ECLI:NL:RBAMS:2023:2585
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand op grond van artikel 530 Sv
In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 8 februari 2023, is het verzoek van verzoeker om een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegewezen. Verzoeker, geboren in 1991, had een verzoek ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) na de beëindiging van zijn strafzaak, die op 28 januari 2022 onvoorwaardelijk was geseponeerd. Het verzoekschrift werd op 9 april 2022 ingediend, en na een schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie op 24 januari 2023, vond er een openbare zitting plaats op 25 januari 2023. Verzoeker was niet verschenen, maar zijn raadsman, mr. J.J. Mul, pleitte voor de toekenning van een vergoeding van € 3.810,44 voor de kosten van de raadsman en € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De rechtbank overwoog dat verzoeker als getuige was gehoord in verband met een moordzaak en dat hij op advies van zijn raadsman gebruik had gemaakt van zijn zwijgrecht toen hij als verdachte werd gehoord. De officier van justitie verzette zich tegen de toekenning van de vergoeding, verwijzend naar de getuigenverklaringen van verzoeker en de billijkheid van de kosten. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende gronden van billijkheid aanwezig waren om de kosten van rechtsbijstand toe te kennen, aangezien verzoeker niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gang van zaken in de strafzaak.
De rechtbank kende verzoeker een totale vergoeding toe van € 4.490,44, bestaande uit de kosten van de raadsman en de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Deze beslissing werd genomen door mr. M.A.E. Somsen, rechter, in aanwezigheid van griffier A. Gordon. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoeker, binnen respectievelijk veertien dagen en een maand na betekening.