ECLI:NL:RBAMS:2023:3227

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
13/306380-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en aanranding van een jonge vrouw door een 39-jarige man in Amsterdam

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een 39-jarige man veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het verkrachten en aanrandden van een jonge vrouw op 23 november 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, schuldig was aan de feiten. De zaak kwam ter terechtzitting na een aangifte van de vrouw, die verklaarde dat zij na een avond uit, werd benaderd door de verdachte die haar met geweld vastpakte en seksuele handelingen verrichtte. De rechtbank achtte de verklaring van de aangeefster betrouwbaar, ondersteund door getuigenverklaringen. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor de verkrachting, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor seksueel binnendringen. De verdachte had een geschiedenis van alcoholmisbruik en psychische problemen, wat de rechtbank meebracht in de strafmaat. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling, om de kans op recidive te verkleinen. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar advocaat, vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/306380-22
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
correspondentieadres zoals ter terechtzitting opgegeven door verdachte:
[adres] ,
gedetineerd in de ‘ [naam PI] en aldaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 9 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.P. Dayala, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd – verweten dat hij op 23 november 2023 te Amsterdam:
feit 1:
[slachtoffer] heeft verkracht. Subsidiair is de poging daartoe tenlastegelegd;
feit 2:
[slachtoffer] heeft aangerand.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair. Hoewel aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn vingers achter haar schaamlippen is geweest, is de officier van justitie niettemin van mening dat het seksueel binnendringen niet bewezen kan worden. Aangeefster is over dit onderwerp slechts summier gehoord en heeft zelf aangegeven dat het allemaal heel vlug gebeurde, terwijl er geen ander bewijs is dat haar verklaring op dit punt ondersteunt. Daarom moet vrijspraak volgen van verkrachting. Ook de poging tot verkrachting kan niet bewezen worden. Uit de handelingen van verdachte, het vasthouden en de hand in de onderbroek doen, kan niet worden gedestilleerd dat deze waren gericht op het seksueel binnendringen van de vagina van aangeefster.
De onder feit 2 ten laste gelegde aanranding acht de officier van justitie wel bewezen. De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar nu deze afzonderlijk en in onderlinge samenhang consistent zijn. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Beide getuigen hebben gezien dat verdachte aangeefster vasthield. Ook hebben beide getuigen aangeefster horen schreeuwen om hulp. Dit biedt voldoende ondersteuning om tot een bewezenverklaring te komen van de in feit 2 ten laste gelegde feitelijkheden.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden wegens een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdenking is louter en alleen gebaseerd op de verklaring van aangeefster, die bovendien discutabel is wegens haar overmatig alcoholgebruik. De getuigen [getuige 3] , [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 4] hebben geschreeuw gehoord maar kunnen niets verklaren over ontuchtige handelingen/aanranding of een verkrachting. Het DNA-onderzoek en het onderzoek van de GGD hebben geen aanwijzingen opgeleverd dat verdachte zich aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Verklaring aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 23 november 2022 rond 00:30 uur, na een cafébezoek in de stad, terug kwam bij haar woning in de [adres] . Op het moment dat zij haar fiets met een kettingslot aan het vastzetten was, stond er opeens een man op een halve meter afstand naast haar. De man kwam heel bedreigend op haar over. Ineens pakte de man haar met één hand bij haar haren vast, aan de rechterkant van haar hoofd. Aangeefster schrok hevig en ze zei dat de man haar moest loslaten. De man zette haar schuin voor zich neer. Zij voelde dat hij ineens met zijn andere hand richting haar buik ging, gelijk haar string in. Met deze hand gaf hij een soort ruk om bij haar vagina te komen. Zij heeft toen hard ‘nee, nee’ geschreeuwd. Zij voelde vervolgens dat de man met, zij denkt één vinger, over haar venusheuvel verder ging naar haar vagina. Vervolgens voelde zij dat hij met zijn vingers tussen haar buitenste en binnenste schaamlippen ging. Het deed dit snel en ongecontroleerd. Aangeefster heeft ook verklaard dat de vingers van de man duidelijk anders voor haar voelden dan de vingers van haar vriendje. Aangeefster is heel hard gaan schreeuwen maar de man bleef haar vasthouden, tot het moment dat een buurman naar buiten kwam.
Verklaring aangeefster betrouwbaar
Door twee buurtbewoners is 112 gebeld, waarna de politie snel ter plaatse was. Een verbalisant sprak aldaar met aangeefster, die hevig geëmotioneerd was. Zij vertelde aan deze verbalisant wat er was gebeurd. Diezelfde nacht heeft zij op het politiebureau een informatief gesprek zeden gehad met twee andere verbalisanten, aan wie zij opnieuw heeft uiteengezet wat haar was overkomen. De daarop volgende avond heeft zij uiteindelijk aangifte gedaan. De rechtbank stelt vast dat aangeefster op meerdere momenten gedetailleerd over het gebeuren heeft verklaard en dat deze verklaringen consistent zijn. Ook de door buurtbewoners en de politie geconstateerde emotionele toestand waarin zij direct na het gebeurde verkeerde past bij de ingrijpende handelingen die zij heeft beschreven. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar is en bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Haar verklaring wordt bovendien op belangrijke punten ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 4] , [getuige 1] en [getuige 2] .
Getuige [getuige 4] heeft een vrouw ‘help, help’ horen schreeuwen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij een vrouwenstem hoorde zeggen: “Kom niet dichterbij, blijf uit mijn buurt”. Ze keek uit het raam en zag een man een vrouw vasthouden. Aan de bewegingen van de vrouw te zien, kon zij niet wegkomen. Zij ging met haar lijf heen en weer. De vrouw riep om hulp en riep ‘au’. Omdat de vrouw met haar bovenlichaam krampachtig naar voren ging en op die manier haar lichaam probeerde te beschermen, denkt de getuige dat de man de vrouw op een moment intiemer vastpakte. De man liet de vrouw los op het moment dat een buurtbewoner de straat op kwam lopen. De politie kwam de straat inrijden en de getuige zag dat de politie de man aanhield.
De getuige [getuige 2] werd wakker van geschreeuw en hoorde iemand hard “Nee, nee, nee” roepen. Ze keek uit het raam en zag haar huisgenoot [slachtoffer] , met een man heel dicht bij haar. Getuige ging naar beneden en zij zag dat de man [slachtoffer] nog steeds vast had. Ze kwam samen met een buurman naar buiten gerend, waarna de man [slachtoffer] losliet. [slachtoffer] zei tegen haar dat de man zijn hand in haar broek had gedaan. Zijn vingers voelden stomp en rond.
Een niet bij name genoemde vrouwelijke getuige verklaarde tegenover verbalisant [naam verbalisant] nog het navolgende: "Ik hoorde schreeuwen op straat. Ik ben gaan kijken. Ik zag dat er een meisje door een man werd vastgehouden. Ik ken de man niet. Ik zag dat het meisje probeerde los te komen maar dat lukte niet. Ik zag dat de man aan de haren van het meisje aan het trekken was. Toen ik zag dat ze niet los kon komen heb ik mijn vader gewaarschuwd."
Verdachte is de man die aangeefster heeft vastgehouden
De politie, die snel ter plaatse was, trof de man aan vlak in de buurt van de plaats delict. Hij was sterk onder invloed van alcohol en sprak met dubbele tong. Op aanwijzing van omstanders werd hij aangehouden. De getuige [getuige 1] heeft gezien dat de politie de man heeft aangehouden die de vrouw had vastgehouden. Aanvankelijk kon de politie de personalia van verdachte niet achterhalen en is hij onder een NN-nummer ingeschreven, maar later bleek hij verdachte [verdachte] te zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte de persoon is geweest waarover aangeefster heeft verklaard.
Seksueel binnendringen
Zoals hiervoor vermeld, heeft aangeefster verklaard dat de man eerst met zijn hand in haar broek ging en vervolgens een soort rukbeweging maakte om bij haar vagina te komen. Zij voelde dat hij met één vinger over haar venusheuvel verder ging naar haar vagina. Vervolgens voelde zij dat hij met zijn vingers tussen haar buitenste en binnenste schaamlippen ging en aan haar clitoris zat. Het was ongecontroleerd en het ging snel maar ze voelde het wel.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is er reeds sprake van seksueel binnendringen van het lichaam, indien tussen de schaamlippen en over de clitoris wordt gewreven (Hoge Raad 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910).
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verklaring van aangeefster van voldoende gewicht om ook het seksueel binnendringen bewezen te achten. Aangeefster heeft op diverse momenten verklaard dat verdachte met zijn vingers bij en in haar vagina is geweest. Op dit punt is zij expliciet tijdens haar aangifte bevraagd, waarbij zij heldere antwoorden heeft gegeven en zelfs specifiek heeft beschreven hoe de vingers van verdachte aanvoelden. De rechtbank acht het moeilijk voorstelbaar dat aangeefster zich op dit punt zou hebben vergist. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de getuige [getuige 1] heeft gezien dat de vrouw met haar bovenlichaam krampachtig naar voren ging en haar lichaam probeerde te beschermen, hetgeen de rechtbank als ondersteunend aan deze verklaring van aangeefster beschouwt. Zij acht dan ook bewezen dat verdachte met zijn vingers tussen de binnenste en buitenste schaamlippen van [slachtoffer] is geweest.
Bewezenverklaring verkrachting en aanranding
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] heeft verkracht, zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair en dat hij [slachtoffer] heeft aangerand zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Eendaadse samenloop
Omdat de feitelijkheden van de in de feit 2 bewezen verklaarde aanranding tevens zijn begrepen in de onder 1 primair bewezen verklaarde verkrachting, is sprake van eendaadse samenloop.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
onder feit 1:
op 23 november 2022 te Amsterdam, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, zijn hand in de broek van die [slachtoffer] gestoken en vervolgens over de schaamstreek van die [slachtoffer] gewreven en daarbij zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht,
en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- op die [slachtoffer] is afgelopen en
- met zijn lichaam dicht bij het lichaam van die [slachtoffer] is gaan staan en
- met zijn hand de haren van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het lichamelijk overwicht dat verdachte op die [slachtoffer] had, in welke lichamelijke overwicht situatie die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan die seksuele handelingen van verdachte;
onder feit 2:
op 23 november 2022 te Amsterdam, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, hand in de broek van die [slachtoffer] gestoken en vervolgens over de schaamstreek van die [slachtoffer] gewreven en daarbij zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht, en bestaande dat geweld uit
- het op die [slachtoffer] af lopen en
- het met zijn, verdachtes, lichaam dicht bij het lichaam van die [slachtoffer] staan en
- het met zijn, verdachtes, handen de haren van die [slachtoffer] vastpakken en
- het onverhoeds uitvoeren van deze ontuchtige handelingen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair is verzocht om tbs met voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte aan een depressieve stoornis en aan een stoornis in het gebruik van alcohol lijdt, dat hij daar psychiatrische hulp voor nodig heeft en dat hij een stabiele woonomgeving en dagbesteding nodig heeft.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft aangeefster, een jonge en voor hem onbekende vrouw, verkracht en aangerand. Dit gebeurde ’s nachts, onverhoeds en voor haar huis; een plek waar zij zich bij uitstek veilig hoort te voelen. Verdachte heeft – zonder ook maar op enige manier acht te slaan op de gevoelens van aangeefster – haar met geweld op ernstige wijze geschonden in haar lichamelijke integriteit. Dat de impact van zijn handelen grote gevolgen heeft gehad voor aangeefster, blijkt ook uit het dossier; aangeefster was ten tijde van de feiten zo bang, dat meerdere mensen wakker zijn geworden door haar geschreeuw en het alarmnummer hebben gebeld. Aangeefster zou vanwege het incident zelfs willen verhuizen en is bang dat zij verdachte weer tegen zal komen op straat.
Zowel in zijn verklaringen bij de politie als ter terechtzitting, heeft verdachte er geen blijk van gegeven de ernst van zijn handelen in te zien.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de afgelopen jaren voor uiteenlopende feiten, waaronder veel winkeldiefstallen, is veroordeeld, echter niet voor een zedendelict.
Drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, heeft op 29 maart 2023 een psychologische rapportage over verdachte uitgebracht. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij betrokkene sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en een depressieve stoornis. Daarnaast is er sprake van een ten hoogste zwakbegaafd niveau van functioneren. Waarschijnlijk is ook sprake van een oorlogstrauma, maar de diagnose posttraumatische stressstoornis kan op dit moment nog niet worden gesteld. Zijn problematiek leidt tot ernstig disfunctioneren op meerdere levensgebieden, zoals wonen, werk, relaties en contacten met justitie.
Mogelijk is sprake geweest van enige doorwerking van de ernstige stoornis in het gebruik van alcohol in de ten laste gelegde feiten maar er kan echter niet beoordeeld worden in welke mate er sprake is van een doorwerking.
Betrokkene kan vanwege zijn beperkte capaciteiten de gevolgen van zijn overmatig alcoholgebruik op zijn gedrag moeilijk inschatten en heeft vanwege zijn ernstige verslaving in combinatie met zijn zwakbegaafdheid en beperkte coping, onvoldoende controle over het gebruik van alcohol.
Tot op heden heeft de ingezette (vrijwillige) hulpverlening onvoldoende tot een structurele gedragsverandering geleid. Dit heeft grotendeels te maken met zijn (terugval in) alcoholgebruik. Betrokkene wil wel hulp, maar het lukt hem, vanwege zijn verslaving en andere beperkingen, niet om zijn leven in goede banen te leiden. De rapporteur adviseert om betrokkene in eerste instantie te laten stabiliseren door middel van een langdurige klinische opname. Zodra betrokkene gestabiliseerd is, zal hij naar verwachting beter in staat zijn om zich te houden aan reclasseringstoezicht, aangezien hij hier wel ontvankelijk voor is. Ook kan er tijdens een klinische opname ingezet worden op verdiepende diagnostiek om te kijken wat betrokkene nodig heeft.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Den Haag van 17 april 2023 is te lezen dat verdachte in 2010 uit Eritrea is gevlucht en uiteindelijk in Nederland asiel heeft gekregen. Betrokkene is ten gevolge van de coronapandemie zijn baan verloren, in de financiële problemen geraakt en dakloos geworden. Daarnaast is betrokkene sociaal geïsoleerd geraakt nadat hij in 2016 werd gediagnostiseerd met een HIV-virusinfectie. Hij is in een afglijdende schaal alcohol gaan gebruiken.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering acht intensieve interventies, zoals een langdurige klinische opname wenselijk. Binnen deze klinische opname dient allereerst aandacht te zijn voor de alcoholverslaving zodat vervolgens gewerkt kan worden aan de overige problematiek en geschiedenis van antisociale gedragingen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden, een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijk opvang, een contact- en locatieverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Tevens heeft de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker de heer V. Grimbergen, bevestigd dat inmiddels een indicatiestelling is afgegeven en dat een kliniek in beeld is. Echter is er nog geen duidelijkheid wanneer verdachte aldaar terecht kan. Om tot resultaat te komen zal de klinische opname maximaal een jaar moeten duren.
Omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot een bewezenverklaring komt van verkrachting, komt zij tot een aanmerkelijk zwaardere straf dan gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Zij is met de psycholoog en de reclassering van oordeel dat de aard en ernst van de bij verdachte aanwezige problematiek een langdurige klinische opname noodzakelijk maken. Het is belangrijk dat verdachte eerst zijn alcoholverslaving onder controle krijgt, voordat met succes gewerkt kan worden aan de overige problematiek. De rechtbank zal daarom de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden overnemen, met uitzondering van het contact- en locatieverbod met betrekking tot aangeefster [slachtoffer] . Nu verdachte het slachtoffer willekeurig heeft uitgekozen, bestaat geen aanleiding om te verwachten dat hij met aangeefster contact zal zoeken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten verkrachting en aanranding. Gelet op de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornissen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. C.A. Bouw, vordert € 500,- aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien
- de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen;
- er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022. De benadeelde partij wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De vordering voor vergoeding van de materiële schade is tot een bedrag van € 500,- betwist door zowel de officier van justitie als de verdediging omdat de vordering niet met stukken is onderbouwd. Met hen is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten materiële schade heeft geleden. Ook ten aanzien hiervan wordt de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 55, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van: verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht
Veroordeelde zich (uiterlijk) binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Inforsa Reclassering op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde zich laat opnemen in een nader te bepalen forensische instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde zich laat behandelen door Inforsa Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de langdurige klinische opname in kader van de nazorg. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde in een instelling verblijft voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de langdurige klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Dagbesteding
Veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 30 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh en mr. Ç.H. Dede, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2023.