ECLI:NL:RBAMS:2023:3101

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
AMS 22/4723
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-pensioen met terugwerkende kracht en de mededelingsplicht van de pensioengerechtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen de herziening van zijn AOW-pensioen beoordeeld. Eiser, woonachtig in Suriname, ontving sinds december 2013 een AOW-pensioen voor alleenstaanden. Echter, na melding van zijn huwelijk op 11 april 2019, heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) zijn pensioen herzien naar een gehuwdenpensioen met terugwerkende kracht vanaf mei 2019. Eiser betwistte deze herziening, stellende dat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote en recht had op een pensioen voor alleenstaanden.

De rechtbank oordeelt dat eiser niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, aangezien er geen verzoek tot echtscheiding was ingediend en eiser financieel bijdroeg aan het levensonderhoud van zijn echtgenote. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn huwelijk niet tijdig heeft gemeld aan de SVB, wat in strijd is met de mededelingsplicht. De rechtbank concludeert dat de herziening van het pensioen met volledige terugwerkende kracht terecht is uitgevoerd, en dat er geen aanleiding is voor matiging van de herziening. Eiser krijgt geen gelijk en zijn beroep wordt ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht voor pensioengerechtigden en de gevolgen van het niet naleven daarvan. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Paramaribo Zuid, eiser

(gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. A. van der Weerd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van zijn AOW-pensioen. [1] Vanaf mei 2019 is het pensioen van eiser gewijzigd van een pensioen voor een alleenstaande naar een gehuwdenpensioen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 12 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met behulp van een beeldverbinding, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Wat aan deze procedure voorafging
2.1.
Eiser is woonachtig in Suriname. Sinds december 2013 ontvangt hij een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Verweerder heeft op 2 maart 2022 bericht van de gemeente ontvangen dat eiser op 11 april 2019 is gehuwd met mevrouw [echtgenote] . Eiser heeft verweerder per digitale melding van 4 maart 2022 laten weten dat hij sinds
22 januari 2022 samenwoont met zijn echtgenote.
2.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder het AOW-pensioen van eiser herzien en vanaf mei 2019 gewijzigd van een pensioen voor een alleenstaande naar een gehuwdenpensioen. Verweerder heeft in dit besluit ook aangegeven dat aan eiser teveel AOW-pensioen is uitbetaald en dat verweerder van plan is dit bedrag van hem terug te vragen.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder blijft bij het standpunt dat het AOW-pensioen van eiser voor de maanden mei 2019 tot en met maart 2022 met terugwerkende kracht wordt herzien. Eiser heeft over die maanden recht op een AOW-pensioen voor gehuwden, niet op een AOW-pensioen voor alleenstaanden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder het AOW-pensioen van eiser terecht met terugwerkende kracht heeft herzien vanaf mei 2019. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Niet aan de orde is de terugvordering en de hoogte van de boete, nu verweerder nog niet heeft beslist op eisers bezwaar tegen het terugvorderings- en boetebesluit.
Duurzaam en gescheiden leven
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in de periode van mei 2019 tot en met januari 2022 duurzaam gescheiden van zijn echtgenote heeft geleefd en dat hij over die maanden recht heeft op een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Eiser en zijn echtgenote woonden vanaf de start van het huwelijk gescheiden en leefden alsof zij niet getrouwd waren omdat sprake was van een vertrouwensbreuk. Zij ondernamen geen gezamenlijke activiteiten en hadden minimaal contact met elkaar. Tussen eiser en zijn echtgenote is ook geen sprake geweest van een financiële verstrengeling. De alimentatiebetalingen vonden plaats op grond van moraal en fatsoen. Eiser heeft niet bijgedragen in zorgkosten van zijn echtgenote. Er was sprake van een gewilde en bestendigde situatie waarbij de feitelijke toestand uitwijst dat partijen beiden een afzonderlijk leven leidden alsof er geen huwelijk is.
5. Op grond van artikel 1, derde lid, onder b, van de AOW wordt in deze wet en daarop berustende bepalingen als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
6. De rechtbank is van oordeel dat uit het door verweerder verrichte onderzoek blijkt dat eiser en zijn echtgenote niet duurzaam en gescheiden van elkaar hebben geleefd vanaf de huwelijksdatum. Een verzoek tot echtscheiding is nooit ingediend en elke maand droeg eiser vrijwillig bij in de kosten van het levensonderhoud van zijn echtgenote. Eiser heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat wel sprake was van duurzaam en gescheiden leven. Dat eiser en zijn echtgenote niet in hetzelfde huis woonden, doet hieraan niet af. De door eiser aangehaalde twee-woningen-regel vormt namelijk een uitzondering op de beoordeling of sprake is van een gezamenlijke huishouding op grond van de AOW, maar is niet relevant voor de beoordeling of sprake is van duurzaam en gescheiden leven.
Mededelingsplicht
7. Verder stelt eiser dat hij tijdig heeft gemeld dat hij op 11 april 2019 is gehuwd. Hij heeft dit vanaf 15 april 2019 geprobeerd telefonisch door te geven aan verweerder, maar kreeg daar geen reactie op. Ook heeft eiser in mei 2019 en juli 2020 een DigiDkennisgeving van het huwelijk naar verweerder verzonden. Eiser heeft op 13 juli 2020 een kennisgeving per post als rappel aan verweerder gezonden. Eiser is ervan uitgegaan dat hij zijn huwelijk tijdig had doorgegeven en dat zijn AOW-pensioen voor alleenstaanden gehandhaafd zou blijven omdat hij duurzaam en gescheiden van zijn echtgenote leefde.
8. In artikel 17a, eerste lid aanhef en onder a, van de AOW is bepaald dat verweerder een besluit tot verlening van AOW-pensioen herziet indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 49 van de AOW heeft geleid tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen.
9. In artikel 49 van de AOW is bepaald dat de pensioengerechtigde onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden aan verweerder meedeelt, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of de hoogte daarvan. In de praktijk hanteert verweerder het beleid dat wijzigingen binnen vier weken moeten worden doorgegeven.
10. De rechtbank stelt vast dat de periode waarover het pensioen wordt herzien
11 april 2019 tot en met 31 maart 2022 betreft. Over die periode heeft eiser namelijk een pensioen voor alleenstaanden ontvangen terwijl hij gehuwd was. De periode die tussen partijen nog in geschil is, betreft evenwel de periode 11 april 2019 tot en met
22 januari 2022. De periode 22 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 is niet in geschil omdat eiser heeft aangegeven dat hij vanaf 22 januari 2022 met zijn echtgenote samenwoont. In zoverre bestrijdt eiser de herziening niet.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht het pensioen van eiser met volledige terugwerkende kracht heeft herzien. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser, op welke wijze dan ook, geen mededeling heeft gedaan van zijn huwelijk, zodat verweerder daar ook niet van op de hoogte was. De rechtbank stelt verder vast dat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij zijn huwelijk tijdig heeft doorgegeven aan verweerder. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat in beginsel een verplichting tot volledige herziening bestaat en dat daarvan enkel kan worden afgezien als daar dringende redenen voor zijn. Er zijn in het geval van eiser echter geen redenen om geheel of gedeeltelijk van herziening met terugwerkende kracht af te zien. Dat, zoals eiser heeft aangevoerd, het door de Covid-pandemie niet mogelijk was om naar Nederland af te reizen om het huwelijk in te schrijven, is niet aan te merken als dringende reden. Dit geldt alleen al omdat eiser al op 11 april 2019 is gehuwd, ruim voor het begin van de pandemie in 2020. Eiser had er bovendien ook voor kunnen kiezen het huwelijk per (al dan niet aangetekende) brief door te geven. Voor een matiging van de herziening bestaat dan ook geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet.