Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[klager],
mr. R.F. Ronday, [kantooradres],
Procesgang
Inhoud van het klaagschrift
€ 38.900,-.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift, ingediend door klager, betreft de opheffing van een conservatoir beslag dat gelegd is op een bedrag van € 38.900,-. Klager, die wordt verdacht van ontucht met zijn pupillen, heeft aangevoerd dat het beslag hem ten onrechte in een kwaad daglicht stelt en dat er geen financiële noodzaak is voor het beslag, aangezien hij over voldoende vermogen beschikt om eventuele schadevergoedingen te voldoen. De raadsman van klager heeft betoogd dat de verdenking alleen al een zware impact op klager heeft gehad, waaronder een verbod op het geven van tennislessen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich verzet tegen de opheffing van het beslag, stellende dat het niet onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en vastgesteld dat er sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd. De rechtbank concludeert dat het beslag moet voortduren, gezien de ernst van de verdenking en de belangen van de benadeelde partijen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard, wat betekent dat het conservatoir beslag op het bedrag van € 38.900,- gehandhaafd blijft. De beslissing is openbaar uitgesproken op 8 februari 2023, en er staat beroep in cassatie open voor de beklager.