In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. W.P.A. Vos, had een klaagschrift ingediend na de inbeslagname van een personenauto en andere goederen op 18 oktober 2022 in het strafvorderlijk onderzoek tegen een beslagene. De rechtbank heeft op 25 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij klaagster niet in raadkamer verscheen, maar haar raadsvrouw wel aanwezig was. De officier van justitie heeft zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt en verklaarde dat de personenauto aan klaagster was teruggegeven, maar dat het onderzoek naar de tablet, die ook in beslag was genomen, nog gaande was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beklag ontvankelijk is, omdat het binnen de gestelde termijn is ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of er een strafvorderlijk belang was om het beslag op de tablet voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de tablet, aangezien het onderzoek naar deze tablet nog niet was afgerond. Wat betreft de overige goederen, heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen kennisgeving van inbeslagname in het dossier aanwezig was, waardoor het beklag ten aanzien van deze goederen niet-ontvankelijk werd verklaard. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beklag ten aanzien van de tablet ongegrond verklaard en het beklag ten aanzien van de personenauto en de overige goederen niet-ontvankelijk verklaard.