ECLI:NL:RBAMS:2023:2590

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-019473
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding na onterecht ondergane verzekering op grond van artikel 533 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan op een verzoek op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die op 4 mei 2021 was aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet, werd op 5 mei 2021 heengezonden. De officier van justitie besloot op 27 december 2021 om verzoeker niet verder te vervolgen, wat onherroepelijk werd. Het verzoekschrift tot schadevergoeding werd op 1 september 2022 ingediend. De rechtbank heeft het verzoek in openbare raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigde advocaat van verzoeker en de officier van justitie aanwezig waren. Verzoeker zelf was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, ondanks het standpunt van het Openbaar Ministerie dat verzoeker niet-ontvankelijk zou zijn omdat het verzoek te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was, omdat hij pas op de hoogte was geraakt van de sepotbeslissing na contact met zijn raadsman. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 260,-, ter compensatie van de dagen die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij de gebruikelijke vergoeding voor inverzekeringstelling toegepast, waarbij zowel de dag van aanhouding als de dag van heenzending als volledige dagen zijn geteld.

De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de schadevergoeding bevolen, te betalen door de Staat aan verzoeker. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie en de gewezen verdachte hoger beroep open binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-344780-21
raadkamernummer : 22-019473
datum : 25 januari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. T.W. Gijsberts,
[kantooradres],
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 4 mei 2021 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Verzoeker is op 5 mei 2021 heengezonden.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 27 december 2021 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 1 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van verzoeker en de officier van justitie op zitting gehoord.
De verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot vergoeding van de schade die verzoeker als gevolg van ondergane verzekering heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 260,-.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de ontvankelijkheid heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat verzoeker op de hoogte is geraakt van het sepot het verzoekschrift is ingediend.
Ten aanzien van de verrekening heeft de raadsman zich gerefereerd, maar daarbij opgemerkt dat dit enkel dient plaats te vinden als het gaat om een veroordeling.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij zijn verzoek te laat heeft ingediend. De zaak is geseponeerd op 27 december 2021 en het verzoekschrift is ingediend op 1 september 2022.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er verrekening conform artikel 534 lid 3 Sv. dient plaats te vinden.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
De ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de lezing van verzoeker dat de sepotbeslissing niet heeft ontvangen en hij pas op de hoogte is geraakt nadat zijn raadsman op 19 augustus 2022 telefonisch heeft geïnformeerd bij het Openbaar Ministerie naar de vervolgbeslissing.
Het verzoek
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor het verzochte.
De rechtbank gaat uit van de volgende data:
  • inverzekeringstelling: 4 mei 2021
  • datum heenzending: 5 mei 2021
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in voorarrest heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft twee dagen zijn vrijheid moeten missen.
De rechtbank zal de gebruikelijke vergoeding toekennen, te weten:
- € 130,- € 130,- voor elke dag door verzoeker in verzekering doorgebracht (totaal € 260,-).

Beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 260,- (tweehonderdzestig euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van € 260,- (zegge: tweehonderdzestig euro), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van [naam], onder vermelding van [verzoeker]/schade.
Aldus gedaan op 25 januari 2023
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.