ECLI:NL:RBAMS:2023:265

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
AMS 22/6060
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing omgevingsvergunning Amsterdam Museum in verband met bescherming rijksmonument

Op 25 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de verbouwing van het Amsterdam Museum, gevestigd in het rijksmonumentaal Burgerweeshuis. De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de omgevingsvergunning is geschorst totdat op de beroepen is beslist. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de vergunninghouder, het Amsterdam Museum, tegen die van de verzoeksters, waaronder de Erfgoedvereniging en de Vereniging, die zich verzetten tegen de sloop van belangrijke delen van het monument. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de verzoeksters zwaarder wegen, omdat de uitvoering van de vergunning onomkeerbare schade aan het rijksmonument kan toebrengen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunninghouder niet voldoende heeft aangetoond dat onmiddellijke uitvoering van de vergunning noodzakelijk is en dat er alternatieven zijn die de monumentale waarde van het Burgerweeshuis kunnen beschermen. De rechtbank heeft bepaald dat de vergunninghouder geen werkzaamheden mag verrichten totdat de beroepsprocedures zijn afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/6060

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 januari 2023 in de zaak tussen

Erfgoedvereniging [verzoekster I] , te [plaats] , verzoekster I,

Vereniging [verzoekster II], verzoekster II,
gezamenlijk te noemen: verzoeksters
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. van Marle).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:

Het Project Management Bureau van de gemeente Amsterdam (vergunninghouder)

en

Stichting Amsterdam Museum, huurder en gebruiker van het Amsterdam Museum,

(gemachtigde: mr. J.C. Ellerman).

Procesverloop

1.1
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning.
1.2
Met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure heeft verweerder bij besluit van 7 november 2022 (het bestreden besluit) aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van de verbouwing van het Amsterdam Museum, dat is gevestigd in het rijksmonument aan de Kalverstraat 92 in Amsterdam, ook wel aangeduid als het voormalige Burgerweeshuis (hierna: het Burgerweeshuis).
1.3
Verzoeksters hebben ieder afzonderlijk tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en gezamenlijk een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
1.4
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Namens verzoekster I zijn verschenen, [naam 1] en [naam 2] . Namens verzoekster II zijn verschenen [naam 3] en [naam 4] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder zijn verschenen, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] . Stichting Amsterdam Museum heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] , [naam 12] en (via videoverbinding) [naam 13] . Verder zijn (onder meer) verschenen [naam 14] , [naam 15] (namens Monumenten & Archeologie), [naam 16] (van Stadsdeel Centrum) en [naam 17] (namens de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit).

Overwegingen

Wat ging er vooraf?
2.1
Het Burgerweeshuis is een historisch gebouwencomplex in het centrum van Amsterdam, dat sinds 1970 is aangewezen als rijksmonument. In de periode 1962 – 1975 is het complex verbouwd/gerestaureerd en bestemd tot museumgebouw naar het ontwerp van de architecten Van Kasteel & Schipper. Sindsdien is het Amsterdam Museum gevestigd in het Burgerweeshuis. Onderstaande afbeelding geeft weer hoe het Burgerweeshuis er momenteel (voor zover relevant) uitziet.
2.2
Op 18 december 2020 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van het Amsterdam Museum. Het bouwplan voorziet onder meer in het slopen van de Schuttersgalerij en het samenvoegen van de gebouwdelen A en E (zie afbeelding hieronder). De Schuttersgalerij ter plaatse van de Gedempte Begijnensloot vormt nu de scheiding tussen het Jongens- en Meisjeshuis en verbindt de stegenstructuur met de binnenplaatsen van het complex. Verder worden de gebouwdelen P-R en M-L vervangen.
Afbeelding: Tekening van het Burgerweeshuis uit 1975, (Archief Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), voor zover relevant komt de hier afgebeelde situatie overeen met de huidige toestand.
2.3.
Het bouwplan is beoordeeld door ambtenaren van de afdeling Ruimte & Duurzaamheid, team Centrum (R&D), door de afdeling Monumenten & Archeologie (M&A) en door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) (en de Subcommissie Integrale Ruimtelijke Kwaliteit (SIRK)) van de gemeente Amsterdam. De CRK beoordeelde het project aan de hand van de welstandsnota `De Schoonheid van Amsterdam 2016' (herziening december 2019) en het Beleidskader toetsing ingrepen en/of herstel van Monumenten 2016. Na een drietal negatieve adviezen, is de CRK uiteindelijk op 4 mei 2022, onder voorwaarden, akkoord gegaan met het bouwplan.
2.4.
Na eerdere negatieve adviezen, heeft ook de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op 2 juni 2022 positief geadviseerd. Aan dit advies zijn wel een aantal aanbevelingen en voorwaarden verbonden.
2.5.
Verweerder heeft de procedure gevolgd als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo [1] . Het ontwerpbesluit heeft met ingang van 20 juni 2022 tot en met 1 augustus 2022 ter inzage gelegen. Onder meer verzoeksters hebben een zienswijze ingediend.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft met het bestreden besluit een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
  • bouwen van een bouwwerk;
  • gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling;
  • slopen, verstoren, verplaatsen of hoe dan ook wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht; en
  • handelingen met schadelijke gevolgen voor beschermde soorten.
Ter motivering van het bestreden besluit, heeft verweerder verwezen naar de adviezen van de CRK en de RCE en naar de Ruimtelijke motivering Amsterdam Museum van 11 oktober 2022.
Standpunt verzoeksters
4. Verzoeksters voeren samengevat aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het voorliggende bouwplan – en dan met name de sloop van de Schuttersgalerij en de samenvoeging van de gebouwdelen A en E – houdt een grove aantasting in van de (herstelde) stedenbouwkundige en architectonische structuur van het Burgerweeshuis met losse gebouw(del)en, steegjes en binnenplaatsen die juist zo bijzonder is en redengevend voor de aanwijzing als rijksmonument. Daarnaast betekent het een fysieke aantasting van de monumentale 17e-eeuwse kappen van het Burgerweeshuis, van het daklandschap en van het stadsgezicht van dit deel van de historische binnenstad van Amsterdam. In de uiteindelijke positieve adviezen van de CRK en de RCE is volgens verzoeksters onvoldoende gemotiveerd waarom deze aantasting aanvaardbaar wordt geacht en waarom de bezwaren die R&D, M&A, de SIRK, de CRK en de RCE oorspronkelijk hadden tegen het bouwplan nu niet meer aan goedkeuring in de weg staan. Verzoeksters stellen zich daarbij op het standpunt dat de waardestelling die aan de advisering ten grondslag ligt, ten onrechte niet ingaat op de onderdelen die zijn toegevoegd bij de verbouwing in 1965-1972, zoals de Schuttersgalerij. Ook deze onderdelen hebben stedenbouwkundige en rijksmonumentale waarde, onder andere omdat daarmee de oude (middeleeuwse) structuur is hersteld. Door het ontbreken van een gedegen waardestelling van de vorige ingreep is de rijksmonumentale waarde van het museumconcept-Van Kasteel/Schippers – waaronder de Schuttersgalerij – niet onderkend en is dit bij voorbaat tot sloop veroordeeld met het argument dat het cultuurhistorisch gezien het minst waardevol is. In de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bouwhistorische verkenning ontbreekt ook een analyse van de karakteristiek van de relatieve beslotenheid (het naar binnen gekeerde karakter) van het complex. Verder voeren verzoeksters aan dat de adviezen die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen er ten onrechte vanuit gaan dat de huidige kappen geheel dateren van de vorige ingreep, terwijl deze grotendeels origineel zijn. Het Amsterdam Museum is een belangrijk rijksmonument met de dubbelbestemming cultuurhistorie. Dat betekent dat moet worden beoordeeld hoe de beoogde verbouwing zich verhoudt tot het gewenste ‘behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden’. Uit het bestreden besluit blijkt volgens verzoeksters op geen enkele manier dat verweerder zich hieraan heeft gehouden of om welke reden verweerder hiervan is afgeweken. Er is enkel naar het belang van het behoud van het Amsterdam Museum in het Burgerweeshuis gekeken, waarbij is aangenomen dat het daarvoor noodzakelijk is om grote expositiezalen te realiseren en dat dit alleen kan door de gebouwdelen A en E samen te voegen op de manier zoals voorzien in het bouwplan, terwijl er ook alternatieven zijn en het belang van het behoud van het monument voorop dient te staan. Verzoeksters hebben ter onderbouwing van hun standpunten onder meer verwezen naar de bouwhistorische verkenning door Wevers & Van Luipen van 22 december 2022.
Beoordeling voorzieningenrechter
5. De voorzieningenrechter maakt geen gebruik van de bevoegdheid om tevens uitspraak te doen in de bodemprocedures. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeksters de beroepsgronden nog nader wensen te onderbouwen en ook verweerder ter zitting heeft aangegeven nog nadere stukken te willen overleggen. Door meteen in de bodemprocedures uitspraak te doen, zou hun die mogelijkheid worden ontnomen.
6. De voorzieningenrechter zal zich in deze uitspraak dan ook beperken tot de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, dat is gericht op schorsing van het bestreden besluit totdat de beroepsprocedure en een eventueel hoger beroep is afgerond onder bepaling dat geen werkzaamheden mogen worden verricht op straffe van een dwangsom. Bij de beoordeling van dat verzoek gaat het om de vraag of de uitvoering van het bestreden besluit, oftewel de start van de vergunde werkzaamheden, voor verzoeksters een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het belang van verweerder en dat van vergunninghouder (en het Amsterdam Museum) bij onmiddellijke uitvoering daarvan.
6.1
Namens vergunninghouder is tijdens de zitting toegelicht dat zij in januari 2023 (althans zo snel mogelijk) wil starten met het uitvoeren van (destructief) onderzoek, diverse sloopwerkzaamheden, het saneren van asbest en het verwijderen van installaties. Desgevraagd heeft vergunninghouder verklaard dat deze sloopwerkzaamheden ook betrekking hebben op de onderdelen van het Burgerweeshuis waarop de beroepsgronden van verzoeksters zien, zoals de Schuttersgalerij. Volgens vergunninghouder is het niet mogelijk om vooralsnog alleen werkzaamheden uit te voeren die deze onderdelen van het Burgerweeshuis en/of de monumentale waarde daarvan niet aantasten.
6.2
Dit betekent dat als vergunninghouder start met de uitvoering van de vergunde werkzaamheden, een onomkeerbare situatie ontstaat. Een afwijzing van het verzoek om het bestreden besluit te schorsen (en daarmee de (sloop)werkzaamheden op te schorten) zou dan ook feitelijk betekenen dat het behandelen van de door verzoeksters ingestelde beroepen zinledig wordt. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat alle partijen in deze procedure en de betrokken adviescommissies het erover eens zijn dat de monumentale waarde van het Burgerweeshuis met het bouwplan ernstig wordt aangetast. Een belangrijk element in de (uiteindelijk) positieve adviezen van de CRK en de RCE lijkt te zijn dat deze commissies zijn overtuigd van de noodzaak van het realiseren van grote expositiezalen en aannemen dat met het realiseren van deze zalen op de nu voorziene plek, en de daarvoor vereiste sloop van de Schuttersgalerij en het samenvoegen van de gebouwdelen A en E, de minste monumentale waarde verloren gaat, terwijl dit niet zonder meer volgt uit de overgelegde stukken en de door verweerder, vergunninghouder en het Amsterdam Museum tijdens de zitting gegeven toelichting. Weliswaar mag verweerder de adviezen van de CRK en de RCE in beginsel volgen, maar gezien de gemotiveerde stellingen van verzoeksters, het door hen overgelegde tegenrapport en de mate waarin wordt ingegrepen in het monument, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeksters bij behandeling van hun beroepen voordat er onomkeerbare sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd zwaar weegt. Daartegenover staan de belangen van vergunninghouder.
6.3
Namens vergunninghouder is aangevoerd dat het gebouw leegstaat en dit maandelijks veel kosten met zich brengt. Daarbij is het gebouw technisch ‘op’ en dringend aan renovatie toe. Vanwege de leegstand en de slechte staat van zowel het pand als de installaties, zijn er diverse problemen, zoals kleine brandjes, en is te verwachten dat die zullen toenemen. Daarmee zullen ook de kosten oplopen naarmate de leegstand langer duurt. Bovendien heeft het Amsterdam Museum een belangrijke functie in de stad die zij nu niet, althans veel minder goed, kan vervullen. Zo wordt het museum normaal gesproken veel bezocht door schoolklassen.
6.4
De voorzieningenrechter is niet gebleken dat de technische staat van het Burgerweeshuis zodanig is dat onmiddellijk ingrijpen is vereist om te voorkomen dat het voortbestaan van het gebouw in gevaar komt. Verweerder en vergunninghouder hebben niet onderbouwd dat het niet mogelijk is om met tijdelijke maatregelen te voorkomen dat er grotere, onoverkomelijke, problemen ontstaan als de leegstand nog enige tijd langer duurt en het feit dat het Amsterdam Museum gedurende die tijd zijn functie niet volledig kan vervullen. Ook is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de kosten als gevolg van de leegstand zo hoog zijn of zullen oplopen, dat alleen daardoor al het voortbestaan van het Amsterdam Museum in gevaar komt. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in dat van vergunninghouder niet zou kunnen worden gevergd de behandeling van de beroepen van verzoeksters af te wachten. De voorzieningenrechter ziet de belangen van vergunninghouder (en het Amsterdam Museum) om op korte termijn uitvoering te kunnen geven aan de omgevingsvergunning, maar deze belangen wegen minder zwaar dan het belang van verzoeksters bij behandeling van hun beroepen op een moment dat zij daarmee nog daadwerkelijk kunnen voorkomen dat belangrijke delen van een rijksmonumentaal gebouwencomplex worden gesloopt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter mede in aanmerking dat vergunninghouder en verweerder veel tijd hebben genomen voor de voorbereiding van het bestreden besluit en het niet onverwacht is dat een dergelijke ingrijpende verbouwing van een rijksmonumentaal gebouwencomplex in het centrum van Amsterdam op weerstand stuit. Vergunninghouder had er dan ook rekening mee kunnen en moeten houden dat er beroepsprocedures zouden volgen en dat hij de behandeling daarvan zou moeten afwachten.
6.5
Met name om zoveel mogelijk te voorkomen dat de staat van het gebouwencomplex verder achteruit gaat, is bij de behandeling van de beroepen wel enige snelheid geboden. De rechtbank zal daarom op korte termijn een zittingsdatum voor de bodemzaken bepalen, waarbij het streven is dat deze begin april 2023 zal plaatsvinden. Zowel verzoeksters, als verweerder dienen er zorg voor te dragen dat zij hun nadere stukken tijdig voor die zitting indienen.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het bestreden besluit schorsen tot op de beroepen is beslist. Dat betekent al dat vergunninghouder tot dat moment geen uitvoering mag geven aan de omgevingsvergunning, zodat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om daarnaast nog te bepalen dat geen (vergunde) werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Ook voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding nu vergunninghouder, als onderdeel van de gemeente Amsterdam, mag worden geacht deze uitspraak te zullen naleven. Over een eventuele schorsing van het bestreden besluit in afwachting van de uitkomst van een eventueel hoger beroep, zal alsdan moeten worden geoordeeld.
8. De rechtbank zal in de uitspraak op de beroepen beoordelen of de kosten van de door verzoeksters ingeschakelde deskundige(n) voor vergoeding in aanmerking komen. Dat sprake is van andere proceskosten die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking zouden komen, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Verweerder dient wel het griffierecht aan verzoeksters terug te betalen, te weten € 365,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in die zin dat zij het bestreden besluit van 7 november 2022 schorst totdat op de beroepen is beslist;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan verzoeksters dient te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Speksnijder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Super, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.