ECLI:NL:RBAMS:2023:2586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-3340 en 22-3341
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan op verzoeken van een veroordeelde, die schadevergoeding vroeg op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was op 30 juni 2022 ingediend, en het Openbaar Ministerie had op 22 juli 2022 zijn standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft de gemachtigd raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord, waarbij verzoeker niet aanwezig was. Verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 130,- voor geleden schade en € 680,- voor de kosten van het verzoekschrift. De raadsman voerde aan dat de afwijzing van het verzoek in strijd was met de onschuldpresumptie en dat er geen gronden waren voor de aanhouding van verzoeker. Het Openbaar Ministerie verzet zich tegen de schadevergoeding, maar niet tegen de vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor de schadevergoeding ex artikel 533 Sv, maar kende wel de standaardvergoeding van € 680,- toe voor de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de officier van justitie als verzoeker.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-146285-22
RK: 22/3340 en 22/3341
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1985 in de [geboorteland] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. J.M. Keizer, [kantooradres] .
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 30 juni 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 22 juli 2022 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 de gemachtigd raadsman van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 130,- voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie –kort samengevat– het volgende aangevoerd. Afwijzing van het verzoek is in strijd met de onschuldpresumptie. Dat het Openbaar Ministerie de bij verzoeker aangetroffen flesjes niet heeft willen onderzoeken in verband met kosten kan hem niet worden tegengeworpen. Verzoeker is ten onrechte aangehouden op grond van een broodje aapverhaal over het zogenaamde ‘needlespiking’. De raadsman meent dat de verdenking geen stand had kunnen houden. Er was geen zaak en de raadsman heeft ook nooit een dossier ontvangen en het Openbaar Ministerie heeft ook de gronden voor het sepot nooit toegelicht. Het Openbaar Ministerie heeft besloten om verzoeker niet te vervolgen en daarom zijn er gronden van billijkheid om de verzochte schadevergoeding toe te kennen.
De raadsman meent dat indien het verzoek wordt afgewezen er wel gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft –met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie– verklaard zich te verzetten tegen het toekennen van de standaardschadevergoeding. In raadkamer heeft de officier van justitie nog aangevoerd dat er wel degelijk iets strafbaars aan de hand was, maar dat desondanks is besloten tot een beleidssepot. Er zijn geen gronden van billijkheid om de verzochte schadevergoeding toe te kennen.
De officier van justitie verzet zich niet tegen het toekennen van een vergoeding van € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.

De beoordeling

Verzoeker is op 28 mei 2022 aangehouden en dezelfde dag in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 14 juni 2022 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 14 juni 2022 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank is van oordeel dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Verzoeker is met meerdere naalden (spuiten) en een met vloeistof gevuld pipetflesje een dancing ingegaan. Het beeld dat daarmee bij ontdekking bij de beveiligers wordt opgeroepen komt voor risico van verzoeker. Er ontstond een verdenking tegen verzoeker en onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor een schadevergoeding.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
Wijst het verzochte af.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden [naam], onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [veroordeelde] .
Aldus gedaan op 25 januari 2023
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.