ECLI:NL:RBAMS:2023:271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
13/247828-21.
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter

Op 26 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 39-jarige man veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, wegens seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een aangifte van de dochter, die verklaarde dat haar vader haar jarenlang had misbruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en ondersteund door andere getuigenissen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar zijn verklaringen waren inconsistent en niet geloofwaardig. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting en ontuchtige handelingen met zijn dochter in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf. De benadeelde partij, de dochter, heeft recht op schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank benadrukte de langdurige gevolgen van dergelijk misbruik voor slachtoffers en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.247828.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/247828-21.
Datum uitspraak: 26 januari 2023.
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na een wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1: verkrachting van zijn dochter [naam dochter] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020 in Nederland en/of Italië, terwijl zij toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt. Subsidiair is dit feit ten laste gelegde als poging tot verkrachting;
feit 2: het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter [naam dochter] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020 in Nederland en/of Italië.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat ten aanzien van feit 1 kan worden bewezen dat verdachte met zijn vingers en penis de vagina van [naam dochter] is binnengedrongen. [naam dochter] heeft namelijk verklaard dat ‘hij’ maar bleef douwen, dat het pijn deed en voelde alsof hij haar uit elkaar trok. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte tussen de schaamlippen moet zijn geweest. De verklaring van [naam dochter] wordt ondersteund door de verklaring van verdachte en door de verklaring van getuige [getuige] over de rode flamoes. De officier van justitie beoordeelt de verklaringen van [naam dochter] verder als betrouwbaar. Op basis van het dossier is er geen aanleiding om te veronderstellen dat zij het misbruik zou hebben verzonnen of erger zou hebben gemaakt dan het in werkelijkheid was. Uit het studioverhoor blijkt dat [naam dochter] gedetailleerd verteld over dat wat er is gebeurd, maar ook dat zij duidelijk onderscheid maakt tussen wat zij op filmpjes heeft gezien of op school heeft geleerd en wat haar vader bij haar heeft gedaan en waar haar geheugen haar in de steek laat.
De officier van justitie acht ook bewezen dat verdachte de in feit 2 genoemde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Verder kan voor beide feiten de gehele tenlastegelegde periode worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van verdachte als uitgangspunt moet worden genomen en niet de verklaring van [naam dochter] . Hij is degene die vanaf het begin consistent heeft verklaard en altijd zeer stellig heeft ontkend [naam dochter] te hebben gepenetreerd of onder de kleding te hebben betast. [naam dochter] , aan de andere kant, heeft met diverse personen gesproken voorafgaand aan haar studioverhoor. Dat dient te worden betrokken bij de weging en waardering van haar verklaring. Daarnaast dient behoedzaam te worden omgegaan met haar verklaring, omdat daarin passages voorkomen die doen twijfelen aan het waarheidsgehalte ervan.
Gelet op de verklaring van verdachte, kan het aanraken en/of betasten van de vagina en/of schaamstreek worden bewezen. Verdachte dient van feit 1 primair te worden vrijgesproken. Zelfs al zou worden uitgegaan van de verklaring van [naam dochter] , dan kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van penetratie. [naam dochter] heeft immers zelf verklaard dat verdachte dit wel zou hebben geprobeerd, maar dat dit niet is gelukt. Ook het binnendringen met de vinger kan op basis van de verklaring van [naam dochter] niet worden bewezen. [naam dochter] heeft namelijk verklaard dat verdachte met zijn vinger ‘aan haar doos’ zat en dat hij ‘er heel hard overheen wreef.’ Ook om die reden dient verdachte van feit 1 primair te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft verder bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met zijn dochter heeft gepleegd in de periode voorafgaand aan de hervatting van het contact (in de loop van) 2017/2018. De eerdere zaak van 2015 is geseponeerd. Dat oma [naam oma] heeft verklaard dat zij roodheid aan de vagina van [naam dochter] zag, is onvoldoende om als steunbewijs voor de eerdere beschuldiging te zien.
De ontuchtige handelingen waren al gestopt voor de vakantie in Italië, die plaatsvond van 19 juli 2020 tot en met 2 augustus 2020. Dit volgt uit de verklaringen van de moeder en de partner van verdachte. [naam dochter] verklaart hier wisselend over. Dit betekent dat de verweten gedragingen eerder zijn geëindigd dan de einddatum die in de tenlastelegging is opgenomen.
4.3.
De beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Voor een bewezenverklaring dient er dan ook sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan aangeefster. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Steunbewijs
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [naam dochter] . De rechtbank stelt in dit verband voorop dat verdachte heeft bekend dat hij ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd. Verdachte heeft op bepaalde punten overeenkomstig de verklaring van [naam dochter] verklaard, maar dit in een ander, voor hem gunstiger perspectief geplaatst. Zo heeft verdachte bekend dat hij [naam dochter] bij haar vagina heeft aangeraakt, maar dit was volgens hem over haar onderbroek heen. Ook heeft hij verklaard dat er ontuchtige handelingen met [naam dochter] hebben plaatsgevonden in de auto, maar dit was een streling over het been tijdens het rijden. Verdachte verklaart ook dat hij niet bij een parkeerplaats is gestopt.
De rechtbank constateert dat verdachte de context waarin de seksuele handelingen volgens [naam dochter] zouden hebben plaatsgevonden, bevestigt. Allereerst verklaren verdachte en [naam dochter] in de kern gelijkluidend over de plaats(en) waar het seksuele misbruik heeft plaatsgevonden, namelijk vooral in de (tweede) woning van verdachte. Daarnaast verklaren verdachte en [naam dochter] allebei dat de seksuele handelingen plaatsvonden wanneer zij alleen waren, vaak op de zondagen wanneer de huidige partner van verdachte ( [naam partner] ) van huis was met de (andere) kinderen. [naam partner] verklaart ook dat zij elke zondag een paar uurtjes weg was en dat [naam dochter] en verdachte dan alleen thuis waren. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen van [naam dochter] niet op zichzelf staan, maar zijn ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in de verklaring van de verdachte zelf.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam dochter]
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die [naam dochter] heeft afgelegd tijdens het studioverhoor bij de politie. [naam dochter] heeft consistent en consequent verklaard over de aard van seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Haar verklaring is bovendien op belangrijke onderdelen zeer gedetailleerd en beeldend. Zo beschrijft zij onder andere gedetailleerd en beeldend hoe verdachte probeerde zijn penis in haar vagina te brengen: “
nou gewoon omdat het gewoon letterlijk er niet in paste. Je kan letterlijk ook gewoon een andere sleutel kan je toch ook niet in dit slot krijgen.
Nou, hij bleef maar douwen en dat doet gewoon op een gegeven moment pijn. Nou, dat doet gewoon pijn.” “Hij trok het een soort van met z’n piemel uit elkaar. Hij probeerde er in te komen, maar me, het was te klein, dus ik eh het deed pijn als toch ging proberen, in proberen te komen.”
Ook beschrijft [naam dochter] duidelijk hoe verdachte zijn vinger in haar vagina zou hebben gebracht:
“Kwam niet ver. Het kwam niet ver. Nee, want z’n vinger was te groot.”Op momenten dat verdachte aan haar zat verklaart [naam dochter] :
“Ja, kreunen. Vond ik altijd een beetje raar. Het leek net alsof ie een halve bevalling achter de rug had.”
Daarnaast heeft [naam dochter] tijdens het studioverhoor steeds aangegeven wanneer zij iets niet meer zeker wist. Zo verklaarde ze dat ze zich geen dingen meer kon herinneren van toen ze 5 jaar oud was. Verder gaf [naam dochter] tijdens het verhoor duidelijk aan wanneer ze iets van iemand anders had gehoord. Zo verklaarde ze dat haar oma haar had verteld dat haar vagina rood was toen ze 5 jaar was.
Tenslotte is de rechtbank geen reden gebleken waarom [naam dochter] het misbruik zou verzinnen. [naam dochter] heeft ook verklaard dat ze leuke dingen met papa deed en de moeder van verdachte heeft verklaard dat [naam dochter] idolaat van haar vader was. Concluderend vindt de rechtbank de verklaring van [naam dochter] betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Geloofwaardigheid van de (verdere) verklaringen verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn vinger of penis in de vagina van [naam dochter] heeft gebracht of dat geprobeerd heeft. Ook heeft hij ontkend dat hij zijn penis door [naam dochter] heeft laten vastpakken of zijn penis tegen haar vagina heeft geduwd. De rechtbank gaat echter uit van de door [naam dochter] geschetste handelingen, ook ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen die de verdachte heeft ontkend. De rechtbank vindt namelijk dat de verklaringen van verdachte daarover niet geloofwaardig zijn. Verdachte heeft – in tegenstelling tot de gedetailleerde en beeldende verklaringen van [naam dochter] – vaag en oppervlakkig verklaard. Ook op de zitting bleef hij vaag en oppervlakkig in de antwoorden die hij gaf. Hij gaf bij herhaling slechts aan haar aangeraakt te hebben en verklaarde niet, althans onvoldoende, gedetailleerd over de seksuele handelingen, ook daar waar het de handelingen betrof die hij wel erkende. Hij had er naar eigen zeggen, ook op (belangrijke) punten ‘geen actieve herinneringen’ aan. Bovendien is verdachte niet consistent in zijn verklaringen. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat het absoluut niet waar is dat er iets in de auto is gebeurd, terwijl hij later heeft verklaard dat er daarin toch wel iets is gebeurd (terwijl hij aan het rijden was). Ook [naam partner] heeft verklaard dat verdachte haar had verteld dat er iets in de auto is gebeurd. Ook heeft verdachte op zitting enerzijds verklaard dat hij de grenzen steeds (verder) is gaan verleggen, maar zegt hij anderzijds dat hij altijd alleen maar over de vagina en het lichaam van [naam dochter] is blijven strelen. Het bovenstaande in samenhang bezien doet volgens de rechtbank af aan de geloofwaardigheid van voornoemde verklaringen van verdachte.
Seksueel binnendringen van het lichaam
Vervolgens rijst de vraag of de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting kan worden bewezen. Voor een bewezenverklaring van verkrachting is vereist dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam. Hiervoor geldt een ruime benadering en is niet nodig dat er sprake is geweest van volledige penetratie. De rechtbank overweegt dat [naam dochter] uitgebreid heeft verklaard dat verdachte met zijn penis en zijn vingers in haar vagina probeerde te gaan en dat dit pijn deed. Uit haar verklaring dat zij hierdoor pijn had, leidt de rechtbank af dat verdachte met zijn penis en zijn vingers tussen haar schaamlippen moet zijn geweest. De rechtbank acht daarom de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting bewezen.
De ontuchtige handelingen
Verdachte en [naam dochter] verklaren allebei dat verdachte over de jaren heen meermaals de vagina, billen en het lichaam van [naam dochter] heeft gestreeld. Daarmee bekent verdachte ontucht te hebben gepleegd met zijn minderjarige dochter. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd zoals onder feit 2 is ten laste gelegd.
Pleegperiode
Uit de verklaringen van de moeder van [naam dochter] en oma [getuige] , blijkt dat [naam dochter] toen zij 5 jaar was tijdens een autoritje spontaan vertelde dat haar vader haar wel eens tussen haar benen kriebelde. Verdachte heeft dit stellig ontkend. Gelet op zijn verklaring dat het klopt dat de ontucht vanaf 2017 plaatsvond – in combinatie met de verklaringen van de moeder en oma van [naam dochter] – gaat de rechtbank ervan uit dat het niet anders kan dan dat verdachte ook in 2015 ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd.
Voor wat betreft de einddatum van de periode waarin de ontucht heeft plaatsgevonden gaat de rechtbank uit van de verklaring van [naam dochter] dat ook in Italië in augustus 2020 nog ontucht plaats vond. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt aan haar verklaring te twijfelen en hanteert daarom 15 augustus 2020 als einddatum.
Voor wat betreft de onder feit 1 tenlastegelegde verkrachting hanteert de rechtbank de datum 1 maart 2017 als begin van de pleegperiode, gelet op de verklaring van de vriendin van verdachte waaruit blijkt dat [naam dochter] vanaf het voorjaar van 2017 weer bij haar en verdachte kwam logeren. Als einddatum van de pleegperiode gaat de rechtbank uit van eveneens 15 augustus 2020.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [naam dochter] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 15 augustus 2020 (feit 1 primair) en aan ontucht met [naam dochter] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020 (feit 2).

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 15 augustus 2020 te Amsterdam met [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte meermalen zijn vinger(s) en zijn penis tussen de schaamlippen van die [naam dochter] gebracht;
feit 2:
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020 te Amsterdam en in Italië ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, zijn dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] , immers heeft hij meermalen
- de vagina en de billen van die [naam dochter] betast en
- de broek en de onderbroek van die [naam dochter] uitgetrokken en
- zijn penis door die [naam dochter] laten vastpakken en
- zijn penis tegen de vagina van die [naam dochter] geduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw
De officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van voorarrest en dat aan hem een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM-maatregel) wordt opgelegd.
De raadsvrouw
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een lagere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist, gelet op haar standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring. Verder heeft zij de rechtbank verzocht om er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat de ontuchtige handelingen niet hebben plaatsgevonden in de frequentie die door [naam dochter] is beschreven.
8.2.
De beoordeling door de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter [naam dochter] , waarbij ook sprake is geweest van seksueel binnendringen van haar lichaam. Het misbruik begon op jonge leeftijd (toen [naam dochter] nog maar vijf jaar oud was) en heeft over een periode van vijf jaar plaatsgevonden (totdat zij tien jaar oud was). Verdachte heeft, door zo te handelen, misbruik gemaakt van de afhankelijke positie van zijn jonge dochter en het vertrouwen dat zij in hem stelde.
Verdachte zei daarnaast tegen [naam dochter] dat zij haar moeder en oma niet mocht vertellen over het misbruik, omdat het hun geheimpje was en zij anders boos zouden worden. Dat verdachte hiermee enkel voor zijn eigen gewin heeft gestimuleerd dat [naam dochter] jarenlang het seksuele misbruik geheim heeft gehouden en hij een jong kind hiermee heeft belast, rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Met zijn handelingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [naam dochter] , terwijl hij juist als vader een veilige haven voor haar had moeten zijn. Des te meer nu haar leven voor het overige al niet vrij was van emotionele belasting. Haar ouders waren uit elkaar, stonden niet op vriendschappelijke voet met elkaar en [naam dochter] woonde evenmin bij één van hen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat [naam dochter] op dit moment 95 therapiesessies heeft gehad en nog steeds onder behandeling is. De rechtbank vindt het heel dapper en sterk van [naam dochter] dat zij - terwijl zij pas 12 jaar oud is – zelf haar slachtofferverklaring op de zitting heeft voorgedragen. Daarin heeft zij heel goed verwoord wat het misbruik en de (proces)houding van haar vader met haar doet.
De rechtbank vindt het schokkend dat nadat de zaak in 2015 is geseponeerd, verdachte als gewaarschuwd man is doorgegaan met het misbruiken van zijn dochter. Bovendien heeft verdachte ook nog eens steeds meer grenzen overschreden. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
De rechtbank heeft niet alleen gekeken naar de ernst van het feit, maar ook naar de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft meegewerkt aan een psychologisch onderzoek. Uit het rapport van 3 januari 2022 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het cannabisgebruik. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een posttraumatische stressstoornis of een seksuele stoornis. Verdachte heeft verklaard dat bij hem sprake is van psychosociale problematiek en dat hij lang last heeft gehad van trauma’s uit zijn jeugd. Het cannabisgebruik diende als coping strategie om zijn emoties te onderdrukken, waarbij hij af en toe uitbarstte in seksuele handelingen of agressie. Verdachte heeft zich vrijwillig aangemeld bij Trubendorffer, een instelling die gespecialiseerd is in het behandelen van verslaving. De behandeling is gestart in november 2021 en is inmiddels afgerond. Daarnaast heeft verdachte een behandeling bij Family Supporters gevolgd. Uit het reclasseringsadvies van 6 januari 2023 blijkt dat in deze behandeling het maximum haalbare is bereikt. De reclassering ziet daarom geen aanknopingspunten voor reclasseringsinterventies. Dit advies is op de zitting nader toegelicht en bevestigd door mevrouw de Lange, reclasseringswerker.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor verkrachting betreft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Voor ontucht zijn geen oriëntatiepunten geformuleerd.
Als strafverzwarend wordt meegewogen dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd jegens zijn eigen, minderjarige, dochter en gedurende een lange periode.
De ernst van de bewezen feiten rechtvaardigen op zich een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een straf zoals geëist door de officier van justitie acht de rechtbank niet passend gelet op ook de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft momenteel een stabiele relatie, een zoontje en een stabiele baan. Deze baan kan hij bij lange afwezigheid verliezen.
De rechtbank wil enerzijds recht doen aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten en anderzijds ook rekening houden met al hetgeen verdachte al heeft ondernomen om inzicht te krijgen in de oorzaak en de gevolgen van zijn handelen en daarbij ook zijn cannabisverslaving heeft aangepakt. De rechtbank vind het daarnaast ook belangrijk dat verdachte als stok achter de deur een -fors- voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd.
Alles overwegende, acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, passend en geboden.
De rechtbank ziet – mede gelet op de informatie van reclassering zoals hierboven is weergegeven – geen aanleiding om een GVM-maatregel op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist.
Verder overweegt de rechtbank dat de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van 26 oktober 2021 is geschorst. Verdachte heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De rechtbank ziet – anders dan de ernst van de bewezenverklaarde feiten – geen redenen om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Dit betekent dat de schorsing van de voorlopige hechtenis blijft doorlopen en dat verdachte gedurende de periode dat de uitspraak nog niet onherroepelijk is, zich aan de schorsingsvoorwaarden moet blijven houden.

9.De vordering van de benadeelde partij

De vordering
De benadeelde partij [naam dochter] vordert € 655,50 aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde materiële schade. Wel heeft zij verzocht om de immateriële schade te matigen, gelet op haar standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde materiële schade is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verder staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien een ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit is gepleegd.
De vordering is door de raadsvrouw betwist. Gelet op de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 5.000,- passend en redelijk is. De rechtbank wijst dit bedrag daarom toe.
Concluderend wijst de rechtbank een bedrag toe van € 655,50 (zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [naam dochter] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 en feit 2 is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 5.655,50 (vijfduizend zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een
gedeelte groot 12 (twaalf) maanden van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd wordt, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam dochter] toe tot een bedrag van € 655,50 (zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam dochter] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam dochter] aan de Staat € 5.655,50 (vijfduizend zeshonderdvijfenvijftig euro en vijftig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 63 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2023.