ECLI:NL:RBAMS:2023:2577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-020739
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van inbeslaggenomen geldbedrag en voertuig na beklag op grond van artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, die in de bloemenhandel werkt, had op 23 juli 2022 een geldbedrag van € 445,90 en een BMW 320d in beslag genomen gekregen. Het klaagschrift, gedateerd 14 september 2022, werd op 16 september 2022 ingediend. De rechtbank heeft de klager, diens raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord. Klager voerde aan dat het beslag niet gerechtvaardigd was, omdat het niet waarschijnlijk was dat er een verbeurdverklaring zou volgen in de andere strafzaken die tegen hem lopen. Hij benadrukte dat hij zijn auto nodig heeft voor zijn werk en dat de inbeslagname hem financieel schaadt.

Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave, stellende dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, gezien de lopende strafzaken en de mogelijkheid van een toekomstige geldboete. De rechtbank oordeelde echter dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het inbeslaggenomen geldbedrag en voertuig verbeurd zal verklaren. De rechtbank achtte het belang van klager, die zijn auto nodig heeft voor zijn werk, zwaarwegend.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het geldbedrag en de auto aan klager. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor het Openbaar Ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-193524-22
raadkamernummer : 22-020739
datum : 25 januari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager],

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van
mr. S.Ph.Chr. Wester, [adres],
hierna te noemen: klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 23 juli 2022 onder klager een geldbedrag en een auto in beslag zijn genomen.

Procedure

Het klaagschrift, gedateerd 14 september 2022, is op 16 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager, diens raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van € 445,90 (goednummer: 1391697), en
  • een voertuig, BMW 320d, kenteken [kenteken] (goednummer: 1391511).
Namens klager is aangevoerd dat er twee strafzaken zijn tegen klager. De zaak van vandaag ziet op twee feiten (het aanwezig hebben van een hoeveelheid henneptoppen en het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hennepstekken). De andere zaak ziet op een vermeende hennepkwekerij. Het beslag in de zaak van vandaag betreft klassiek beslag en dat kan de waarheid in de andere zaak niet dienen. De raadsman acht het hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter, later oordelend, een ontneming voor deze feiten zal opleggen. De redelijkheid en billijkheid dienen dan ook tot teruggave van het voertuig en het geldbedrag goederen te leiden.
Klager werkt in de bloemenhandel en hij heeft zijn auto daarvoor nodig. Hij doet veel rouwwerk en mist zijn auto. Op het moment maakt hij gebruik van een leenauto. Nu hij zijn werk niet goed kan verrichten, mist hij ook een groot deel van zijn omzet. Daarbij komt ook dat zijn vrouw de laatste jaren heel ziek is geweest. Alles bij elkaar maakt dat hij met moeite zijn hoofd boven water kan houden en de mogelijkheid bestaat dat hij failliet zal gaan.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan klager. Het belang van strafvordering verzet zich daartegen. De concept tenlastelegging bevat twee feiten, feit 1: het aanwezig hebben van henneptoppen, bladeren en gruis en feit 2: het vervoeren van 98 hennepstekken. De andere strafzaak tegen klager heeft te maken met een hennepkwekerij en in die zaak is sprake van een ontneming van een fors bedrag.
Er is in de onderhavige zaak geen conservatoir beslag gelegd, maar het valt niet geheel uit te sluiten dat er later een geldboete zal worden opgelegd.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen de twee jaren na inbeslagneming. Klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als er geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan klager-, wanneer een voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
De officier van justitie heeft erop gewezen dat er nog een andere zaak tegen klager loopt waar een ontnemingsvordering is genoemd van een fors bedrag. De rechtbank heeft geen informatie over die zaak en hoewel er eerder is gesproken over een mogelijk conservatoir beslag in de onderhavige zaak, heeft de rechtbank daarvan geen stukken gezien. In de onderhavige zaak zit een beslaglijst waar alleen het inbeslaggenomen geldbedrag op is vermeld. Onduidelijk is of het voertuig van klager er nog is en ook de waarde van dat voertuig is niet bekend.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat het inbeslaggenomen geldbedrag en het voertuigt aan klager toebehoren.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen geldbedrag en het voertuig het inbeslaggenomen verbeurd zal verklaren en zal daarom het beklag gegrond verklaren en teruggave aan klager gelasten. Daarbij speelt ook de lange termijn van inbeslagname en de onduidelijkheid over een zittingsdatum.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag gegrond en gelast de teruggave aan klager van
  • een geldbedrag van 445,90 (goednummer: 1391697), en
  • een voertuig, BMW 320d, kenteken [kenteken] (goednummer: 1391511).
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.