7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee oplichtingen. Samen met de medeverdachte heeft verdachte zich voorgedaan als een betrouwbare koper en door het opgeven van een valse naam en door gebruik te maken van een valse mobiel bankieren app hebben zij het vertrouwen van de verkopers gewonnen. De telefoons die beide verkopers hebben afgegeven zijn nooit betaald en ook niet teruggekomen. Door de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte wordt het voor goedwillende mensen steeds moeilijker om tweedehands spullen op een eerlijke manier te verkopen. Verdachte heeft tijdens de zitting ook niet laten merken dat hij deze manier van handelen afkeurt of dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 8 maart 2023. Hieruit volgt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen maar niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook ziet de rechtbank dat verdachte na de aanhouding voor het laatste feit niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 april 2023, opgesteld door [reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Hieruit volgt dat verdachte zich in een sociale omgeving bevindt met personen die delicten plegen. Hij heeft geen dagbesteding en geen inkomen. Wanneer de ontwikkeling van verdachte op meerdere gebieden stagneert, lijkt hij niet het overzicht te kunnen bewaren en de problemen niet zelfstandig op te kunnen lossen. Sinds 2021 krijgt verdachte ondersteuning van een coach van Westcoaching. De reclasseringswerker verwijst in haar advies naar een rapport van de jeugdreclassering waarin wordt beschreven dat verdachte zich goed laat begeleiden door de coach. Daarbij wordt verdachte als weerbaar gezien, maar maakte hij in het verleden regelmatig keuzes die tot politiecontacten hebben geleid. Er vindt op dit gebied geen gedragsverandering plaats, ondanks de ondersteuning en begeleiding van de coach. Verdachte vertrouwt niet snel iemand en ziet zelf geen zorgen. Ter zitting heeft verdachte verteld dat hij zijn coach wel vertrouwt en dat hij wekelijks contact heeft. Hij zegt de adviezen van zijn coach op te volgen.
Jeugdstrafrecht
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het plegen van feit 1 minderjarig was. Ten aanzien van dit feit is het jeugdstrafrecht van toepassing. Ten tijde van het plegen van feit 3 was verdachte achttien jaar oud. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor jongvolwassenen, met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (dan wel in dit geval op grond van artikel 495 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering), jeugdsancties toe te passen indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
In deze zaak zijn er indicaties voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen gezien de afhankelijkheid (de rechtbank begrijpt: mogelijkheid) van pedagogische beïnvloeding, de impulsiviteit van verdachte en de beperkte verstandelijke vermogens die waarneembaar zijn. De rechtbank onderschrijft het advies van de reclassering – en het standpunt van de officier van justitie – en past het jeugdstrafrecht (in de zin van sanctierecht) toe. De verdachte heeft ondersteuning nodig om het overzicht te bewaren en problemen op te lossen. De rechtbank waardeert de mogelijkheid van pedagogische beïnvloeding als voldoende kansrijk.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Voor een oplichting met een schadebedrag van meer dan € 150,- is een taakstraf vanaf 40 uren het uitgangspunt. In onderhavige zaak gaat het om twee oplichtingen met een totaal schadebedrag van minstens € 1.550,-. De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte een taakstraf op te leggen die voor een gedeelte voorwaardelijk is om de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met aftrek van de voorlopige hechtenis, passend. De rechtbank legt hierbij de volgende bijzondere voorwaarden op: een meldplicht bij de reclassering (volwassenenreclassering, conform advies reclassering), de verplichting tot het volgen van een opleiding en inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.