ECLI:NL:RBAMS:2023:2582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-026924
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot gijzeling op grond van artikel 6:6:25 Sv na betaling openstaand bedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2023 een beslissing genomen in een vordering tot gijzeling op basis van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend door de officier van justitie, die verzocht om een machtiging tot gijzeling voor de duur van 32 dagen. De veroordeelde had eerder een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen, waarbij hij verplicht was om een bedrag van € 3.201,- aan de staat te betalen. Tot de datum van de vordering had hij € 1.720,- betaald, waardoor er nog een openstaand bedrag van € 1.481,- resteerde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks dat hij goed was opgeroepen, niet in raadkamer is verschenen. Zijn raadsman, mr. A.J.M. Mohrmann, had zich onttrokken en verzocht om de vordering af te wijzen, omdat het openstaande bedrag op 25 januari 2023 was voldaan. De rechtbank heeft de vordering behandeld en de officier van justitie gehoord. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde, onder druk van de dreigende gijzeling, het openstaande bedrag alsnog had overgemaakt aan het CJIB. Hierdoor was aan de betalingsverplichtingen voldaan.

De rechtbank heeft uiteindelijk de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat de veroordeelde zijn betalingsverplichtingen had nagekomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023 door rechter mr. M.A.E. Somsen, in tegenwoordigheid van griffier A. Gordon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
Parketnummer : 13/870326-10 (23-003409-11)
raadkamernummer : 22-026924
datum : 8 februari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op de vordering van de officier van justitie op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres]
hierna te noemen: veroordeelde.

Feiten

De politierechter heeft aan veroordeelde bij vonnis van 27 juni 2010 een ontnemings-maatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van € 3.201,-. In het vonnis werden aan veroordeelde nog geen dagen lijfsdwang / gijzeling opgelegd.
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 12 juni 2015 veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De ontnemingsmaatregel is op 17 juni 2015 onherroepelijk geworden.
Veroordeelde heeft tot 25 november 2022, zijnde de datum van indiening van de vordering tot machtiging gijzeling, een bedrag van € 1.720,- betaald. De openstaande vordering bedraagt € 1.481,-.

Procedure

De vordering is op 25 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 23 januari 2023 heeft de raadsman van veroordeelde, mr. A.J.M. Mohrmann, per e-mail laten weten dat hij zich onttrekt als raadsman van veroordeelde. De Raad voor Rechtsbijstand heeft hem geen toestemming gegeven om op toevoegingsbasis voor veroordeelde op te treden.
Op 25 januari 2023 heeft een medewerker van het Openbaar Ministerie per e-mail laten weten dat veroordeelde telefonisch om uitstel heeft gevraagd van de behandeling van de vordering in raadkamer. Hij heeft aangegeven wel te willen betalen, maar dat dit vanwege omstandigheden niet lukt. Hij is op de hoogte van de zitting van 25 januari 2023 (om 10:45 uur) en is van plan te komen om een toelichting te geven.
Op 25 januari 2023 om 11.32 uur heeft mr. A.J.M. Mohrmann per spoed e-mail, onder vermelding van bovenstaand rekestnummer, aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie laten weten dat het openstaande bedrag ‘van de zaak die vandaag op de rekestenzitting staat’ is overgemaakt aan het CJIB. Als bijlagen bij de e-mail zijn een drietal screenshots van overboekingen gevoegd, betreffende geldbedragen op 25 januari 2023 (respectievelijk om 11:01 uur, 11:03 uur en 11:21 uur, bedragen van respectievelijk € 500,-, € 500,- en € 481,-).
Mr. Mohrmann verzoekt om de vordering af te wijzen nu het volledige openstaande bedrag is voldaan.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 de vordering in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de officier van justitie in raadkamer gehoord.
Veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 32 dagen.

Standpunt van veroordeelde

De raadsman van veroordeelde heeft verzocht om de vordering af te wijzen, nu het openstaande bedrag op 25 januari 2023 alsnog is voldaan.
De officier van justitie heeft desgevraagd geen nader standpunt kenbaar gemaakt.

Beoordeling

De rechtbank stelt vast dat veroordeelde, die tot kort voor de zitting werd bijgestaan werd door een advocaat,
- gedurende langere periode onbereikbaar was,
- niet reageerde op berichten van het CJIB,
- tot driemaal toe een betalingsregeling aan het CJIB heeft gevraagd en gekregen, zonder
vervolgens aan de overeengekomen regeling te voldoen en
- geen informatie heeft gegeven dat en/of waarom hij niet aan de betalingsverplichting kon
voldoen.
Vorenstaande kan de conclusie rechtvaardigen dat bij veroordeelde kennelijk sprake was van betalings
onwil. Na de geplande behandeltijd op zitting -waar veroordeelde niet is verschenen- is echter gebleken dat alsnog een bedrag van € 1.481,- aan het CJIB is overgemaakt. Hoewel uit de betalingsbewijzen niet blijkt dat veroordeelde degene is die de bedragen heeft overgemaakt naar het CJIB en mr. Mohrmann zich als raadsman van veroordeelde heeft teruggetrokken, neemt de rechtbank op grond van de samenhang van de feiten aan dat het veroordeelde is geweest die, kennelijk onder de druk van een dreigende gijzeling, het openstaande bedrag alsnog naar het CJIB heeft overgemaakt.
Veroordeelde heeft daarmee aan zijn betalingsverplichtingen voldaan.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.