In deze zaak heeft de politierechter op 25 januari 2023 uitspraak gedaan op het bezwaar van de veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie over de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde, die in 2016 was veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, had deze taakstraf niet verricht, wat leidde tot de beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis op te leggen. De veroordeelde had echter geen kennisgeving ontvangen van deze omzetting, omdat hij in het buitenland woonde. De raadsvrouw van de veroordeelde voerde aan dat de betekening van de beslissing tot omzetting niet rechtsgeldig was en dat de veroordeelde niet in staat was geweest om zijn taakstraf te verrichten door omstandigheden buiten zijn schuld. De politierechter heeft de zaak behandeld en de verdediging gehoord, maar de veroordeelde zelf was niet verschenen. De politierechter heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet in Nederland woonachtig was en dat de taakstraf niet in het buitenland kon worden uitgevoerd. Gezien het tijdsverloop en de omstandigheden heeft de politierechter geoordeeld dat het niet aan de veroordeelde te wijten was dat de taakstraf niet was verricht. Daarom heeft de politierechter het bezwaar gegrond verklaard en het aantal te verrichten uren taakstraf op nul gesteld.