voormalig advocaat mr. M.G. Loos te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail van 25 januari 2023 is namens [eiser] aan de rechtbank verzocht om verbetering van het op 18 januari 2023 in deze zaak gewezen vonnis.
In deze e-mail staat dat er ten eerste sprake is van een kennelijke fout die zich voor verbetering leent (op grond van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) omdat de vordering tot het terugsturen van de reproducties die [gedaagde] nog in zijn bezit heeft, is toegewezen onder de beoordeling in rechtsoverweging 4.12, maar toewijzing van deze vordering niet terugkomt in het dictum.
Ten tweede staat in de brief dat er sprake is van een fout die zich leent voor aanvulling (op grond van artikel 32 Rv). Onder het geschil in rechtsoverweging 3.1 onder IX. staat namelijk dat [eiser] heeft gevorderd “ [gedaagde] te veroordelen om na betekening van het vonnis van uw rechtbank een dwangsom te betalen indien hij niet voldoet aan de bevelen hierboven gegeven onder II tot en met
IV(…)” en dat vervolgens in rechtsoverweging 4.14 van het vonnis is overwogen dat voor alle toegewezen verbodsbepalingen II, III, IV, V en VI de gevorderde dwangsom (vordering IX) zal worden toegewezen. [eiser] verzoekt de rechtbank om op dit punt het vonnis aan te vullen, omdat onduidelijk is of de gevorderde dwangsom kan worden toegewezen of dat de rechtbank heeft verzuimd om over deze nevenvordering te beslissen.
1.2.
[eiser] heeft de e-mail met dit verzoek aan de rechtbank ook gelijktijdig aan de advocaten mr. Loos en mr. Kashyap verzonden. Mr. Loos en mr. Kashyap zijn dus geïnformeerd omtrent het verzoek tot verbetering dan wel aanvulling van het vonnis van de rechtbank van 18 januari 2023. In reactie daarop heeft mr. Loos bij e-mail van 25 januari 2023 de rechtbank laten weten dat hij en mr. Kashyap [gedaagde] niet langer bij staan.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens op 26 januari 2023 het verzoek van mr. Kaam doorgestuurd aan mr. Loos en mr. Kashyap en hen verzocht of zij, ondanks dat zij [gedaagde] niet meer bij stonden, het verzoek wilden doorsturen naar [gedaagde] . Daarbij is aangegeven dat [gedaagde] zich over dit verzoek mocht uitlaten binnen één week. De rechtbank heeft op vrijdag 27 januari 2023 bericht van mr. Loos ontvangen dat hij het bericht had doorgestuurd naar [gedaagde] en dat [gedaagde] daarbij is geïnformeerd over de mogelijkheid tot reageren binnen de door de rechtbank geboden termijn.
1.4.
Op donderdag 2 februari 2023 heeft de rechtbank per e-mail de reactie van [gedaagde] ontvangen. Hij heeft bericht bezwaar te maken tegen inwilliging van het verzoek van [eiser] . Hij betoogt dat het verzoek tot herstel en aanvulling van het vonnis van 18 januari 2023 door mr. Van Kaam is geïnitieerd omdat [gedaagde] niet langer zou zijn bijgestaan door een advocaat. Hij maakt ook bezwaar tegen het verzwaren van de veroordeling met een dwangsom, omdat dit werkt als een wijze van financiële compensatie. Daarnaast heeft hij enkele andere inhoudelijke bezwaren tegen de beoordeling het vonnis van 18 januari 2023.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 18 januari 2023 sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Terugkomen op het vonnis, of nieuwe overwegingen daaraan toevoegen is niet toegestaan.
2.2.
Ten eerste zal de vordering tot het terugsturen van de reproducties die [gedaagde] nog in zijn bezit heeft ook worden toegewezen onder de beslissing. Hierbij is namelijk sprake van een kennelijke fout omdat in rechtsoverweging 4.12 van het vonnis van 18 januari 2023 is overwogen dat deze vordering wordt toegewezen en deze veroordeling komt per abuis niet in het dictum terug.
2.3.
Ten aanzien van het tweede punt overweegt de rechtbank dat in rechtsoverweging 3.1 onder IX. van het vonnis van 18 januari 2023 sprake is van een kennelijke verschrijving, [eiser] heeft gevorderd om [gedaagde] te veroordelen om na betekening van het vonnis van uw rechtbank een dwangsom te betalen indien hij niet voldoet aan de bevelen hierboven gegeven onder “II tot en met
VI” en in het vonnis staat per abuis “II tot en met IV”. Omdat de vordering voor het terugsturen van de reproducties die [gedaagde] nog in zijn bezit wordt toegewezen, zal de voor dit gebod gevorderde dwangsom ook worden toegewezen.
2.4.
De bezwaren van [gedaagde] maken niet dat het verzoek van [eiser] niet zal worden ingewilligd. Deze bezwaren zien met name op de inhoudelijke beoordeling van het vonnis en de daarin gegeven beslissingen, waar de rechtbank niet op terug kan en zal komen. Wat de dwangsommen betreft, die zullen alleen verbeurd worden als niet aan de verplichtingen uit het vonnis wordt voldaan. Zij dienen niet als aanvullende schadevergoeding. Op een verplichting tot betaling van een geldbedrag kan geen dwangsom worden opgelegd.
2.5.
De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat na overweging 5.5 van het op 18 januari 2023 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis, wordt aangevuld met
“5.6 gebiedt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit herstelvonnis de exemplaren die hij nog heeft op eigen kosten en deugdelijk verzekerd naar de advocaat van [eiser] te sturen,”
3.2.
bepaalt dat de overweging 5.8 van het op 18 januari 2023 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis, waar staat,
“5.8 veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis aan [eiser] een dwangsom te betalen van telkens € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de bevelen onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,”
wordt gewijzigd in:
“5.8 veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis aan [eiser] een dwangsom te betalen van telkens € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de bevelen onder 5.2, 5.3, 5.4, 5.5 en 5.6, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,”
3.3.
bepaalt dat de overwegingen 5.6 tot en met 5.12 van het op 18 januari 2023 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis, worden gewijzigd in die zin dat de nummering met één plaats verspringt,
3.4.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 8 februari 2023 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 18 januari 2023,
3.5.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 18 januari 2023 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: