4.3.De beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbank niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Voor een bewezenverklaring dient er dan ook sprake te zijn van steunbewijs, afkomstig van een andere bron dan aangeefster. In zedenzaken kan een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs opleveren.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de verkrachting of ontucht als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het voldoende is dat de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er voldoende steunbewijs is voor de verklaring van [naam dochter] . De rechtbank stelt in dit verband voorop dat verdachte heeft bekend dat hij ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd. Verdachte heeft op bepaalde punten overeenkomstig de verklaring van [naam dochter] verklaard, maar dit in een ander, voor hem gunstiger perspectief geplaatst. Zo heeft verdachte bekend dat hij [naam dochter] bij haar vagina heeft aangeraakt, maar dit was volgens hem over haar onderbroek heen. Ook heeft hij verklaard dat er ontuchtige handelingen met [naam dochter] hebben plaatsgevonden in de auto, maar dit was een streling over het been tijdens het rijden. Verdachte verklaart ook dat hij niet bij een parkeerplaats is gestopt.
De rechtbank constateert dat verdachte de context waarin de seksuele handelingen volgens [naam dochter] zouden hebben plaatsgevonden, bevestigt. Allereerst verklaren verdachte en [naam dochter] in de kern gelijkluidend over de plaats(en) waar het seksuele misbruik heeft plaatsgevonden, namelijk vooral in de (tweede) woning van verdachte. Daarnaast verklaren verdachte en [naam dochter] allebei dat de seksuele handelingen plaatsvonden wanneer zij alleen waren, vaak op de zondagen wanneer de huidige partner van verdachte ( [naam partner] ) van huis was met de (andere) kinderen. [naam partner] verklaart ook dat zij elke zondag een paar uurtjes weg was en dat [naam dochter] en verdachte dan alleen thuis waren. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de verklaringen van [naam dochter] niet op zichzelf staan, maar zijn ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in de verklaring van de verdachte zelf.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam dochter]
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die [naam dochter] heeft afgelegd tijdens het studioverhoor bij de politie. [naam dochter] heeft consistent en consequent verklaard over de aard van seksuele handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Haar verklaring is bovendien op belangrijke onderdelen zeer gedetailleerd en beeldend. Zo beschrijft zij onder andere gedetailleerd en beeldend hoe verdachte probeerde zijn penis in haar vagina te brengen: “
nou gewoon omdat het gewoon letterlijk er niet in paste. Je kan letterlijk ook gewoon een andere sleutel kan je toch ook niet in dit slot krijgen.“
Nou, hij bleef maar douwen en dat doet gewoon op een gegeven moment pijn. Nou, dat doet gewoon pijn.” “Hij trok het een soort van met z’n piemel uit elkaar. Hij probeerde er in te komen, maar me, het was te klein, dus ik eh het deed pijn als toch ging proberen, in proberen te komen.”
Ook beschrijft [naam dochter] duidelijk hoe verdachte zijn vinger in haar vagina zou hebben gebracht:
“Kwam niet ver. Het kwam niet ver. Nee, want z’n vinger was te groot.”Op momenten dat verdachte aan haar zat verklaart [naam dochter] :
“Ja, kreunen. Vond ik altijd een beetje raar. Het leek net alsof ie een halve bevalling achter de rug had.”
Daarnaast heeft [naam dochter] tijdens het studioverhoor steeds aangegeven wanneer zij iets niet meer zeker wist. Zo verklaarde ze dat ze zich geen dingen meer kon herinneren van toen ze 5 jaar oud was. Verder gaf [naam dochter] tijdens het verhoor duidelijk aan wanneer ze iets van iemand anders had gehoord. Zo verklaarde ze dat haar oma haar had verteld dat haar vagina rood was toen ze 5 jaar was.
Tenslotte is de rechtbank geen reden gebleken waarom [naam dochter] het misbruik zou verzinnen. [naam dochter] heeft ook verklaard dat ze leuke dingen met papa deed en de moeder van verdachte heeft verklaard dat [naam dochter] idolaat van haar vader was. Concluderend vindt de rechtbank de verklaring van [naam dochter] betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Geloofwaardigheid van de (verdere) verklaringen verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn vinger of penis in de vagina van [naam dochter] heeft gebracht of dat geprobeerd heeft. Ook heeft hij ontkend dat hij zijn penis door [naam dochter] heeft laten vastpakken of zijn penis tegen haar vagina heeft geduwd. De rechtbank gaat echter uit van de door [naam dochter] geschetste handelingen, ook ten aanzien van de ten laste gelegde gedragingen die de verdachte heeft ontkend. De rechtbank vindt namelijk dat de verklaringen van verdachte daarover niet geloofwaardig zijn. Verdachte heeft – in tegenstelling tot de gedetailleerde en beeldende verklaringen van [naam dochter] – vaag en oppervlakkig verklaard. Ook op de zitting bleef hij vaag en oppervlakkig in de antwoorden die hij gaf. Hij gaf bij herhaling slechts aan haar aangeraakt te hebben en verklaarde niet, althans onvoldoende, gedetailleerd over de seksuele handelingen, ook daar waar het de handelingen betrof die hij wel erkende. Hij had er naar eigen zeggen, ook op (belangrijke) punten ‘geen actieve herinneringen’ aan. Bovendien is verdachte niet consistent in zijn verklaringen. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat het absoluut niet waar is dat er iets in de auto is gebeurd, terwijl hij later heeft verklaard dat er daarin toch wel iets is gebeurd (terwijl hij aan het rijden was). Ook [naam partner] heeft verklaard dat verdachte haar had verteld dat er iets in de auto is gebeurd. Ook heeft verdachte op zitting enerzijds verklaard dat hij de grenzen steeds (verder) is gaan verleggen, maar zegt hij anderzijds dat hij altijd alleen maar over de vagina en het lichaam van [naam dochter] is blijven strelen. Het bovenstaande in samenhang bezien doet volgens de rechtbank af aan de geloofwaardigheid van voornoemde verklaringen van verdachte.
Seksueel binnendringen van het lichaam
Vervolgens rijst de vraag of de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting kan worden bewezen. Voor een bewezenverklaring van verkrachting is vereist dat sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam. Hiervoor geldt een ruime benadering en is niet nodig dat er sprake is geweest van volledige penetratie. De rechtbank overweegt dat [naam dochter] uitgebreid heeft verklaard dat verdachte met zijn penis en zijn vingers in haar vagina probeerde te gaan en dat dit pijn deed. Uit haar verklaring dat zij hierdoor pijn had, leidt de rechtbank af dat verdachte met zijn penis en zijn vingers tussen haar schaamlippen moet zijn geweest. De rechtbank acht daarom de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting bewezen.
De ontuchtige handelingen
Verdachte en [naam dochter] verklaren allebei dat verdachte over de jaren heen meermaals de vagina, billen en het lichaam van [naam dochter] heeft gestreeld. Daarmee bekent verdachte ontucht te hebben gepleegd met zijn minderjarige dochter. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd zoals onder feit 2 is ten laste gelegd.
Uit de verklaringen van de moeder van [naam dochter] en oma [getuige] , blijkt dat [naam dochter] toen zij 5 jaar was tijdens een autoritje spontaan vertelde dat haar vader haar wel eens tussen haar benen kriebelde. Verdachte heeft dit stellig ontkend. Gelet op zijn verklaring dat het klopt dat de ontucht vanaf 2017 plaatsvond – in combinatie met de verklaringen van de moeder en oma van [naam dochter] – gaat de rechtbank ervan uit dat het niet anders kan dan dat verdachte ook in 2015 ontuchtige handelingen met [naam dochter] heeft gepleegd.
Voor wat betreft de einddatum van de periode waarin de ontucht heeft plaatsgevonden gaat de rechtbank uit van de verklaring van [naam dochter] dat ook in Italië in augustus 2020 nog ontucht plaats vond. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt aan haar verklaring te twijfelen en hanteert daarom 15 augustus 2020 als einddatum.
Voor wat betreft de onder feit 1 tenlastegelegde verkrachting hanteert de rechtbank de datum 1 maart 2017 als begin van de pleegperiode, gelet op de verklaring van de vriendin van verdachte waaruit blijkt dat [naam dochter] vanaf het voorjaar van 2017 weer bij haar en verdachte kwam logeren. Als einddatum van de pleegperiode gaat de rechtbank uit van eveneens 15 augustus 2020.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [naam dochter] in de periode van 1 maart 2017 tot en met 15 augustus 2020 (feit 1 primair) en aan ontucht met [naam dochter] in de periode van 1 januari 2015 tot en met 15 augustus 2020 (feit 2).