ECLI:NL:RBAMS:2023:2591

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
RK 22-019476
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en verrekening in strafzaak op basis van artikel 530 en 534 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 januari 2023 een beschikking gegeven op een verzoek ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van verzoeker, die op 4 mei 2021 was aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. De officier van justitie heeft op 27 december 2021 besloten om verzoeker niet verder te vervolgen, wat onherroepelijk is geworden. Het verzoekschrift is op 1 september 2022 ingediend. De rechtbank heeft het verzoek in openbare raadkamer behandeld, waarbij de gemachtigde advocaat van verzoeker en de officier van justitie zijn gehoord. Verzoeker is niet verschenen.

Verzoeker heeft verzocht om een vergoeding van € 1.603,25 voor de kosten van de raadsman en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat hij pas op de hoogte was geraakt van de sepotbeslissing na een informatieverzoek van zijn raadsman op 19 augustus 2022.

De rechtbank heeft besloten dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand en heeft de gevraagde bedragen toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vergoedingen verrekend worden met een openstaande geldboete van € 420,38 die verzoeker aan de Staat verschuldigd is. Uiteindelijk zal verzoeker € 1.862,87 ontvangen, terwijl € 420,38 aan het CJIB zal worden overgemaakt. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.A.E. Somsen, rechter, in aanwezigheid van A. Gordon, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-344780-21
raadkamernummer : 22-019476
datum : 25 januari 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker],

geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. T.W. Gijsberts,
[kantooradres],
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 4 mei 2021 aangehouden en in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Verzoeker is op 5 mei 2021 heengezonden.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 27 december 2021 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 1 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 25 januari 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van verzoeker en de officier van justitie op zitting gehoord.
De verzoeker is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 1.603,25 voor de kosten van de raadsman en € 680,- voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Ten aanzien van de ontvankelijkheid heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat verzoeker op de hoogte is geraakt van het sepot het verzoekschrift is ingediend.
Ten aanzien van de verrekening heeft de raadsman zich gerefereerd, maar daarbij opgemerkt dat dit enkel dient plaats te vinden als het gaat om een veroordeling.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek omdat het verzoek te laat is ingediend. De zaak is geseponeerd op 27 december 2021 en het verzoekschrift is ingediend op 1 september 2022.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er verrekening conform artikel 534 lid 3 Sv. dient plaats te vinden.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.
De ontvankelijkheid
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de lezing van verzoeker dat hij de sepotbeslissing niet heeft ontvangen en hij pas op de hoogte is geraakt van dit sepot nadat zijn raadsman op
19 augustus 2022 heeft geïnformeerd naar de vervolgbeslissing bij het Openbaar Ministerie.
Het verzoek
Aan de gewezen verdachte kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijke schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd.
Een vergoeding voor deze kosten kan ook worden toegekend als de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
De toekenning van een schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank acht die gronden aanwezig voor het verzochte.
De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor kosten rechtsbijstand in totaal € 1.603,25.
De opgegeven kosten worden onderbouwd door de overgelegde urenspecificatie en declaratie. De gevraagde vergoeding zal dan ook worden toegekend.
De rechtbank zal het gebruikelijke bedrag van € 680,- toekennen voor de kosten van indiening en behandeling van dit verzoek en het verzoek ex artikel 533 Sv.
Ten aanzien van het verrekenen ex artikel 534 lid 3 Sv
Indien de rechter naar aanleiding van een verzoek ex artikel 533 en/of 530 Sv beslist tot het toekennen van (schade)vergoeding, wordt op grond van artikel 534 lid 3 Sv, het uit te keren bedrag verrekend met geldboeten en andere aan de Staat verschuldigde geldsommen, tot betaling waarvan de verzoeker bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest in een strafzaak is veroordeeld of tot betaling waartoe de verzoeker op grond van een jegens hem uitgevaardigde, onherroepelijk geworden strafbeschikking verplicht is indien die nog niet door hem zijn voldaan.
Uit gegevens van het CJIB blijkt dat verzoeker op grond van een jegens hem in de zaak met parketnummer 96/085832-22 een strafbeschikking/een geldboete is opgelegd (openstaand bedrag op 24 januari 2023) van € 420,38 (CJIB nr. [nummer]) en verplicht is in totaal nog € 420,38 aan de Staat te betalen.
De op grond van artikel 530 en/of 534 Sv aan verzoeker uit te keren (schade) vergoedingsbedragen zullen worden verrekend met het hierboven genoemde bedrag.

Beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 1.603,25
(eenduizend zeshonderdendrie euro en vijfentwintig eurocent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 680,- (zeshonderdtachtig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Ten aanzien van de verrekening ex artikel 534 lid 3 Sv:
De (schade)vergoedingsbedragen worden verrekend met het bedrag dat verzoeker de Staat nog moet betalen met dien verstande dat aan verzoeker € 1.862,87 (eenduizend achthonderdtweeënzestig euro en zevenentachtig eurocent) zal worden uitgekeerd en aan de Staat in de persoon van het CJIB € 420,38 (vierhonderdtwintig euro en achtendertig eurocent).
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E Somsen, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De rechter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van 1.862,87 (eenduizend achthonderdtweeënzestig euro en zevenentachtig eurocent), ten gunste van verzoeker, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer], ten name van [naam], onder vermelding van [verzoeker]/schade.
en
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 420,38 (vierhonderdtwintig euro en achtendertig eurocent) ten gunste van het CJIB door overmaking van voornoemd bedrag op [rekeningnummer] t.n.v. het CJIB
Tenaamstelling: Min. Van Justitie en Veiligheid [nummer]/CJIB KETENPARTNERS
Verkorte tenaamstelling: [nummer]/CJIB KETENPARTNERS,
onder vermelding van CJIB-nummer [nummer].
Aldus gedaan op 25 januari 2023
door mr. M.A.E. Somsen, rechter.