In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar van een veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift werd op 17 oktober 2022 ingediend en betreft de opname van het DNA-profiel van de veroordeelde in de DNA-databank. De veroordeelde, geboren in 2001, heeft een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen wegens overtreding van de Opiumwet. De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld en zowel de veroordeelde als zijn advocaat en de officier van justitie gehoord.
De raadsman van de veroordeelde voerde aan dat de veroordeelde nog in hoger beroep is en dat het vonnis nog niet onherroepelijk is. Daarnaast werd gesteld dat de veroordeelde niet op de hoogte was van de drugs die in zijn scooter waren aangetroffen. Het Openbaar Ministerie stelde echter dat het bezwaar ongegrond verklaard moest worden, omdat de uitzonderingen voor DNA-afname niet van toepassing zijn en recidive niet uitgesloten kan worden. De rechtbank oordeelde dat de wet vereist dat bij iedere veroordeelde celmateriaal wordt afgenomen, tenzij er sprake is van uitzonderingen die in de wet zijn beschreven.
De rechtbank concludeerde dat de aard van het misdrijf, namelijk de overtreding van de Opiumwet, geen uitzondering rechtvaardigt voor het achterwege laten van DNA-onderzoek. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, omdat het bevel tot DNA-afname voldeed aan de wettelijke eisen en er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de wet rechtvaardigden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.