ECLI:NL:RBAMS:2023:2543

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/13/729505 / FA RK 23-977
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in familierechtelijke geschil met betrekking tot alimentatie en woonlasten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een familierechtelijk geschil tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren en inmiddels gescheiden zijn. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.V. de Jong, verzocht de rechtbank om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, alsook in de kosten van haar levensonderhoud. De man, vertegenwoordigd door mr. W.J.G. Schröder, verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de vrouw niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat zij en de man nog steeds noodzakelijk samenwonen in de voormalig echtelijke woning.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De vrouw stelde dat zij financieel afhankelijk was van de man en dat zij geen eigen inkomen genereerde, terwijl de man aanvoerde dat de vrouw geen dringend belang had bij de gevraagde voorzieningen, gezien hun gezamenlijke woonsituatie. De rechtbank concludeerde dat de vrouw onvoldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek en dat zij de afloop van de bodemprocedure kon afwachten. Daarom verklaarde de rechtbank de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke geschillen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. K.E. Luijckx, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/729505 / FA RK 23-977 (LB/KL)
Beschikking van 16 maart 2023 betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te Amstelveen,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. S.V. de Jong te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te Amstelveen,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. W.J.G. Schröder te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 8 februari 2023;
  • het F9 formulier met producties van de vrouw,
  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 7 maart 2023;
  • het F9 formulier met productie van de vrouw.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 9 maart 2023.
Gehoord zijn:
  • de vrouw en haar advocaat,
  • de man en mr. N.S. van der Vliet, waarnemend advocaat voor mr. Schröder.
Op de mondelinge behandeling zijn door de vrouw pleitnotities overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te [plaats] , Rusland op [datum 1] .
2.2.
Partijen hebben tezamen het navolgende minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren te [plaats] op [geboortedag] 2017.
2.3.
Partijen zijn op [datum 2] 2023 in Rusland gescheiden. De echtscheiding is op [datum 3] 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand waardoor het huwelijk van partijen is ontbonden.
3. Het verzoek
3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking:
I. te bepalen dat de man bij vooruitbetaling met ingang van de datum van de beschikking voorlopige voorzieningen, dan wel een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum met een bedrag van € 594,- per maand, dan wel een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] ;
II. te bepalen dat de man bij vooruitbetaling met ingang van de datum van de beschikking voorlopige voorzieningen, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum met een bedrag van € 2.844,- bruto per maand, dan wel een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens
3.2.
De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Ingevolge artikel 223, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
4.2.
De rechtbank dient eerst te onderzoeken of bij de toewijzing van het verzoek een voldoende spoedeisend belang bestaat. Van een voldoende belang bij toewijzing van een dergelijk verzoek is sprake indien van de verzoekende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De rechtbank dient daarbij de belangen van alle betrokkenen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
4.3.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de vrouw gesteld dat zij belang heeft bij vaststelling in rechte van een bijdrage ten laste van de man ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Hoewel partijen de komende periode nog (noodgedwongen) bij elkaar in huis wonen, heeft de vrouw toch behoefte aan een financiële bijdrage voor [minderjarige] . Enerzijds omdat zij in de dagelijkse kosten voor [minderjarige] moet kunnen voorzien en anderzijds omdat de man weigert om noodzakelijke kosten van levensonderhoud voor [minderjarige] te dragen. De behoefte van [minderjarige] is volgens haar € 807,-. Ten aanzien van de partneralimentatie heeft de vrouw gesteld dat zij op dit moment geen inkomen genereert en dat, nu de IND op de hoogte is van de scheiding tussen partijen, ook niet zal mogen, althans zij mag niet in Nederland werken zonder geldige verblijfs- en of werkvergunning. De man voorziet slechts in de basisbehoeften, de vrouw heeft geen geld om kleding of schoenen te kopen of voor persoonlijke verzorging.
4.4.
De man heeft aangevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek omdat zij op dit moment nog een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren. De man draagt op dit moment alle kosten van partijen. Er is aan de zijde van de vrouw noch aan de zijde van de minderjarige behoefte waarin met een alimentatie moet worden voorzien. Dat de vrouw op dit moment geen eigen onafhankelijk financieel leven kan leiden zoals zij dat voor ogen heeft, doet daar niet aan af.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat partijen op dit moment noodzakelijk samenwonen in de voormalig echtelijke woning. Zij erkennen dat de uitspraak in de procedure omtrent de vervangende toestemming voor de vrouw om, al dan niet met [minderjarige] , naar Israël te verhuizen een onzekere factor is waarop vooralsnog gewacht moet worden, voordat bijvoorbeeld wordt gekeken naar andere woningen. De vrouw ziet zich daarnaast noch financieel, noch verblijfsrechtelijk in staat om al dan niet tijdelijk elders huisvesting te zoeken voor zichzelf en [minderjarige] . Partijen vinden over en weer dat de een de ander moet uitkopen uit de echtelijke woning. De vrouw heeft nu geen verzoeken tot toevertrouwing van [minderjarige] aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar ingediend. De achtergrond van het voorgenomen verhuisplan en de moeilijke woningmarkt in Amsterdam spelen daarbij een rol.
De feitelijke situatie is dat partijen officieel gescheiden zijn, maar wel in gezinsverband met elkaar samenwonen in de woning die aan hen beiden toebehoort, en waarbij de man de financiële, zij het slechts noodzakelijke, lasten voor het gezin voor zijn rekening neemt en zal blijven nemen zolang deze situatie voortduurt.
4.6.
De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen de vrouw heeft gesteld onvoldoende aanwijzingen oplevert om te concluderen dat zij een dringend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening en niet de bodemprocedure kan afwachten. De rechtbank zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Proceskosten
4.7.
Omdat deze procedure om een geschil tussen ex-echtelieden gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, zoals gebruikelijk is in familierechtelijke geschillen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.L.L. Briët, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. K.E. Luijckx, griffier, op 16 maart 2023 [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).