ECLI:NL:RBAMS:2023:3065

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
13/083796-22 + 13/303148-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorzittersbeslissing inzake vragen aan NFI-deskundige in strafzaak Delos

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een voorzittersbeslissing genomen in de strafzaak Delos, met parketnummers 13/083796-22 en 13/303148-22. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om NFI-deskundige dhr. [deskundige] te horen toegewezen. Dit volgde op een eerdere beslissing van 7 maart 2023, waarin de rechtbank de rechter-commissaris opdracht gaf om dhr. [deskundige] te horen. De verdediging had een lijst van 319 vragen ingediend, die dhr. [deskundige] zou moeten beantwoorden. Tijdens de zittingen op 11 en 12 april 2023 heeft de verdediging aangegeven dat dhr. [deskundige] niet alleen als deskundige, maar ook als getuige moest worden gehoord over de verkrijging van het bewijsmateriaal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat dhr. [deskundige] slechts op bepaalde vragen kon antwoorden, en dat er een grijs gebied bestond tussen deskundige- en getuige-vragen. De rechtbank heeft besloten dat de vragen die dhr. [deskundige] niet kon beantwoorden, evenals de vragen waarvoor het Openbaar Ministerie een belet heeft verzocht, niet aan hem voorgelegd zullen worden. De rechtbank heeft ook de vragen die relevant zijn voor de verdediging en die dhr. [deskundige] wel kan beantwoorden, goedgekeurd. De beslissing om de zaak aan te houden werd genomen om het Openbaar Ministerie de gelegenheid te geven de vragenlijst te bestuderen en te reageren.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten welke vragen aan dhr. [deskundige] zullen worden voorgelegd en welke niet. De beslissing is genomen in het belang van proceseconomie, waarbij de rechtbank niet langer wilde wachten op de rapportage van dhr. [deskundige] in een andere zaak (Bondela). De voorzittersbeslissing is op 12 mei 2023 genomen door mr. M.M.L.A.T. Doll, in tegenwoordigheid van griffier mr. I. van Heusden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek 13Delos
Parketnummers: 13/083796-22 (A) + 13/303148-22 (B; gevoegd)
Voorzittersbeslissing van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd te: [detentieplaats] .
Raadslieden: mrs. M.F. Wijngaarden en R.D.A. van Boom (hierna: de verdediging).

1.Inleiding

Bij beslissing van 7 maart jl. heeft de rechtbank het verzoek van de verdediging om dhr. [deskundige] te horen toegewezen en de rechter-commissaris opdracht gegeven deze onderzoekshandeling te verrichten. Op verzoek van de rechter-commissaris hebben het Openbaar Ministerie en de raadsman van medeverdachte [medeverdachte] voorafgaand aan dit verhoor schriftelijke vragen ingediend. De beantwoording van deze vragen heeft geresulteerd in een tweede rapportage van dhr. [deskundige] van 29 maart 2023. Vervolgens is de verdediging van verdachte, op hun verzoek, op 31 maart 2023 in de gelegenheid gesteld dhr. [deskundige] (aanvullend) mondeling te horen bij de rechter-commissaris. Tijdens dit verhoor zijn er geen vragen gesteld, omdat de verdediging van verdachte bij aanvang van het verhoor de rechter-commissaris heeft gewraakt. Daarom is dhr. [deskundige] opgeroepen ter zitting te verschijnen om de verdediging nogmaals gelegenheid te bieden om de deskundige te ondervragen. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak op 11 en 12 april 2023 heeft de verdediging uiteindelijk kenbaar gemaakt 319 vragen aan dhr. [deskundige] te hebben geformuleerd en verzocht tot schriftelijke beantwoording daarvan. Daarbij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dhr. [deskundige] niet alleen als deskundige, maar ook als getuige dient te worden bevraagd over de verkrijging van het door hem onderzochte bewijsmateriaal. De rechtbank heeft beslist dat dhr. [deskundige] als deskundige zal worden gehoord, maar heeft ook overwogen dat er een grijs gebied kan bestaan tussen deskundige-vragen en getuige-vragen en dat daarmee in de beslissing rekening wordt gehouden.
Op verzoek van de rechtbank heeft dhr. [deskundige] op de zitting aangegeven op welke vragen hij geen antwoord kan geven, omdat sprake is van vragen naar onderwerpen die 1) buiten het bereik van zijn deskundigheid vallen of 2) waarover hij helemaal niet of niet uit eigen waarnemingen en/of werkzaamheden kan verklaren. Bij deze nadere bestudering door dhr. [deskundige] is gebleken dat de vragenlijst die de verdediging heeft overgelegd geheel danwel voor een substantieel deel overeenkomt met de vragenlijst die in de lopende strafzaak van het onderzoek Bondela is voorgelegd. Dhr. [deskundige] heeft aangegeven dat hij in deze zaak van de rechter-commissaris de opdracht heeft gekregen enkel de vragen te beantwoorden die binnen het bereik van zijn deskundigheid vallen. Tevens heeft dhr. [deskundige] kenbaar gemaakt dat de beantwoording van deze vragen in die zaak naar verwachting binnen een maand afgerond zal zijn.
Al deze informatie in aanmerking genomen heeft de rechtbank beslist dat de zaak zal worden aangehouden en het Openbaar Ministerie in de gelegenheid gesteld de vragenlijst van de verdediging te bestuderen en zo nodig gemotiveerd aan te geven voor welke vragen zij de rechtbank verzoekt de beantwoording daarvan te beletten. Nadat de verdediging de mogelijkheid heeft gekregen hierop schriftelijk te reageren, zal de rechtbank beslissen welke vragen in het onderzoek Delos aan dhr. [deskundige] moeten worden gesteld. Vervolgens zal het rapport van dhr. [deskundige] met de beantwoording van de vragen in de zaak Bondela aan het dossier van het onderzoek Delos worden gevoegd, opdat kan worden bezien welke door de rechtbank geselecteerde vragen reeds zijn beantwoord en zal in een voorzittersbeslissing kenbaar worden gemaakt welke eventuele resterende vragen (die in het grijze gebied van deskundige- en getuige-vragen vallen) aanvullend aan dhr. [deskundige] ter beantwoording zullen worden voorgelegd. Daarmee is het verhoor van dhr. [deskundige] in onderzoek Delos afgerond; er zullen geen aanvullende schriftelijke of mondelinge vragenrondes meer plaatsvinden.
Inmiddels heeft de rechtbank op 14 april j.l. het standpunt van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de ingediende vragenlijst ontvangen en op 1 mei jl. de schriftelijke reactie van de verdediging daarop. Na overleg met de rechter-commissaris in het onderzoek Bondela is gebleken dat de door de verdediging in die zaak ingediende vragenlijst nog niet aan een rechterlijke beoordeling is onderworpen en dat onbekend is wanneer zal worden beslist welke vragen daadwerkelijk ter beantwoording aan dhr. [deskundige] worden voorgelegd. In het kader van proceseconomie ziet de rechtbank aanleiding om de rapportage van dhr. [deskundige] in het onderzoek Bondela niet langer af te wachten, maar in plaats daarvan in het onderhavige onderzoek ten aanzien van alle vragen door middel van een voorzittersbeslissing te bepalen welke vragen aan dhr. [deskundige] zullen worden voorgelegd.
Deze voorzittersbeslissing is hieronder weergegeven.

2.Beoordeling

Bij de beoordeling van de door de verdediging ingediende vragenlijst heeft de rechtbank allereerst gekeken naar de vragen waarvan dhr. [deskundige] ter zitting heeft aangegeven dat hij deze niet kan beantwoorden. Dit betreft de volgende vragen: 16 t/m 19, 26, 29 t/m 32, 40 t/m 42, 44 t/m 46, 49 t/m 53, 55, 56, 65 t/m 78, 83 t/m 85, 90, 96 t/m 98, 100 t/m 107, 109 t/m 112, 114 t/m 125, 133, 135, 136, 138 t/m 140, 143 t/m 146, 153 t/m 156, 158 t/m 160, 162, 167, 168, 174, 179, 182, 183, 185, 220, 221, 225, 226, 230, 240, 262, 266, 267, 286, 287, 288, 312, 314, 318 en 319. Vervolgens heeft de rechtbank acht geslagen op het verzoek van het Openbaar Ministerie om de beantwoording van een deel van de vragen te beletten. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de schriftelijke reactie van de verdediging waarin is aangevoerd dat de geformuleerde vragen gericht op het onderzoek naar/toetsing van de wijze van verkrijging van het bewijsmateriaal en de beantwoording daarvan evident van belang zijn voor het antwoord op de vragen van 348/350 Sv en om die reden slechts kunnen worden belet indien sprake is van een verschoningsrecht of daarmee ingevolge artikel 187d Sv een zwaarwegend opsporingsbelang c.q. het belang van de staatsveiligheid wordt geschaad.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging in aanmerking genomen, stelt de rechtbank voorop dat de vragen waarvan dhr. [deskundige] niet op voorhand heeft aangegeven dat hij deze niet kán beantwoorden en waarvoor het Openbaar Ministerie geen belet heeft verzocht, zonder meer ter beantwoording zullen worden voorgelegd. Dit betreft de (genummerde) vragen: 1, 2, 24, 37, 38, 47, 54, 62, 89, 92, 94, 95, 126, 127, 128, 137, 141, 169, 171, 184, 186, 187, 190 t/m 204, 207 t/m 219, 223, 224, 227 t/m 229, 231 t/m 236, 238, 239, 241 t/m 253, 255 t/m 261, 263 t/m 265, 268 t/m 278, 280 t/m 285 en 289 t/m 311.
Daarnaast is de rechtbank door de rechter-commissaris in het onderzoek Bondela geïnformeerd over haar gesprek op 9 mei jl. met dhr. [deskundige] over de te beantwoorden vragen, waarin dhr. [deskundige] kenbaar heeft gemaakt veel van de geformuleerde vragen in beginsel wel te kunnen beantwoorden, maar dat het antwoord op een deel van die vragen ‘nee’ zal zijn. Aangezien ook deze (ontkennende) antwoorden voor de verdediging relevante informatie kunnen bevatten, zal de rechtbank (net als in het onderzoek Bondela) deze vragen aan dhr. [deskundige] voorleggen. Dit betreft de volgende (genummerde) vragen: 4 t/m 10, 14, 15, 18, 23, 25, 27, 36, 43, 44, 51, 52, 57 t/m 61, 63, 64, 70, 72, 79, 80, 81, 90, 91, 93, 97, 98, 108, 130 t/m 132, 142, 148 t/m 152, 157 t/m 160, 163 t/m 166, 172 t/m 177, 180, 181, 185, 189, 205, 206, 222, 237, 266, 267, 279 en 312. Daarbij wordt het verzoek van de verdediging om dhr. [deskundige] , na de beantwoording van de vragen, nogmaals (vervolg)vragen te kunnen stellen over waarom hij bepaalde vragen niet of enkel ontkennend kan beantwoorden, afgewezen.
Ten aanzien van de resterende vragen heeft de rechtbank bezien of deze zich bevinden in het eerder genoemde grijze gebied tussen deskundige-vragen en getuige-vragen en om die reden ook aan dhr. [deskundige] moeten worden voorgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit geldt voor de (genummerde) vragen: 62, 86, 87, 88, 99, 126, 129 en 188. Ook deze vragen zullen derhalve aan dhr. [deskundige] worden voorgelegd.
De overige vragen die de verdediging heeft ingediend zullen worden geweigerd, nu hetzij dhr. [deskundige] heeft aangegeven deze vragen niet te kunnen beantwoorden, hetzij het door het Openbaar Ministerie verzochte belet zal worden toegestaan. Deze vragen zullen niet aan dhr. [deskundige] worden voorgelegd nu deze zien op onderwerpen die buiten het bereik van zijn onderzoeksrapport vallen en/of waarover hij niet vanuit zijn deskundigheid of eigen waarnemingen en werkzaamheden kan verklaren.

3.Beslissing

Op basis van het voorgaande komt de voorzitter van de rechtbank tot de volgende beslissing:
-
Wijst toehet beantwoorden van de volgende (genummerde) vragen door de NFI-deskundige dhr. [deskundige] : 1, 2, 4 t/m 10, 14, 15, 18, 23 t/m 25, 27, 36 t/m 38, 43, 44, 47, 51, 52, 54, 57 t/m 64, 70, 72, 79, 80, 81, 86, 87, 88, 89, 90 t/m 95, 97, 98, 99, 108, 126 t/m 132, 137, 141, 142, 148 t/m 152, 157 t/m 160, 163 t/m 166, 169, 171 t/m 177, 180, 181, 184 t/m 219, 222 t/m 224, 227 t/m 229, 231 t/m 239, 241 t/m 253, 255 t/m 261, 263 t/m 285 en 289 t/m 312.
-
Wijst afhet beantwoorden van alle overige vragen door de NFI-deskundige dhr. [deskundige] .
Deze beslissing is op 12 mei 2023 genomen door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.