ECLI:NL:RBAMS:2023:279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
C/13/719610 / HA ZA 22-510
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van een koopovereenkomst met betrekking tot het gebruik van foto's door een fotostudio

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2023, gaat het om een geschil tussen twee partijen over het gebruik van foto's op de website van de gedaagde, na de overname van een fotostudio. De eiser, [eiser 1], en de besloten vennootschap [eiser 2] B.V. hebben in 2018 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser 1] zijn aandelen heeft verkocht aan [naam]. In de overeenkomst zijn expliciete afspraken gemaakt over het gebruik van foto's, maar partijen zijn het oneens over de interpretatie van deze afspraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde foto's gebruikt voor commerciële doeleinden, maar de eisers betwisten of dit gebruik is toegestaan volgens de overeenkomst. De rechtbank heeft de bepalingen in de koopovereenkomst geanalyseerd en geconcludeerd dat de gedaagde de foto's mocht gebruiken, met uitzondering van één specifieke foto. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de noodzaak om de context van de overeenkomst in overweging te nemen bij geschillen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/719610 / HA ZA 22-510
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak, gehouden op 24 januari 2023
in de zaak van

1.1. [eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A. Schram te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.E. Deenik te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] (afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] ) en [gedaagde] genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 19 oktober 2022.
Tegenwoordig zijn mr. N.A.J. Purcell, rechter, en mr. S.P.F. Sneeboer, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [eiser 1] , in persoon en statutair bestuurder van [eiser 2] B.V.,
  • mr. Schram, voornoemd,
  • de heer [naam] , statutair bestuurder van [gedaagde] ,
  • mr. Deenik, voornoemd,
In deze zaak heeft vandaag een mondeling behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan.
De rechtbank doet de volgende uitspraak. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.

1.Gronden van de beslissing

1.1.
Het conflict gaat over het gebruik van bepaalde foto’s op de website van [gedaagde] .
1.2.
In 2018 is een koopovereenkomst gesloten, waarbij [eiser 1] zijn resterende aandelen aan [naam] heeft verkocht en is afgesproken dat [naam] de fotostudio onder een andere naam zou voortzetten. De partijen hebben in die koopovereenkomst expliciet afspraken gemaakt over het wel en niet mogen gebruiken van foto’s door [gedaagde] . Daarom moet deze zaak beoordeeld worden aan de hand van de afspraken in de koopovereenkomst.
1.3.
Partijen zijn het erover eens wat voor gebruik [gedaagde] van de foto’s maakt: het is commercieel gebruik van commercieel werk, dus zij laat op haar (nieuwe) website foto’s zien van eerder commercieel werk, om zo nieuwe klanten te werven.
1.4.
Partijen zijn het er niet over eens of dat gebruik is toegestaan. Partijen geven een verschillende uitleg aan de bepalingen in de koopovereenkomst die gaan over gebruik van foto’s.
1.5.
Als partijen een verschillende uitleg geven aan bepalingen in een schriftelijke overeenkomst, dan moet de rechter de vraag beantwoorden wat voor zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Om die vraag te beantwoorden moet vooral gekeken worden naar de context van de bepaling, dat wil zeggen hoe die past binnen de overeenkomst, en hoe die past binnen het kader van wat partijen met elkaar wilden afspreken. Daarbij kan ook van belang zijn hoe de onderhandelingen zijn verlopen, die uiteindelijk tot de tekst van de ondertekende overeenkomst hebben geleid.
1.6.
[gedaagde] zegt dat zij de werken op haar website mocht tonen. In afdeling 6, lid 5, eerste zin, van de koopovereenkomst staat dat bepaald werk van [eiser 1] , namelijk vrij werk en werk met een duidelijk [eiser 2] karakter, door de studio
nietvoor commerciële doeleinden mag worden gebruikt. Vervolgens staat in de tweede zin:

De bestanden gemaakt door de heer [eiser 2] , voornoemd, die niet onder het vrije werk en het werk met een duidelijk [eiser 2] karakter vallen mogen wel worden gebruikt voor commerciële doeleinden door [naam bedrijf] B.V., voornoemd, en de Vennootschap(= [gedaagde] , rechtbank)
.
1.7.
[gedaagde] zegt dat het zo simpel is als het hier staat. Partijen zijn het erover eens dat de foto’s op de website waar het vandaag om gaat niet onder het vrije werk of het werk met een duidelijk [eiser 2] karakter vallen. En ze zijn het erover eens dat hier sprake is van gebruik voor commerciële doeleinden. Afdeling 6, lid 5, tweede zin, van de koopovereenkomst lijkt dan te bepalen dat dit gebruik is toegestaan.
1.8.
[eisers] zegt dat dit allemaal wel zo kan zijn, maar dat in afdeling 6, lid 9, eerste zin van de koopovereenkomst staat dat voor het gebruik van opnames van kort gezegd
alhet werk van [eiser 1] , ook ander werk dan het vrije werk en het werk met een duidelijk [eiser 2] karakter, toestemming van [eiser 1] vereist is en er een prijs voor het gebruik moet worden bepaald.
1.9.
[gedaagde] stelt dat wat er in lid 9 staat slechts ziet op het gebruik van opnames
door derden. Lid 5 gaat over het gebruik van opnames door [gedaagde] . En in deze zaak gaat het om het gebruik van opnames door [gedaagde] , en niet door derden.
1.10.
Ik volg de uitleg die [gedaagde] geeft aan afdeling 6, lid 5 en lid 9 van de koopovereenkomst, en wel om de volgende drie redenen.
1.11.
Reden één is dat in lid 5 expliciet staat dat bestanden zoals die waarover het in deze zaak gaat door [gedaagde] voor commerciële doeleinden gebruikt mogen worden. De wijze van gebruik die in deze zaak aan de orde is wordt hier dus expliciet toegestaan. Dit geeft, om te beginnen, toch een sterke indicatie dat [gedaagde] de bestanden mag gebruiken.
1.12.
De tweede reden waarom ik niet de uitleg van [eisers] , maar wel die van [gedaagde] volg is het feit dat als ik de uitleg van [eisers] zou volgen, dit zou betekenen dat lid 5 geheel zinloos is. Het heeft dan immers geen zin om in lid 5 een splitsing te maken tussen twee categorieën van werk, en te zeggen dat het eerste werk helemaal niet en het andere werk wel mag worden gebruikt voor commerciële doeleinden. Als later wordt bepaald dat voor welk gebruik dan ook van welk werk dan ook toestemming is vereist, hadden partijen zich die moeite kunnen besparen. Het ligt niet voor de hand dat er zinloze bepalingen in een dergelijke overeenkomst worden opgenomen. [eisers] heeft niet kunnen uitleggen hoe het kan dat er een zinloze bepaling in de koopovereenkomst terecht is gekomen. Als gezegd zal ik, als ik een logische uitleg kan geven aan de overeenkomst of een onlogische, kiezen voor de logische. De uitleg waarbij lid 5 zinloos is, is niet logisch. De uitleg van [gedaagde] is wel logisch.
1.13.
Dan reden drie. Als ik lid 9 bekijk – die volgens [gedaagde] gaat over gebruik door derden en volgens [eisers] . over al het gebruik – en ik alleen de eerste zin lees, dan zie ik dat daar niet met zoveel woorden staat dat het gaat om gebruik door derden. Maar in de tweede, derde en vierde zin gaat het wel steeds over het gebruik van opnames door derden. In de tweede zin gaat het over de opbrengsten die de vennootschap verkrijgt en niet, zoals [eisers] heeft gesteld, over gebruiksrechten die de vennootschap verkrijgt, want opbrengsten kun je uitkeren en gebruiksrechten niet. Aan [eisers] kan worden toegegeven dat het in de tweede, derde en vierde zin over gebruik door derden gaat niet per definitie betekent dat de eerste zin ook over gebruik door derden gaat, maar dat ligt wel voor de hand. Zeker als er in lid 5 al afspraken zijn gemaakt over een ander soort gebruik (gebruik door de studio voor commerciële doeleinden). In samenhang met reden één en reden twee kan ik redelijkerwijs niets anders doen dan de uitleg van [gedaagde] volgen.
1.14.
[eisers] voert nog aan dat de onderhandelingen aanwijzingen bevatten waaruit blijkt dat de uitleg van [eisers] gevolgd moet worden. [eisers] verwijst naar een bijlage bij een mail van 8 januari 2018 van de accountant aan beide partijen. Ook verwijst [eisers] naar twee passages uit een mail van [eiser 1] aan [naam] van 22 juni 2018.
1.15.
Het klopt dat de tekst over “liegen” in de bijlage bij de mail van 8 januari 2018 de redenering van [eisers] steunt. Maar het dossier bevat ook een mail van 30 januari 2018 van [eiser 1] (dan wel zijn echtgenote) waarin weer een passage staat die een tegenovergestelde strekking heeft. En ik zie hiervan niets terug in de definitieve koopovereenkomst die zo’n elf maanden later, in november 2018, door partijen is ondertekend. Wat er in de mail van 8 januari 2018 staat doet daarom niets af aan de uitleg die ik aan de overeenkomst geef.
1.16.
Dan de mail van 22 juni 2018. Daarvan heb ik alleen twee passages die zijn opgenomen in de spreekaantekeningen van mr. Schram. Ik ken niet eens de hele tekst van de mail, ik heb geen antwoord van [naam] , en ik heb, voor zover die er waren, geen mails die eraan vooraf gingen. Daarmee mis ik nogal wat context. In het aangehaalde stukje staat een woordkeuze die de redenering van [eiser 1] zou kunnen steunen. Maar het gaat om een mail van 22 juni 2018 die gaat over lid 9, en ik kan in ieder geval zien dat de woordkeuze van [eiser 1] niet terecht is gekomen in de conceptovereenkomst die de notaris een paar dagen na deze mail heeft verstuurd (het concept van 25 juli 2018, prod. 5 bij cva). De woordkeuze is ook niet terecht gekomen in de overeenkomst zoals partijen die hebben ondertekend. Dit alles maakt dat ook de mail van 22 juni 2018, voor zover ik daar iets van kan vinden zonder de mail zelf te kennen en de context te kennen, niets afdoet aan de net genoemde redenen waarom de uitleg van [gedaagde] gevolgd moet worden.
1.17.
Dit betekent dat [gedaagde] afdeling 6, lid 5 van de koopovereenkomst zo mocht opvatten als zij heeft gedaan. Voor de volledigheid merk ik op dat het best zo kan zijn dat twee partijen een overeenkomst sluiten en over een bepaald punt een ander idee hebben over hoe het is geregeld. Het zou goed kunnen dat [eiser 1] dacht dat al zijn werk na een tijd niet meer gebruikt mocht worden door [gedaagde] terwijl [naam] dacht dat dit gold voor een deel van het werk. Als hierover dan een conflict ontstaat tussen partijen, dan moet de rechter de knoop doorhakken op grond van de maatstaf die ik eerder heb genoemd en bepalen wie de juiste uitleg geeft. Dat is wat ik heb gedaan.
1.18.
Het gevolg van het voorgaande is dat [gedaagde] op grond van afdeling 6, lid 5 van de koopovereenkomst alle foto’s opgenomen in productie 9 bij dagvaarding op haar website mocht gebruiken, behalve de foto van het Heineken glas. Die ene foto viel onder het niet toegestane gebruik (afdeling 6, lid 5, eerste zin). Maar het is onweersproken dat [gedaagde] [eisers] voor deze foto heeft betaald, en [eisers] klaagt daar niet (meer) over. Het gebruik waar het in deze zaak om gaat, is toegestaan.
1.19.
Op de discussie over auteursrechten, dus de vraag of de gebruikte foto’s eigenlijk wel auteursrechtelijke bescherming genieten en zo ja, bij wie de auteursrechten liggen, hoef ik bij deze stand van zaken niet in te gaan.
1.20.
Ik wijs de vorderingen van [eisers] af.
1.21.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze zaak is ingestoken als een IE-zaak. In IE-zaken worden hogere proceskosten toegekend dan in niet IE-zaken. Hoewel deze zaak wel IE-aspecten heeft en de eis is ingestoken vanuit het auteursrecht gaat het naar mijn oordeel vooral om een contractueel geschil. Dit maakt dat ik de zaak aanmerk als halve IE-zaak en slechts half aansluiting zoek bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). Voor de andere helft zullen de kosten begroot worden met toepassing van het liquidatietarief. [gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Zij heeft haar kosten gespecificeerd op een bedrag van € 18.988,31. Ik merk deze zaak aan als een normale bodemzaak (categorie II.a.). Het bedrag waarop [gedaagde] aanspraak maakt gaat het maximale bedrag van € 17.500,- te boven. Er is geen aanleiding meer dan het maximum toe te wijzen. Daarom stel ik de door [gedaagde] gemaakte advocatenkosten als bedoeld in artikel 1019h Rv vast op (50% van € 17.5000,-) € 8.750,-. Voor de andere helft stel ik de kosten vast op € 1.114,- (50% van 2 punten x tarief € 1.114,-) aan salaris advocaat. Maakt samen € 9.864,- aan salaris. Daarbovenop komt nog een bedrag van € 2.837,- aan door [gedaagde] betaald griffierrecht.
1.22.
De nakosten worden ambtshalve begroot overeenkomstig de geldende richtlijn. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.De beslissing

De rechtbank
2.1.
wijst de vorderingen af;
2.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot nu toe begroot op € 12.701,-;
2.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
2.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Waarvan proces-verbaal,