ECLI:NL:RBAMS:2023:3465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/751472-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot behandeling van een ingetrokken Europees aanhoudingsbevel

Op 6 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 13 juni 2016, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 26 oktober 2015 door Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 in Polen, was in deze procedure vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. S.M. Hof, aangezien hij zelf niet aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de behandeling van het overleveringsverzoek is verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestaat voor de geschorste overleveringsdetentie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het EAB is ingetrokken. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, en de rechters mrs. R.A. Sipkens en B. Vroom-Cramer. De griffier mr. V.D. Reinders was ook aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet. Deze uitspraak volgt op de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet op 1 april 2021, die wijzigingen in de Overleveringswet met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751472-16
RK nummer: 16/4095
Datum uitspraak: 6 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 juni 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 oktober 2015 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 18 augustus 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 augustus 2016. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B. Polman, die heeft waargenomen voor zijn kantoorgenoot S. Burmeister, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, om (i) de verdediging in de gelegenheid te stellen om te trachten het EAB ingetrokken te krijgen, en (ii) de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van het tweede deel van de aanvullende stukken en daarover een oordeel te vormen.
Zitting 17 oktober 2017
De behandeling is voortgezet op de openbare zitting van 17 oktober 2017. Met toestemming van de officier van justitie, mr. U.A.E. Weitzel, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. B. Polman heeft de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 18 augustus 2016.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, in afwachting van de beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ardic (C-571/17 PPU), zonder een beslissing te nemen over het beroep op gelijkstelling.
Zitting 8 maart 2018
De behandeling is voortgezet is op de openbare zitting van 8 maart 2018. Met toestemming van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. B. Polman heeft de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 17 oktober 2017. De rechtbank heeft het onderzoek nogmaals geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen uit te zoeken of de straf door Nederland kan worden overgenomen.
Zitting 6 april 2023
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 6 april 2023 in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.M. Kolman. De opgeëiste persoon is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, die door hem daartoe gemachtigd is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak, die is aangevangen vóór inwerkingtreding van de Herimplementatiewet, [1] de beslistermijn niet voor inwerkingtreding van die wet voor onbepaalde tijd is verlengd. De termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank thans ex artikel 22, eerste en derde lid, OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is reeds verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor de (geschorste) overleveringsdetentie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 18 augustus 2016 verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final judgment of the District Court in Złotów(Polen) van 14 januari 2010 (referentienummer: II K 808/09).

4.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het EAB is ingetrokken, zoals blijkt uit de e-mail van 1 februari 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en B. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op 1 april 2021 is de Wet van 3 maart 2021 tot herimplementatie van onderdelen van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (wijziging van de Overleveringswet) (hierna: Herimplementatiewet) in werking getreden.