ECLI:NL:RBAMS:2023:2803

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
13/264766-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met niet op de hoogte zijn van de procedure

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 17 oktober 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de overlevering kon worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Tijdens de zittingen op 1 december 2022 en 4 januari 2023 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure die leidde tot het verzamelvonnis van 16 maart 2017, waaruit de overlevering voortvloeit. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid en dat er geen omstandigheden waren die in artikel 12 OLW zijn genoemd. Hierdoor kon de rechtbank concluderen dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moest worden geweigerd.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren, omdat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich voordeed. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/264766-22
RK nummer: 22/4510
Datum uitspraak: 12 januari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 juni 2018 door
the District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres]
,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 1 december 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 december 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 15 december 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 15 december 2022 [1] het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om te vernemen hoe de opgeëiste persoon tegen de mogelijkheden en consequenties aankijkt om de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a OLW en de straf over te nemen in plaats van de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Zitting 4 januari 2023
De vordering is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de openbare zitting van 4 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.M. Terlingen, advocaat te Hoorn, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
consolidated judgement issued at Sąd Rejonowy w Olkuszu Wydział II Karny [Regional Court in Olkusz Second Criminal Divison] on 16 Mar. 2017, which became final om 24 Mar. 2017 (II K 492/16), combining the following convictions:
I.
Verdict issued at Sąd Rejonowy w Olkuszu Wydział II Karny on 31 July 2013, case no. II K 510/13;
II.
Verdict issued at Sąd Rejonowy w Olkuszu Wydział II Karny on 18 Nov. 2015, case no. II K 490/15
III.
Verdict issued at Sąd Rejonowy w Olkuszu Wydział II Karny on 20 Oct. 2016, case no. II K 458/16.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog twee jaar, vijf maanden en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De opgeëiste persoon heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd gelet op artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
Het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waarin drie eerdere veroordelingen zijn samengevoegd tot één straf. Nu de duur van de totale straf is gewijzigd en de bevoegde rechterlijke autoriteit daarbij over een beoordelingsmarge heeft beschikt, valt het verzamelvonnis onder de reikwijdte van artikel 12 OLW en dient de rechtbank te beoordelen of deze weigeringsgrond zich ten aanzien van dit vonnis voordoet.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis heeft van 16 maart 2017 heeft geleid en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB, in samenhang bezien met de aanvullende informatie van 15 november 2022
en 23 november 2022, blijkt niet dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Allereerst geldt dat het verzamelvonnis niet op zijn verzoek is gewezen maar op verzoek van “
the court officer”. Een oproep voor de zitting voor het verzamelvonnis is op het voor de Poolse autoriteiten laatst bekende adres van de opgeëiste persoon afgegeven, maar de opgeëiste persoon verbleef op dat moment al in Nederland. De rechtbank kan niet vaststellen dat de opgeëiste persoon op de hoogte is geraakt van de oproep die is verstuurd. De rechtbank kan ook niet vaststellen dat de opgeëiste persoon anderszins op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Dit betekent dat niet kan worden geconcludeerd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat zich de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW voordoet en de rechtbank geen aanleiding ziet om hiervan af te zien, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 van de Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court in Krakow, Third Criminal Divisionvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ECLI:RBAMS:2022:7664.