ECLI:NL:RBAMS:2023:2578

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-021725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag ongegrond verklaard inzake inbeslagname bromfiets op grond van artikel 552a Sv

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, een jongvolwassene, een beklag indiende tegen de inbeslagname van zijn bromfiets, een Piaggio Vespa Sprint, die op 2 augustus 2022 in beslag was genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. A.M.G. Wolffs, voerde aan dat de inbeslagname deels het gevolg was van zijn gedrag en een eerdere waarschuwing van de politie. Hij stelde dat hij de bromfiets nodig had voor school en werk en dat hij zijn leven inmiddels op orde had. De raadsvrouw benadrukte de emotionele waarde van de bromfiets, die door zijn broer was betaald, en dat klager geen andere strafbare feiten meer had gepleegd.

Het Openbaar Ministerie verzette zich tegen de teruggave van de bromfiets, verwijzend naar eerdere overtredingen van klager, waaronder een geldboete voor te hard rijden op dezelfde scooter. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de bromfiets, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring van het voorwerp. De rechtbank concludeerde dat klager ontvankelijk was in zijn beklag, maar dat het beklag ongegrond werd verklaard, omdat het strafvorderlijk belang het voortduren van het beslag vorderde.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. M.A.E. Somsen, in aanwezigheid van griffier A. Gordon. Klager heeft de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
raadkamernummer : 22-021725
datum : 25 januari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager],

geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van zijn raadsvrouw
mr. A.M.G. Wolffs, [adres],
hierna te noemen: klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 2 augustus 2022 onder klager een bromfiets in beslag is genomen.

Procedure

Het klaagschrift gedateerd 9 september 2022, is op 28 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft klager, diens raadsvrouw en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een bromfiets, Piaggio Vespa Sprint, kenteken [kenteken] (goednummer; 6182907).
Namens klager is aangevoerd dat de inbeslagname van de bromfiets deels is ingegeven door het gedrag van klager en een eerdere waarschuwing die hij heeft gekregen van de politie.
Klager heeft die waarschuwing niet serieus genomen, maar inmiddels ziet hij het wel in. Het is al een tijd geleden dat de bromfiets in beslag is genomen en klager heeft de bromfiets nodig voor school en werk. Klager voelt het gemis van de bromfiets elke dag.
Hij heeft de ernst ingezien en heeft zijn leven op orde. Hij heeft ook geen andere strafbare feiten meer gepleegd. Klager is een jongvolwassene en is vorig jaar 18 jaar geworden. De raadsvrouw verzoekt daar rekening mee te houden.
Het betreft een dure scooter. De broer van klager heeft de scooter voor hem betaald, maar hij moet dat wel terugbetalen. De raadsvrouw weet niet wat precies de waarde is, maar weet uit ervaring dat de dagwaarde van deze scooters lang hetzelfde blijft en de verzekering daarvan hoog is.
Nu zes maanden na de inbeslagname is er nog geen beslissing over een zittingsdatum.
De raadsvrouw acht het hoogst onwaarschijnlijk dat een rechter, later oordelend de scooter zal verbeurdverklaren.
Klager heeft in raadkamer nog aangevoerd dat de scooter een emotionele waarde heeft omdat zijn broer die voor hem heeft voorgeschoten. Nu heeft hij geen scooter, maar hij moet zijn broer nog wel terugbetalen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen scooter aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet.
Klager heeft eerder een geldboete gehad voor het te hard rijden op deze scooter en hij is weer aangehouden voor hetzelfde feit. Nu klager binnen korte tijd twee keer is aangehouden op een opgevoerde scooter acht de officier van justitie het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de scooter later zal worden verbeurdverklaard.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen de twee jaren na inbeslagneming. Klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
Klager is een jongen die op de rechtbank op grond van de stukken overkomt als onverschillige jongen die doet waar hij zin in heeft. Hij neemt risico’s door veel te hard op een opgevoerde bromfiets te rijden. Hij is in korte tijd dan ook twee keer door de politie aangehouden.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich verzet tegen opheffing van het beslag.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.