ECLI:NL:RBAMS:2023:3479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/071871-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Denemarken

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank Aarhus in Denemarken. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1976, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De officier van justitie heeft op 17 maart 2023 een vordering ingediend tot behandeling van het EAB, dat op 6 maart 2023 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon is verschenen op de zitting van 4 mei 2023, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld. De raadsman heeft betoogd dat het EAB niet voldoet aan de voorwaarden van de Overleveringswet, omdat de feiten niet genoegzaam zijn omschreven. De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat de overlevering moet worden toegestaan, ondanks de summiere omschrijving van de feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoende informatie bevatte om de overlevering te rechtvaardigen, en dat de feiten voldoende waren omschreven om het specialiteitsbeginsel te waarborgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in bijlage 1 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/071871-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 17 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 maart 2023 door de rechtbank Aarhus, Denemarken (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1976 in [geboorteplaats] (Denemarken),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 mei 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. den Riet, advocaat in Amsterdam, die waarneemt voor zijn kantoorgenoot, mr. A.D. Kloosterman, en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Deense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een beschikking van 6 maart 2023 van de rechtbank Aarhus, Denemarken (rolnummer: 10-1704/2023), waarbij de opgeëiste persoon bij verstek in voorlopige hechtenis werd genomen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Deens recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota aangevoerd dat het EAB niet voldoet aan de in artikel 2, tweede lid, onder e, OLW genoemde voorwaarden, omdat de feiten niet genoegzaam zijn omschreven. De raadsman heeft daarom primair verzocht om de overlevering te weigeren. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om hierover aanvullende vragen te stellen aan de Deense autoriteiten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de overlevering dient te worden toegestaan. De zaak verkeert nog in de vervolgingsfase, dus de verdenking en rol van de opgeëiste persoon hoeft nog niet helemaal uitgekristalliseerd te zijn. Ondanks de summiere omschrijving van de feiten in het EAB, zijn de feiten en de rol van de verdachte genoegzaam omschreven, waardoor het specialiteitsbeginsel is gewaarborgd. Het EAB voldoet daarmee aan de vereisten. Bovendien is in de uitspraak van het Hof van Justitie van 1 december 2008 (Leymann en Pustovarov, ECLI:EU:C:2008:669) overwogen dat de tenlastelegging na overlevering nog gewijzigd mag worden als dat voortvloeit uit het strafrechtelijk onderzoek zoals genoemd in het EAB.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang. Naar het oordeel van de rechtbank is het met de omschrijving in het EAB duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en kan de rechtbank aan de hand daarvan de toelaatbaarheid van de overlevering onderzoeken. Uit het EAB onder e), in samenhang met het A-formulier, blijkt dat de opgeëiste persoon - kort gezegd - wordt verdacht van negen feiten die alle zien op het als dader importeren van grote hoeveelheden cocaïne en hasj in Denemarken, in de periode van 2020 tot 2021. Ook verkeert de zaak nog in de vervolgingsfase en hoeven de verdenking en rol van de opgeëiste persoon nog niet helemaal uitgekristalliseerd te zijn.
In voornoemde uitspraak van het Hof van Justitie van 1 december 2008 (Leymann en Pustovarov, ECLI:EU:C:2008:669) wordt het volgende overwogen: “Om uit te maken of al dan niet sprake is van enig ander feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, moet worden nagegaan of de bestanddelen van het strafbare feit, volgens de wettelijke omschrijving die in de uitvaardigende lidstaat daarvan is gegeven, die zijn waarvoor de persoon is overgeleverd en of er voldoende overeenstemming is tussen de gegevens in het aanhoudingsbevel en de gegevens in de latere procedurele handeling. Wijzigingen in de omstandigheden tijd en plaats zijn toegestaan, mits zij volgen uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure die in de uitvaardigende lidstaat is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, zij de aard van het strafbare feit niet wijzigen en zij niet leiden tot gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit.”
De rechtbank is dan ook, met de officier van justitie, van oordeel dat het feit genoegzaam is omschreven en dat het specialiteitsbeginsel voldoende is gewaarborgd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen reden om de zaak aan te houden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in psychotrope stoffen en verdovende middelen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Denemarken een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank Aarhus (Denemarken) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.