In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, die in de bloemenhandel werkt, had op 23 juli 2022 een geldbedrag van € 445,90 en een BMW 320d in beslag genomen gekregen. Het klaagschrift, gedateerd 14 september 2022, werd op 16 september 2022 ingediend. De rechtbank heeft de klager, diens raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord. Klager voerde aan dat het beslag niet gerechtvaardigd was, omdat het niet waarschijnlijk was dat er een verbeurdverklaring zou volgen in de andere strafzaken die tegen hem lopen. Hij benadrukte dat hij zijn auto nodig heeft voor zijn werk en dat de inbeslagname hem financieel schaadt.
Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave, stellende dat het belang van de strafvordering zich daartegen verzet, gezien de lopende strafzaken en de mogelijkheid van een toekomstige geldboete. De rechtbank oordeelde echter dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het inbeslaggenomen geldbedrag en voertuig verbeurd zal verklaren. De rechtbank achtte het belang van klager, die zijn auto nodig heeft voor zijn werk, zwaarwegend.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beklag gegrond en gelastte de teruggave van het geldbedrag en de auto aan klager. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor het Openbaar Ministerie.